Slechts klein deel christenen bedrijft missie onder Joden
Christelijke organisaties bedrijven nauwelijks zending in Israël, terwijl ze wel belangrijke steun verlenen, stelt Harry Nihom in reactie op rabbijn Lody B. van de Kamp (RD 26-10). De oproep van de opperrabbijnen aan christenen om weg te blijven bij het Loofhuttenfeest is niet nodig.
Het is niet mijn gewoonte te reageren op artikelen in kranten. Ik heb mijn eigen nieuwsbrief en ben minimaal twee keer per jaar in Nederland om mijn visie te geven op het politieke gebeuren in het Midden-Oosten en het werk als coördinator van de stichting Chai, die slachtoffers van terreur in Israël helpt en begeleidt. Dit was ook de reden waarom ik op 20 oktober in Oldebroek voor Luctor et Emergo mocht spreken.Ik ben geschrokken van het commentaar van de door mij bijzonder gewaardeerde rabbijn L. B. van de Kamp op het door een medewerker van het RD geschreven artikel over mijn verhaal.
In 1937 verzocht David Ben Goerion de hoge commissaris van het Britse rijk tijdens het Loofhuttenfeest dringend meer Joden toe te laten in het door Engeland beheerde Joodse land. Hij deed dit omdat hij zag hoe moeilijk de Joodse inwoners van Duitsland en Polen het toen al hadden en hoe donker hun toekomst eruitzag.
In die periode was er amper steun voor Joden en waren de Engelsen meedogenloos in hun Midden-Oostenbeleid. Er moest evenwicht zijn in dat gebied.
Tenach
Vandaag is er gelukkig weer een eigen staat, worden Joden uit alle windstreken opgevangen en is er ook sprake van steun. Rabbijn Van de Kamp concentreert zich op het Loofhuttenfeest en op mijn opmerking dat ik het moeilijk te verteren vind dat het opperrabbinaat christenen niet toestaat deel te nemen aan de festiviteiten rond het Loofhuttenfeest die georganiseerd worden door het ICEJ, de Internationale Christelijke Ambassade Jeruzalem.
Allereerst wil ik erop wijzen dat in de Tenach geschreven staat: „De volkeren zullen komen om het Sukkothfeest te vieren.” Zij komen al jaren en dit jaar met meer dan ooit. Aan de parade deden ook veel Joodse Israëli’s mee en de straten van Jeruzalem waren vol met belangstellende kijkers.
Verder heeft de regering zelf een besloten vergadering samengesteld waar vertegenwoordigers van drie belangrijke internationale christelijke organisaties samen met vertegenwoordigers van de Knesset, het Israëlische parlement, regelmatig met elkaar van gedachten wisselen over een diversiteit aan onderwerpen.
Daarnaast is er Nefesh be’Nefesh, een organisatie van christenen en Joden. Hun doel is het begeleiden en financieren bij emigratie naar Israël. Rabbijn Eckstein is hier de grote man. Op de Westbank functioneert onder directie van mevrouw Sondra Barasz, een orthodoxe Jodin, het kantoor van de Christian Friends of Israeli Communities (CFOIC).
Vanwege mijn vroegere functie als directeur van de Nederlandse Zionisten Bond en mijn werk voor Israëlische invalide militairen word ik regelmatig benaderd door christelijke organisaties om een project aan te geven of te begeleiden. Nog nooit heb ik in mijn contacten missie geconstateerd. Zeker niet bij de grote in Israël gevestigde organisaties.
Veroordelen
Het tegendeel is waar. Het centrum van rabbijn Brodman en Keshet Yehuda in het noorden, waar Joodse kinderen onderwijs krijgen over het Jodendom, worden ten dele of geheel gefinancierd door christelijke organisaties. Zo kan ik meer projecten noemen.
Er zijn inderdaad christenen die met enthousiasme aan missie doen. Is dat een motief om alle christenen te veroordelen en Joden te verbieden met hen in aanraking te komen? Mogen wij wel met gretigheid donaties van christenen accepteren onder voorwaarde dat zij geld geven en verder hun mond houden? Gaat rabbijn Van de Kamp in zijn veroordeling niet te ver? Zeker ook omdat hij op politiek, economisch en sociaal terrein zelf in christelijke kringen verkeert.
Ik woon in Israël en kom voor mijn werk dagelijks in aanraking met Joodse families en niet-Joodse organisaties. Ik zie wel een enkele keer mensen die het christelijk denken op derden willen overbrengen. Ik heb voldoende kennis van zaken om deze kleine groep de mond te snoeren.
Als het rabbinaat, in het algemeen gesproken, zich niet zou concentreren op wat niet mag, maar op datgene wat nuttig en noodzakelijk is: op veel scholen beter en meer onderwijs geven over het Jodendom, dan zouden jongeren voldoende kennis van zaken hebben om een missionaris te woord te staan en hem te leren respect te hebben voor een andersdenkende.
De auteur is coördinator in Israël voor Stichting Chai.