Cultuur & boeken

„Ach, ik, arme stakker”

Titel: ”Desiderius Erasmus: Verweerschriften. De spons, De ciceroniaan, Antwoord aan prins Alberto Pio van Carpi”, vertaald en toegelicht door Chris Heesakkers en Ton Osinga
Uitgeverij: Athenaeum - Polak & Van Gennip, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 2531 170 4
Pagina’s: 455
Prijs: € 32,95.

J. M. Stolk
14 November 2007 11:05Gewijzigd op 14 November 2020 05:16

Nederlanders houden er niet van: een fabrikant die in een reclame-uiting het product van een ander afkraakt. Ook persoonlijke aanvallen in woord en geschrift kunnen op weinig sympathie rekenen. In de zestiende eeuw was dat anders. Iedere theoloog van naam publiceerde brieven en geschriften om vermeende dwalingen aan de kaak te stellen. Waarop dan weer een verweerschrift volgde. Neem de reformator Johannes Calvijn. In 1543 verscheen van zijn hand een traktaat tegen de verering van relikwieën. Met enkele pennenstreken ontmaskerde hij het „bedrog” van Rome, wees er fijntjes op dat overal in Europa dezelfde ’overblijfselen’ van Christus, Maria, de apostelen, martelaren en heiligen te vinden waren. „Er is geen kerk zo klein, of zij heeft wel zo’n mierennest van beenderen en andere rommel.”

Op zijn beurt verdedigde de reformator zich weer tegen aanvallen van rooms-katholieke theologen. Zo reageerde Calvijn datzelfde jaar fel op een geschrift van de uit Kampen afkomstige Albertus Pighius, die hem en Luther van ketterij beschuldigde. Pighius geloofde dat de mens een vrije wil heeft om God te gehoorzamen.

Forse band
Meester in de polemische geschriften was de Nederlandse humanist en theoloog Desiderius Erasmus (ca. 1466-1536). In 1523 stuurde hij een brief aan zijn vriend Johann von Botzheim, kanunnik in Konstanz, met daarbij een lijst van zijn tot dan toe gepubliceerde geschriften. Het was een ontwerp voor een toekomstige uitgave in acht delen van het verzameld werk van Erasmus. „De achtste band is bestemd voor de apologieën”, schreef hij. „Ach, ik, arme stakker! Het zal een forse band worden.”

Drie verweerschriften van Erasmus zijn nu in het Nederlands vertaald, door Chris Heesakkers en Ton Osinga: ”De spons”, ”De ciceroniaan” en ”Antwoord aan prins Alberto Pio van Carpi”. Ze vormen samen het vierde deel van het verzameld werk van Desiderius Erasmus, uitgegeven door de Amsterdamse uitgeverij Athenaeum - Polak & Van Gennep.

De vertalers hebben een goede keuze gemaakt. De geschriften weerspiegelen de drie fronten waartegen Erasmus zich keerde: humanisten, rooms-katholieke critici en protestanten. Sommige tijdgenoten hadden grote moeite met Erasmus’ virtuoze Latijn, waarbij hij zich niet strikt hield aan het gangbare prechristelijke Latijn. Rooms-katholieken beschuldigden hem ervan dat zijn vaak kritische geschriften de aanleiding vormden voor het optreden van Luther. En in de ogen van de protestanten ging Erasmus juist niet ver genoeg in zijn kritiek op de kerk van Rome. Hij zou bang zijn openlijk partij te kiezen.

Afsponsen
Met ”De spons” reageerde Erasmus in augustus 1523 op het geschrift ”De aanklacht” van zijn vroegere vriend Ulrich von Hutten. Volgens deze humanist was Erasmus in wezen een aanhanger van Luther, ook al bestreed hij dat ten zeerste.

