Geld voor raadslid moet naar raadslid
Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken heeft de schijn tegen. Is het niet typisch een streek van een PvdA-politica om het voor de SP onmogelijk te gaan maken een groot deel van de inkomsten van raadsleden, Statenleden en Kamerleden automatisch in de partijkas te laten vloeien? Zo wil ze, vermoedt de SP, vanaf het pluche haar aartsvijand een hak zetten.
De SP is door de afdrachtregeling groot geworden. Zelfs in meerderlei opzicht. In de eerste plaats beschikte de partij hierdoor over astronomische bedragen om de eigen organisatie te stroomlijnen en een permanente, krachtige campagne te voeren. Dit zette de SP in materieel opzicht flink op voorsprong ten opzichte van andere partijen.Maar ook immaterieel legde de afdrachtregeling de club van Marijnissen geen windeieren. Want waar vind je in dit land politici die consequent doen wat ze zeggen? Hier was nu een partij waarvan iedereen wist: ze prediken een eerlijker inkomensverdeling en ze leven er ook naar. Fantastisch toch, zo’n Kamerlid dat het grootste deel van zijn salaris afstaat aan de partij, dat tevreden is met een modaal inkomen, in een simpel rijtjeshuis woont en in een eenvoudig autootje rijdt? Woord én daad.
Niet verwonderlijk dat SP’ers op hun achterste benen staan nu Ter Horst het onderscheidende kenmerk van hun partij kritiseert. Wat heeft deze PvdA-dame te maken met de interne werkwijze van een andere partij? Een werknemer mag toch ook vrij beslissen over de besteding van zijn loon? En SP-volksvertegenwoordigers weten toch van tevoren waar ze aan toe zijn? Als ze dit niet willen, proberen ze maar bij een andere partij aan de bak te komen, zo luidt het verweer van radicale socialisten.
Maar zo simpel ligt het toch niet. Een werknemer of ondernemer mag met zijn geld inderdaad doen wat hij wil. Maar een volksvertegenwoordiger krijgt zijn gage met een welomschreven doel: om hem in staat te stellen de nodige tijd vrij te maken voor de uitoefening van zijn ambt, zonder dat hij daarbij financieel afhankelijk wordt van anderen. Als een groot deel van dit geld verdwijnt in de grote pot van een landelijk opererende partij, kan in elk geval duidelijk zijn dat dít door de wetgever nooit is bedoeld.
Dat onafhankelijk kunnen opereren, het zogeheten vrije mandaat, is in een democratie bijzonder belangrijk. Daarom leggen Kamerleden, om maar eens een belangrijke groep volksvertegenwoordigers te noemen, na hun verkiezing ook een eed of belofte af waarin zij plechtig verklaren dat zij, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk enige gift of gunst hebben gegeven of beloofd.
Natuurlijk zijn volksvertegenwoordigers nooit gehéél vrij in hun stellingname en stemgedrag. We kennen in Nederland nu eenmaal partijen en fracties die, gelukkig, voor enige structuur en voorspelbaarheid in de politiek zorgen. Maar als puntje bij paaltje komt, moet een Kamerlid, Statenlid of raadslid, als zijn geweten hem dat ingeeft, tegen de partij- of fractielijn in kunnen gaan.
Als een fulltime-Kamerlid voor zijn gezinsinkomsten van derden afhankelijk is, zelfs al is het zijn eigen partij, is dat geen goede zaak. Zo zou een kleine partijtop, vanuit een centralistisch partijkantoor, al zijn vertegenwoordigers voor 100 procent in één richting kunnen sturen.
Daarom verdient het bijval dat Ter Horst naar wegen zoekt om dit verschijnsel wat in te dammen. Dat terugdringen is slechts in beperkte mate mogelijk. Het enige wat zij kan doen, is verbieden dat de overheid de bezoldiging van volksvertegenwoordigers regelrecht in de kas van een partij stort, zoals dat nu in sommige provincies en in een aantal steden en dorpen met betrekking tot de SP gebeurt. Dat geld moet in alle gevallen regelrecht op de rekening komen van de individuele volksvertegenwoordiger.
Dat het niet tegen te houden valt dat die man of vrouw vervolgens meteen een groot deel van het geld doorsluist naar zijn partij, is juist. Maar dan heeft de overheid tenminste een signaal afgegeven en gedaan wat zij kon. Dan is het geld in elk geval formeel op het juiste adres gedeponeerd. En dan kan een raadslid, Statenlid of Kamerlid tenminste vanuit een zekere vrijwilligheid zijn geld aan zijn partij schenken.
Daarmee zou ook de SP, een partij die graag scherpe principes hanteert en die hecht aan zelfstandige volksvertegenwoordigers, blij moeten zijn.