Volledige toespraak Van Middelkoop
De vermaarde Amerikaanse onderzoeksjournalist I. F. Stone begon in de tweede helft van de vorige eeuw een eigen krant: de I.F. Stone’s Weekly. Op basis van vele officiële documenten reconstrueerde hij belangrijke momenten in de Amerikaanse politiek. Veel van zijn artikelen waren gewijd aan de Vietnam-oorlog.
Zijn drijfveer voor zijn oeuvre is terug te vinden in zijn uitspraak: ”Elke regering wordt geleid door leugenaars en niets van wat zij zeggen moet worden geloofd.” Het is geen originele uitspraak, iemand als bijvoorbeeld Calvijn kon op een vergelijkbare manier zijn gal spuwen over de vorsten van zijn tijd.Wat te doen met zulke uitspraken? Bij Calvijn was het een vermaning, bij Stone is het iets anders. Het is de vooronderstelling van zijn journalistieke gelijk. Regeerders deugen niet, dat staat onbewezen vast. Het komt er slechts op aan hen te ontmaskeren. Deze vorm van journalistiek kan bij voorbaat rekenen op instemming, want zij parasiteert op het altijd levende onbehagen bij wantrouwige burgers. Maar deze vooronderstelling is een onwerkbare. Waarom zou ik immers, burger of minister, op mijn beurt bij voorbaat vertrouwen schenken in deze vorm van journalistiek? Zo houden we elkaar gevangen in een cultuur van wantrouwen waarmee we niemand dienen.
Een minister verantwoordt zich tegenover het parlement om vertrouwen te verwerven en te behouden, een journalist verwerft vertrouwen door te handelen conform de professionele en morele vereisten van zijn vak. Dat betekent voor de politieke journalistiek dat met gezonde argwaan te werk moet worden gegaan, maar dat er ruimte moet zijn voor de eindconstatering dat een regering c.q. een minister de waarheid heeft gesproken en vertrouwen verdient.
Politici en journalisten zijn in een vrije samenleving op een bijzondere wijze op elkaar aangewezen. Het is de overheid die de noodzakelijke ruimte van het vrije woord constitutioneel beschermt. Journalisten gebruiken dat vrije woord om de autoriteit bij de uitoefening van zijn macht de spiegel van wet en regel, van verantwoordelijkheid en dienstbaarheid voor te houden. Tegenover het cynische adagium van Stone stel ik liever het woord uit het Evangelie dat de waarheid vrij maakt. Wie dat als richtlijn neemt is veel meer een dienaar van een vrije samenleving dan een journalist die geobsedeerd is door het zoeken naar de vooronderstelde leugenachtigheid van regeerders.
Zoals eerder gezegd, er zijn gevoelens van onbehagen en wantrouwen bij veel Nederlandse burgers. Dat is een zorg voor ons beiden, politici en journalisten. In het vrije veld tussen overheid en burger heeft de journalistiek de voorname intermediaire functie van het informeren van de burger, het doorlichten van de macht en het kritiseren waar daar goede gronden voor zijn. Dat is geen eenvoudig werk. Het schept professionele verplichtingen voor hen die deze publicaties maken. Conclusies moeten hard zijn voordat je ze met alle gevolgen de wereld in stuurt. En ook het kritiseren is gebonden aan regels van redelijkheid en eerlijkheid. Ik mag van een journalist vragen zich vooraf bewust te zijn van de gevolgen van zijn publicatie en hoe zich dat verhoudt met de hardheid van de gepresenteerde feiten. De Volkskrant is te prijzen voor de wijze waarop zij nu aan zelfreflectie doet, maar de publicatie waarin hard werd gesteld dat Nederlandse militairen zich schuldig zouden hebben gemaakt aan martelingen is als een lopend vuurtje de wereld over gegaan. Alle feiten en nuances die sinds die publicatie naar voren zijn gekomen maken die schokgolf niet meer ongedaan.