Erasmus ’sponst’ de aanklacht van Von Hutten af. Hij kon zich vinden in de kritiek van Luther op misstanden in de Rooms-Katholieke Kerk, maar verscheidene leerstellige publicaties van de reformator waren voor hem een stap te ver. Liever gaf hij de voorkeur aan de praktische voorschriften uit het Nieuwe Testament.

„Ik zorg ervoor rustig te blijven”, schreef Erasmus aan Von Hutten, „en bewaar steeds, in zoverre dat kan, mijn onpartijdigheid om, als de gelegenheid daar is, iedereen van dienst te kunnen zijn. Intussen hoop en bid ik oprecht dat de kracht van het evangelie en de roem van Christus overal ter wereld tot bloei komt; over mij moet Christus zelf maar beslissen.”

Ontboezeming
Ook Alberto Pio, prins van het Noord-Italiaanse stadje Carpi, zette Erasmus in de hoek van Luther. In 1529 publiceerde Pio een 200 pagina’s tellende brief waarin hij het verband legde tussen de geschriften van Erasmus en het optreden van de kerkhervormer.

Erasmus reageerde vrijwel direct op Pio’s publicatie; binnen twee maanden lag zijn antwoord op de drukpers in Basel. Hij probeerde Pio’s argumentatie te ondermijnen door te beweren dat die zijn werken niet zelf heeft gelezen, maar afging op wat vijandige theologen zeiden.

Erasmus benadrukt dat hij in enkele geschriften openlijk heeft betuigd niets met Luther van doen te hebben. „Luther zelf heb ik gemaand om de kwestie van het evangelie zo te behandelen dat eerzucht of haat er geen rol in speelden, ook niet in schijn, en te zorgen dat de zaak niet tot scheuring zou leiden.”

Interessant is Erasmus’ ontboezeming dat hij niet direct tegen Luther in actie kwam omdat hij veronderstelde dat deze „een goed mens was, die van Godswege was gezonden om verbetering te brengen in de grondig verdorven zeden van de mensen.”

Pio schreef op zijn beurt een uitgebreid weerwoord tegen Erasmus, dat twee maanden na zijn overlijden -op 9 januari 1531- verscheen. Erasmus diende de overleden prins niet meer van repliek.

Cicerocultus
Van een heel ander genre is de dialoog ”De ciceroniaan” uit 1528. In de dagen van Erasmus heerste er onder Italiaanse humanisten een ware Cicerocultus. De filosoof uit de Romeinse oudheid was het model voor een goede Latijnse stijl. Sommigen dweepten zelfs met diens heidense denkbeelden.

Volgens Erasmus vormde een al te grote verering van de antieke cultuur een risico voor het christelijk leven. Door een strikte navolging van Cicero liepen humanisten niet alleen het gevaar een na-aper te worden, maar ook het heidendom over te nemen. Voortaan, zo schreef Erasmus eens, zou niemand meer „het jaar zoveel na Christus” onder een brief mogen zetten, omdat Cicero dat ook niet had gedaan.

Erasmus’ geschrift begint met een karikatuur van een ciceroniaan, die gebruikmaakt van drie gigantische lexica van alle bij Cicero aangetroffen woorden, woordvormen en zinsdelen. Hij kan alleen schrijven in nachten die daarvoor door de almanak geschikt zijn verklaard. Het resultaat van een nacht zwoegen is niet meer dan een briefje met een paar regels, waar hij vervolgens een week over nadenkt. Dan werpt de ciceroniaan het briefje als ondeugdelijk weg.

De ware ciceroniaan, zegt Erasmus, is juist iemand die Cicero’s grootste kwaliteit navolgt: hij schrijft conform de omstandigheden waarin hij verkeert. Voor Erasmus is dat de christelijke maatschappij van 1528. „Als eerste doel moet voorop staan dat de schone letteren de glorie van onze Heer Christus en van onze God verkondigen met de rijkdom en de volheid en glans van welsprekendheid die Cicero hanteerde voor profane onderwerpen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer