Vergeet Joodse christenen niet
Verbondenheid met Palestijnse christenen is belangrijk. Dit mag echter niet ten koste gaan van aandacht voor Joodse christenen, schrijft ds. C. J. Meeuse in reactie op prof. dr. Simon Schoon (RD 29-10).
In de discussie over de onopgeefbare verbondenheid van de kerk met Israël moeten de Palestijnen, en dan met name de Palestijnse christenen, ook een plaats krijgen, aldus prof. Schoon vanuit de kibboets Nes Ammim.De verbondenheid met Israël moet betrekking hebben op het vólk Israël, zowel in zijn religieuze als in zijn etnische identiteit. De verbondenheid wordt verklaard door de oorsprong van de kerk alsook vanwege haar Heilige Schrift. Ook moet er verbondenheid zijn met de christenen in het Midden-Oosten, waaronder de Palestijnse christenen. Opmerkelijk is dat hij hier de Joodse christenen vergeet te noemen. Spreekwoordelijk zeggen wij: het hemd is nader dan de rok. Gaat het over verbondenheid met Israël, dan moeten de natuurlijke takken die weer ingeënt worden in Gods olijfboom ons wel ter harte gaan.
Ik val prof. Schoon van harte bij als hij vraagt om gestalte te geven aan verbondenheid met Palestijnse christenen. Bij een bezoek aan Gaza-stad hebben we de boekwinkel bezocht waar onlangs die laffe moord plaatsvond. De moeilijke positie van het Bethlehem Bible College kan bekend zijn en we hopen dat de instelling de banden met Joodse christenen niet doorsnijdt. Arabische christenen in Israël verdienen onze aandacht en steun. Ze hebben het heel moeilijk tussen de islamitische Arabieren en worden vaak als verraders gezien.
Meer aandacht voor Arabische christenen mag evenwel niet ten koste gaan van de aandacht voor die Joden die de Messias, ook hun Messias, leerden zoeken of mochten vinden. Graag wil ik de aandacht ook vestigen op hun moeilijke positie, vooral omdat heel dikwijls wordt gesteld dat je niet zowel Jood als christen kunt zijn. Op die manier probeert men christelijke Joden zelfs uit het land Israël te weren.
Als men in onze tijd een rabbijn tot Messias uitroept, wordt dat geduld en men gunt die Joden een plaats, maar als men Jezus van Nazareth als Messias belijdt, zou men ophouden Jood te zijn! Het Joodse bloed blijft evenwel Joods bloed. En is het niet beloofd dat afgehouwen takken van de olijfboom van Gods verbond weer ingeënt zullen worden (Rom. 11:17-24)? Waar zijn we, als we zelf al ingeënt zijn, meer mee verbonden: met afgehouwen takken of met weer ingeënte takken?
In Nes Ammim heb ik uit de mond van mevrouw Pilon, de weduwe van de oprichter, gehoord dat we met de Joden niet over de Messias behoeven te spreken. „Dit volk is al bij de Vader”, zo zei ze. Jezus Christus zou alleen voor de heidenen zijn gekomen.
Het was niet moeilijk om haar vanuit Gods Woord te weerleggen. Zacharias, Maria en Simeon maken al melding van het werk van Jezus als Messias, ook voor Zijn eigen volk Israël. De Heere Jezus Zelf gaf opdracht het Evangelie te verkondigen, beginnende te Jeruzalem. Paulus bezocht altijd eerst de synagogen en hij heeft dit niet op eigen gezag gedaan. Wie het Joodse volk hartelijk liefheeft, begeert het hoogste geluk, het heil dat verdiend is door de beloofde Messias.
Uit Joodse mond heb ik gehoord dat het een wrede barmhartigheid is als we dit volk slechts materieel willen helpen en zwijgen over de Messias. Nee, we zijn geen voorstanders van agressieve Amerikaanse zendingsmethoden. Laten we beseffen dat het deksel dat op hun verstand en hart ligt niet door ons, maar door God alleen weggenomen kan worden (2 Kor. 3:14-16). Maar dat betekent niet dat we Zijn werk moeten verzwijgen. Laten we er oog en hart voor hebben!
De naam Nes Ammim betekent Banier der volken. Het is de Wortel van Isaï (Jes. 11:10), de Messias, de Heere Jezus Christus. Mocht die Banier in Nes Ammim, maar ook overal onder het Joodse volk toch wapperen. Ook heidenen zullen naar Hem vragen. „En zijn rust zal heerlijk zijn.”
De auteur is voorzitter van het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten.