Samenleven met moslims
Titel: ”Europa, het Mekka van de islam?”
Auteur: ds. C. Rentier
Uitgeverij: Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 5881 271 1
Pagina’s: 80
Prijs: € 8,50.
”Europa, het Mekka van de islam?” luidt de intrigerende titel van een klein boekje van de hand van ds. C. Rentier. Het verdient lof dat de schrijver, ook vanuit zijn jarenlange ervaring met moslims, probeert een theologisch doordachte visie te geven op het samenleven met moslims. In ieder geval in reformatorische kring heeft het aan die visievorming lange tijd hoegenaamd ontbroken, en daarom zijn publicaties met dat karakter welkom. Het boekje gaat in op vragen rond de houding van kerk en politiek jegens moslims.
Rentier laat de missionaire taak van de kerk voluit staan en zegt daarover mooie dingen. Moslims moeten voor Christus gewonnen worden. Een passie voor mensen en een passie voor de waarheid horen bij elkaar. Een integere bejegening van moslims is geboden. Rentier gaat echter wel ver als hij de islam in Nederland bijna bedankt dat die geholpen heeft de intellectuele arrogantie van het seculiere, liberale humanisme ter discussie te stellen. Er zou, mede dankzij de islam, meer ruimte gekomen zijn voor religie, dus ook voor Evangelieverkondiging. Ik weet het niet. Zien we ook niet een andere tendens, namelijk dat islam en christendom gemakkelijk gelijkgesteld worden vanwege een algemene vrees voor fundamentalisme? Momenteel wordt zelfs de ChristenUnie met de taliban vergeleken!
Geen kans
In navolging van de moslimfilosoof Ramadan vergelijkt Rentier de positie van moslims in Europa met die van moslims in Mekka: een minderheidspositie. Op deze vergelijking is de titel van zijn boekje gebaseerd. Rentier stelt dat Mohammed onder invloed van een conflict met de Qoeraisjstam in Mekka tot een zo strikt monotheïsme kwam dat hij Jezus als de Zoon van God verwierp, terwijl hij aanvankelijk zeker niet ongeïnteresseerd was in het christendom. De auteur zegt dat die conflicten voor Mohammed een „serieuze theologische uiteenzetting” met joden en christenen verhinderden. Hij had niet de kans om van het zuivere Evangelie kennis te nemen en daar weloverwogen op te reageren.
Rentier concludeert nu dat wij moslims kunnen aanspreken op de parallellen met de Mekkaanse periode en ze de kans moeten geven om wél van dat zuivere Evangelie kennis te nemen. Naar mijn mening is dit een theoretische gedachtegang. Immers, juist in Medina is de glorie van de islam begonnen. Juist daar is de polemische, zelfs vijandige houding jegens joden en christenen in de islam verankerd geraakt en is ze deel gaan uitmaken van een eeuwenlange islamitische traditie. Mekka lospellen van Medina gaat gewoon niet.
Waarbij ik de vraag onbeantwoord laat of Mohammed uit zichzelf uit was op een „serieuze theologische uiteenzetting” met andere godsdiensten. Wie ”De historische Mohammed” (2005) van dr. J. J. G. Jansen leest, plaatst daarbij vraagtekens.
Twee sporen
De hoofdstukken over politiek prikkelen ook tot nadenken. Zoals het pleidooi om als christenen veel kritischer te zijn op onze rol in de internationale politiek. In hoeverre lijden islamitische landen onder westers machtsmisbruik en protectionisme?
Kritisch ben ik over de passages ten aanzien van de overheidstaak. De auteur bewandelt hier twee sporen, die nergens echt bij elkaar komen. Aan de ene kant zegt hij dat de overheid morele keuzes maakt. Christenen mogen het Evangelie als leidraad voor politiek handelen nemen en de publieke erkenning van Christus bevorderen. Aan de andere kant vindt de auteur dat de overheid geen ”civil religion” moet nastreven, ook geen christelijke heilstaat. De overheid moet niet proberen de erkenning van God te verbreiden. We dienen tolerant te zijn jegens moslims en mogen moskeebouw niet tegenhouden. De overheid heeft slechts de taak de samenleving leefbaar te houden.
Rentier onderbouwt dit door te stellen dat de overheidstaak geen christelijk ambt is. Van de calvinistische visie op de overheidstaak, zoals ook verwoord in artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, neemt hij afstand.
Dit roept de vraag op in hoeverre de publieke belijdenis van het Evangelie (en daarmee van Christus’ Koningschap over het publieke leven) het publiek tolereren van afgodendienst wettigt. Op die vraag wordt niet ingegaan. Toch schemert er iets van verlegenheid met die tolerantie door de teksten heen, als Rentier zegt dat christenen de komst van een moskee natuurlijk wel betreuren en dat ze ook niet actief hoeven te pogen om aan moslims dezelfde rechten en faciliteiten toe te kennen als aan christenen.
Waarom trekt hij de eerste lijn niet consequent door, namelijk dat christenpolitici mogen handelen in overeenstemming met hun overtuiging? Zolang zij hun politieke idealen binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat proberen te verwezenlijken, is er toch niets mis?
Handelen
Iets anders is dat zij vaak moeten berusten in een uitkomst van het besluitvormingsproces die de hunne niet geweest zou zijn. Maar dat hoort bij democratie. Rentiers positie lijkt echter: je mag als christenpoliticus wel wat van de islam vinden, maar er niet naar handelen. Ik vrees dat politici met zo’n visie weinig kunnen. Tot slot: het boekje zou aan waarde gewonnen hebben als de auteur zijn visie vergeleken had met het multiculturalisme van het CDA, de theocratische visie van de SGP en de tussenpositie van de ChristenUnie.