In de schaduw van de islam
Keer op keer, gevraagd en ongevraagd, klimt hij in de pen om zijn gierende onrust over de opmars van de islam te uiten. Het steekt hem dat vakgenoten en overheden zo nonchalant omgaan met de islamisering van de Nederlandse samenleving. Vooral politici op links zijn wat hem betreft ziende blind en horende doof. Arabist Hans Jansen (64): „Als je de islam veroordeelt, veroordeel je ook veel moslims die zich niet aan geweld schuldig maken. Dat vind ik sneu voor die mensen.”
Voorafgaand aan het vraaggesprek schuift hij nog snel even aan tafel bij Business News Radio voor een paneldiscussie over het Midden-Oosten. Na afloop van het interview staat een ontmoeting met medewerkers van een wetenschappelijk tijdschrift op het programma. Hans Jansen, vertaler van de Koran en auteur van een wetenschappelijke biografie over Mohammed, is een veelgevraagde commentator op ontwikkelingen in de islam en de clash tussen moslimfundamentalisten en de westerse beschaving. Met zijn standpunten gaat hij veelal tegen heersende opinies in. Politieke en wetenschappelijke correctheid is hem vreemd.Eerst even een misverstand uit de weg helpen: u heeft in de persoon van prof. dr. Hans Jansen een intellectuele dubbelganger. Wie is wie?
„Geen van ons beiden is de ander. Ik weet dat Hans Jansen zich bezighoudt met antisemitisme en dat hij theoloog is, terwijl ik arabist ben. Verder ken ik de man nauwelijks.”
Hoe groot is de verwarring?
„We krijgen regelmatig post voor elkaar: boekenbonnen, bedankbrieven. Ooit was er een uitgever die een auteur vroeg om een voorwoord. De schrijver noemde mijn naam, de uitgever ging naar mijn naamgenoot. Later moest de opdracht bij hem worden weggehaald. Vreselijk.”
In elk geval maakt uw spraak u openbaar: uw woorden zijn vaak gelardeerd met nogal droge humor.
„Nu ja, dat komt omdat ik me intensief bezighoudt met het Midden-Oosten. Ik volg het nieuws in de Arabische media op de voet. Wat in die wereld gebeurt, is verschrikkelijk. Daar moet je je tegen wapenen. Voor mij is het maken van grappen zo’n wapen.”
Kunt u ze delen met moslims? Humor wordt in de islam niet zo gewaardeerd, toch?
„Ik heb jaren in Egypte gewerkt en de Egyptenaars leren kennen als goedlachs volk. Maar in de Koran staat lachen laag aangeschreven. Als de gelovigen al plezier hebben, is het omdat zij de ongelovigen in het hellevuur zien branden. Weinig smaakvol natuurlijk.”
U bent Koranspecialist; van uw hand verscheen in de jaren negentig een nieuwe vertaling. Wanneer kreeg u het boek voor het eerst in handen?
„Dat was in november 1960, in een boekhandeltje op de Kloveniersburgwal in Amsterdam.”
Hoe was dat?
„Ik keek naar de tekst, ik begreep er niets van. Op dat moment studeerde ik theologie in Amsterdam. De colleges boeiden mij. Toch haakte ik af; ik ging Semitische talen in Leiden studeren. Het perspectief op een baan als predikant schrok mij af, ik vond mijzelf er ongeschikt voor.”
U bent opgegroeid in een „strenggereformeerd” gezin, zei u ooit. Hoezo?
„Mijn ouders komen uit een groepering die zichzelf aanduidde als hersteld verband: mensen die op zichzelf stonden, vanwege de onvrede over de manier waarop de Gereformeerde Kerken in de jaren twintig waren omgegaan met dr. Geelkerken na diens preek over het spreken van de slang. Dogmatisch hadden zij wat vrijere ideeën, dat klopt, maar in levensstijl waren zij zo gereformeerd als gereformeerden maar kunnen zijn. Fietsen op zondag was ondenkbaar.”
Bent u in uw studententijd de kerk ontgroeid?
„Ik vond de preken nietszeggend. Wat ik in de kerk hoorde -dat mensen zich netjes moeten gedragen- hoorde ik ook buiten de kerk. Dus waarom zou ik er ’s zondags heen gaan? Later, in Caïro, ontmoette ik rooms-katholieke intellectuelen. Hun manier van denken imponeerde mij. Ik kwam erachter dat ik christelijker was dan ik dacht. Toen ben ik rooms-katholiek geworden.”
U heeft jaren in Egypte gewerkt, onder meer als directeur van het Nederlands Instituut in Caïro. Wat herinnert u zich van de moord op president Anwar Sadat in oktober 1981?
„De tijd voorafgaand aan de moord was vol verwarring. Het ene pamflet na het andere kwam uit. Slechts één vraag hield islamitische denkers bezig: Mogen mensen zichzelf wetten stellen of moeten zij zonder meer Gods wetten volgen? De één vond het eerste, de ander het laatste.”
„Ik zat in mijn kantoor te werken toen ik op de hoogte werd gesteld van de moord op Sadat tijdens een militaire parade. Kennissen van mij waren daarbij aanwezig. Zij zouden juist die avond bij mij komen voor een diner. ’s Avonds vertelde een van hen hoe zij onder vuur werd genomen. Een man naast haar op de tribune was door de kogelregen dodelijk getroffen.”
Niet lang daarna kreeg u een document onder ogen waarin de daders hun moord motiveerden. Hoe kwam u eraan?
„De moordenaars hadden op schrift gesteld waarom ze vonden dat Sadat uit de weg geruimd moest worden. Uit angst hadden ze het grootste deel van de oplage van hun boekje verbrand. Via via kwam het terecht bij een advocaat die het naar een dagblad lekte.
De krant waarin het document werd afgedrukt, was slechts een paar uur te koop. Ik was net op tijd. Min of meer toevallig liep ik langs een boekenstal toen ik die uitgave zag. Kort daarna is de verkoop op last van de overheid gestopt en zijn alle exemplaren in beslag genomen. De mijne zit nog altijd in m’n archief.”
Welke ontdekking deed u?
„Zo op het eerste gezicht leek de tekst op een Eskimorecept voor het bereiden van boerenkool. Maar tijdens het ontcijferen en vertalen drong iets tot mij door wat ik tot die tijd voor onmogelijk had gehouden: de islam heeft een schaduwzijde. Er zijn moslims die geweld rechtvaardigen met een beroep op de Koran.”
Was dat nieuw voor u?
„Volkomen. Zeker, als student in Caïro had ik al aarzelingen bij de manier waarop mijn hoogleraren de islam hadden voorgeschoteld: als een vegetarische godsdienst, het bloedige aspect hadden ze er keurig uitgehaald, alleen de positieve aspecten werden belicht. Maar ik durfde niet te denken dat deze zwarte kant er ook bij hoorde. Dat bleek wel het geval te zijn.”
U lijkt nóg te aarzelen bij het uitspreken van die laatste zin. Waarom?
„Als je de islam veroordeelt, veroordeel je ook veel moslims die zich niet aan geweld schuldig maken. Dat vind ik sneu voor die mensen.”
Geweld is volgens u inherent aan de islam?
„Zoals het celibaat inherent is aan het katholicisme. Vraag het Vaticaan om afschaffing, u zult merken dat dáár geen compromis mogelijk is. Hetzelfde geldt voor de imams. Zij zeggen: Dood ongelovigen, sla je vrouw. Natuurlijk, ze zeggen meer. Maar dit imperatief is er ook.”
Er zijn veel rooms-katholieken die het celibaat willen afschaffen. Geldt hetzelfde niet voor veel moslims? Zij gruwen van geweld.
„Het grote verschil is dat het Vaticaan niemand fysiek bedreigt. Moslims die jihad afwijzen, staan wél bloot aan geweld. Zoals er altijd voorstanders van het celibaat zullen zijn, zo zullen er altijd moslims zijn die geweld niet schuwen. Dat kan niet anders, de Koran zit er vol mee.”
U hebt over de ideologie van de moordenaars van Sadat een belangwekkend boek geschreven. Waarom werd dat in Amerika uitgegeven?
„Een uitgever in Nederland vroeg mij om 5000 gulden subsidie. Ik dacht: Dat kan niet, daarvoor is dit boek te goed. Toen ben ik naar een Amerikaanse uitgever gegaan.”
Lachend: „Hij bood me 5000 dollar voorschot op de royalty’s.”
Wat zag hij erin?
„Ik had heel precies beschreven wat de moordenaars dreef. Daarin weerklonk de ideologie van separatisme en expansie, een gedaante van de islam waarvoor nog nauwelijks aandacht was.”
In uw oratie in 2003 zei u dat moslimfundamentalisten in de jaren tachtig vooral de eigen overheden onder vuur namen, maar dat zij zich daarna meer gingen richten op de Amerikanen. Ook met die strategie lijken zij weinig succesvol te zijn. Wat is hun volgende stap?
„Moslimfundamentalisten zijn van mening dat de Amerikanen de leiders van de islamitische landen in het zadel houden. Vandaar dat het geweld zich ook tegen hen keert. Ik heb het idee dat zij er inmiddels van overtuigd zijn geraakt dat deze weg hen niet verder helpt en dat ze daarom nu veel meer werk maken van de bewustwording van moslims in Europa.”
„Veel moslims in het Westen zijn mensen uit het stenen tijdperk, nauwelijks bekend met hun religieuze erfenis en om allerlei redenen gevoelig voor islamitische propaganda. Op bewustwording volgt organisatievorming. Dat laatste is precies wat vandaag de dag plaatsvindt.”
Waar mondt die ontwikkeling in uit?
„Ik kan me voorstellen dat die organisatievorming wat de moslims betreft zou moeten leiden tot toepassing van de sharia. Dat is ook wat de Britse jihadspecialist Patrick Sookhdeo zegt. Hij denkt dat moslims streven naar sharia-enclaves: gebieden in steden die zij inrichten volgens de regels van de islam. In dat streven zullen zij zich beroepen op de vrijheid van godsdienst.”
Hoe stelt u zich zulke enclaves concreet voor?
„Moslims zullen eigen instellingen willen vormen. In zo’n wijk betalen mensen geen btw meer, maar zakaat, de islamitische vorm van belasting. Het liefst zouden ze ook leven zonder bijdragen van de overheid. Dat geld is immers afkomstig van heffingen op wijn en varkensvlees.”
Als op juridisch gebied de sharia geldt, zou dat betekenen dat overspelige vrouwen worden veroordeeld tot steniging. In Nederland?
„Het lijkt onzinnig, en misschien is het dat ook. Maar ik wil niets uitsluiten. Ik hoor de moslims al roepen: „Er is toch godsdienstvrijheid? Gun ons dan onze eigen wijk.” Zegt onze overheid dan: „Maar dat gaat echt niet door”? Ik weet het niet.”
Op dit spoor verder redenerend: worden zulke enclaves bruggenhoofden van waaruit het Westen van dichtbij onder vuur komt te liggen?
„Nogal wiedes. En vergeet niet: één sluipmoord op een islamcriticus heeft geweldige impact: kritische mensen zwijgen en mensen die vatbaar zijn voor de kritiek worden niet meer bereikt. Als de ontwikkelingen zich ongewijzigd voortzetten, komen we terecht in jaren van rampspoed. Dan denken we met weemoed terug aan de tijd van nu.
Maar wij kunnen de geschiedenis niet voorspellen. De afloop kan tegengesteld zijn aan dit scenario. Er is nog iets heel anders aan de hand: veel moslims haken af en raken ervan overtuigd dat de islam maar onzin is. Vanuit de godsdienstsociologie weten we dat vrienden belangrijk zijn voor de instandhouding van godsdienstige opvattingen. Staan vrienden geloofsafval toe, dan kun je daadwerkelijk afvallen. Dat proces lijkt zich te gaan voltrekken.”
U neemt regelmatig het Nederlandse islamdebat op de hak. Hebben politici echt zo veel zand in de ogen als u beweert?
„Is er een islamdebat? Geert Wilders zegt wel eens wat over de islam, maar de andere partijen toch niet?”