Argos heeft de afgelopen jaren herhaaldelijk gepubliceerd over buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. Deze dossiers zijn journalistiek gezien niet altijd aantrekkelijk, want het staat ver af van de persoonlijke levenssfeer van de luisteraar. Om de luisteraar te boeien moet je daarom wel met een spectaculair verhaal komen. De redactie van Argos denkt die te hebben gevonden in de vermeende geheime inzet van Nederlandse militairen in Irak en Afghanistan.
Het is nogal wat om te stellen dat militairen op eigen houtje gevaarlijke en politiek omstreden operaties starten of dat de leiding van Defensie dit bewust zou hebben verzwegen. De minister van Defensie zou zijn politieke leven niet zeker zijn, en terecht. Argos heeft het Nederlandse publiek graancirkels voorgesteld en ufo-journalistiek bedreven. Spectaculair en fascinerend, maar ook iets te gemakkelijk, want het parasiteert op het wantrouwen bij groepen burgers over de bedoelingen van onze buitenlandse en defensiepolitiek.
Als daadwerkelijk wantoestanden waren onthuld dan had Argos onze samenleving een belangrijke dienst bewezen. Maar als minister van Defensie zeg ik u dat in Irak en Afghanistan geen Nederlandse militairen zonder politiek mandaat zijn opgetreden. Dat is ook de strekking van de antwoorden op Kamervragen van mijn voorganger en mijzelf die naar aanleiding van uitzendingen van Argos zijn gesteld.
Na sterk aandringen kreeg mijn ministerie anderhalve week na de laatste uitzending over heimelijk optreden van Nederlandse militairen in Afghanistan inzage in het bewijsmateriaal. De Kamervragen waren gesteld en media hadden uitgebreid aandacht besteed aan de vermeende onthulling van Argos. Het beeld van eigenhandig optredende militairen en een doofpotcultuur is weer eens neergezet. Daarmee wordt dan wel onrecht gedaan aan de krijgsmacht, die ik ken als een organisatie met een zakelijke verantwoordingscultuur.
Het bewijsmateriaal van Argos is dun en eenvoudig te weerleggen. Zo werd in de uitzending een Amerikaans rapport genoemd waarin staat Nederlandse special forces deelnamen aan operatie Enduring Freedom in Afghanistan. Het rapport staat overigens al jaren op internet, maar niet op een Amerikaanse overheidssite. Belangrijker is dat het ten onrechte spreekt over Nederlandse special forces. Deense militairen namen deel aan de operatie, ook dat is geen geheim, maar ze worden in het stuk niet genoemd. Daar waar ze worden bedoeld zijn ze waarschijnlijk abusievelijk ”Dutch” in plaats van ”Danish” genoemd. En dan de foto van Nederlandse commando’s bij wat volgens Argos en zogenaamde deskundigen een Pakistaanse grenspost is. Een Nederlandse militair is na de uitzending van Argos nogmaals naar de plek afgereisd en heeft foto’s gestuurd met GPS-coördinaten om te bewijzen dat dit toch echt een controlepost aan de rand van Kaboel is. Ook van de andere foto’s hebben wij de locatie kunnen bepalen. Dat was allemaal niet ver van Kaboel en in overeenstemming met het mandaat.
De beschuldigingen uit deze uitzendingen van Argos blijken dus gelukkig niet waar. Maar wat nu? Hoe zit het met de verantwoordingscultuur van Nederlandse media? Hoe wordt de schade gerepareerd als door onzorgvuldige journalistiek mensen en organisaties schade is berokkend? Ik kan een klacht indienen bij de Raad voor de Journalistiek. De raad toetst het handelen van de journalist aan de hand van een leidraad. Persvrijheid is een groot goed, maar media moeten bereid zijn zich te verantwoorden en bij een evident mistasten zelf de foutieve beelden recht durven zetten. Daarom heb ik mijn Directeur Voorlichting opdracht gegeven een klacht tegen Argos in te dienen bij de Raad voor de Journalistiek.
Eimert van Middelkoop
Minister van Defensie