Buitenlands beleid en veiligheidsbeleid in één document
De Tweede Kamer behandelt volgende week de defensiebegroting. De PvdA lanceerde onlangs een defensienota. Binnenlandse Zaken heeft een nationale veiligheidsstrategie gepresenteerd.
Op het eerste gezicht lijken deze zaken weinig verband met elkaar te hebben. Echter, het afkalven van defensie en het presenteren van ad-hocvisies zijn het gevolg van het ontbreken van een duidelijk kader voor de internationale politiek. Het is hoog tijd voor een concept van het Nederlandse buitenlands en veiligheidsbeleid.Het belangrijkste document van het veiligheidsbeleid is doorgaans een politieke strategie, die aangeeft welke doelen een land wil bereiken ten aanzien van binnenlandse en internationale veiligheid. Daartoe beschikt een regering over diplomatieke, militaire, economische en andere instrumenten. Nederland beschikt sinds mei met de nationale veiligheidsstrategie over een politieke strategie. De uitgangspunten van het Nederlandse buitenlands en veiligheidsbeleid zijn terug te vinden in diverse beleidsdocumenten van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Defensie, zoals de Nederlandse Defensie Doctrine (NDD) van laatstgenoemd departement.
De NDD vermeldt als uitgangspunten voor het Nederlandse buitenlands en veiligheidsbeleid -in het kader waarvan de krijgsmacht operaties uitvoert- het verzekeren van de onafhankelijkheid, integriteit, stabiliteit en welvaart van de eigen staat; het bevorderen van de internationale rechtsorde; het tonen van betrokkenheid bij humanitair leed; het tegengaan van schendingen van de rechten van de mens; het verzekeren van onbelemmerd goederenvervoer en vrije toegang tot handelsgebieden en grondstoffen. Het defensiebeleid, zoals neergelegd in de defensiebegroting 2008, maakt deel uit van het Nederlandse buitenlands- en veiligheidsbeleid. In theorie beschikt Nederland dus over een goed afgebakend nationaal veiligheidsbeleid. De realiteit is anders.
De defensienota van de PvdA wil de krijgsmacht ontdoen van zware wapens en ombouwen tot een instrument van Ontwikkelingssamenwerking, vooral in te zetten in Afrika. Daarmee gaat de PvdA voorbij aan de Nederlandse toezeggingen aan de NAVO en de EU. Maar bijvoorbeeld ook de noodzaak van de inzet van zware wapens, bijvoorbeeld voor energieveiligheid als militaire taak, maar ook tegen een eventueel herbewapenend Rusland. Het PvdA-plan richt zich slechts op een deel van het buitenlands en veiligheidsbeleid.
Het veiligheidsbeleid wordt niet alleen ondermijnd door partijpolitieke standpunten, maar ook door de nationale veiligheidsstrategie zelf. Het is gangbaar dat het staatshoofd dan wel de regeringsleider verantwoordelijk is voor het opstellen van de overkoepelende politieke strategie. Die aansturing is nodig, omdat de aan veiligheid gerelateerde departementen -zoals die van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, Defensie, Binnenlandse Zaken en Justitie- elkaars concurrent zijn. Hoewel de Nederlandse strategie begint met een voorwoord van de premier, ligt de regie voor dit document, en voor het nationale veiligheidsbeleid, echter bij de minister van Binnenlandse Zaken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de strategie de nadruk legt op binnenlandse veiligheid; voor internationale veiligheid zijn slechts 2 van de 25 pagina’s beschikbaar.
Hoe kunnen deze tekortkomingen in het beleid worden opvangen? De regering zou een beleidsdocument ”concept buitenlands en veiligheidsbeleid” kunnen opstellen. Idealiter zou dit document langer ’houdbaar’ moeten zijn dan een kabinetstermijn en een breed draagvlak moeten hebben. Dat zou kunnen door niet alleen Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Defensie hieraan te laten bijdragen, maar wellicht ook wetenschappelijke bureaus van partijen, academici en denktanks zoals Clingendael. Dit beleidsstuk zou moeten aangeven wat Nederland wil met zijn buitenlands en veiligheidsbeleid: welke strategische doelen willen we internationaal bereiken? Moet Nederland wereldwijd actief zijn of zich concentreren op bepaalde regio’s? Hoelang willen we militairen in Afghanistan houden of verleggen we de koers naar Afrika, en waarom? Is energieveiligheid belangrijker dan ontwikkelingssamenwerking? Is stabiliteit belangrijker dan democratisering?
Na beantwoording van die vragen moet dit concept prioriteiten stellen en aangeven welke capaciteiten -militaire, diplomatieke en sociaaleconomische- hiervoor nodig zijn. En dan uiteraard nog het financiële plaatje: wat mag het gaan kosten? Zo’n beleidsdocument is noodzakelijk voor een weloverwogen, goed afgestemd veiligheidsbeleid, maar zeker ook voor de krijgsmacht. Met een concept buitenlands en veiligheidsbeleid moet de regering Defensie financieren overeenkomstig de politieke ambities. Dan wordt de geldstroom voor Defensie, voor uit ambities voortvloeiende capaciteiten, gegarandeerd. Dat betekent bijvoorbeeld dat het aantal nieuwe JSF-vliegtuigen niet afhankelijk kan zijn van prijsstijgingen en dat een Afghanistanmissie niet betaald wordt door materieelverkoop. Als het veiligheidsbeleid op zo’n concept is gebaseerd, zal de krijgsmacht niet langer als schietschijf fungeren.
De auteur is luitenant-kolonel en krijgskundig onderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.