U bedoelt te zeggen dat veel politici de ogen gewoon dicht hebben?
„Het debat is van een bedroevend niveau. Mensen verschuilen zich achter de meest zotte dingen. Toen Wilders vroeg om een Koranverbod, was er een PvdA-mevrouw die riep dat we de inhoud van het boek buiten beschouwing moeten laten. Dan denk ik: Wat krijgen we nou?”
„Ik sta soms verbaasd over het gemak waarmee mensen als Mohammed Cheppi van de Arabisch Europese Liga hun gesprekspartners om de tuin leiden. De Koran bevat teksten die geabrogeerd zijn: ze gelden niet meer, zoals in de Bijbel het verbod op varkensvlees is opgeheven. Tijdens een debat met een bewindspersoon beriep Cheppi zich op zo’n tekst. „Hoe kunnen jullie je nu zorgen maken over de islam? Allemaal islamofobia. Jullie hebben de Joden uitgemoord, nu zijn wij zeker aan de beurt? In de Koran staat immers: Er is geen dwang in de religie.” Schaamteloze taal. Alle ayatollahs weten dat deze Korantekst niet meer geldig is.”
Plaatst u de islam niet in een al te negatief licht? Dat is wat vakgenoten u verwijten.
„Zij zouden mij gemakkelijk kunnen corrigeren als ik iets zeg dat niet waar is. Dat doen zij niet. Op verschillende plaatsen in de Koran staat: „Dood ongelovigen.” Veel van mijn collega’s zeggen dan: „Ssst…” Zij zien zichzelf als advocaten van de islam. Dat is zeer in het voordeel van de islam; de opmars gaat ongehinderd door. Hoe meer verwarring er onder Nederlanders is, hoe beter.”
U zou zijn geradicaliseerd.
„Ik ben van opvatting veranderd, ja, dat is onmiskenbaar het geval.”
Een deel van uw vakgenoten zegt dat moslims naar geweld grijpen vanwege sociale achterstanden. Religieuze argumenten worden er maar bijgesleept.
„Totaal mee oneens. Uitsluiting komt vervelend genoeg voor. Maar Mohammed Attah, verantwoordelijk voor de aanslagen op het World Trade Center, was bepaald geen verschoppeling of desperado. Hij was een hoogopgeleid iemand.”
Zijn naam viel net al even: Geert Wilders. Wat vindt u van zijn optreden?
„Ik? Wat moet ik van hem vinden? Wat hij zegt is feitelijk niet altijd juist, maar zijn boodschap vind ik niet zo gek. Heb ik mezelf nu veroordeeld?”
Van hem wordt gezegd dat hij mensen stigmatiseert en dat daar ongelukken van komen.
„Ik denk dat er meer ongelukken komen van de politiek van links dan van de woorden van Wilders. Is hij populistisch? Hij trekt stemmen, maar dat is toch wat politici moeten doen?”
U spreekt regelmatig op bijeenkomsten van de SGP. Deze partij krijgt meer dan eens het verwijt te horen dat zij, net als moslimfundamentalisten, antidemocratisch zou zijn. Wat vindt u daarvan?
„Dat is een schandalige beschuldiging die nergens op is gebaseerd. De open samenleving die wij nu hebben, is mede een schepping van het christendom. SGP’ers moeten zich zulke dingen niet laten aanleunen. Hier en daar is sprake van refofobie. Daar ben ik wars van.”
In de SGP-achterban klinkt soms de suggestie schouder aan schouder met gematigde moslims te gaan staan ter bestrijding van perversiteit in de samenleving.
„Alle begrip voor dat standpunt. Toch zeg ik: „Nu gij dan vrijgemaakt zijt, laat u niet wederom tot slaaf maken.” Het christendom heeft heel lang zonder islam bestaan. Dat mag van mij zo blijven.”
Levensloop
Arabist prof. dr. Hans Jansen werd in 1942 geboren in Amsterdam. Na het gymnasium studeerde hij theologie in Amsterdam en Semitische talen in Leiden. Hij promoveerde in 1974 op onderzoek naar de interpretatie van de Koran in het moderne Egypte.
Jansen was van 1979 tot en met 1982 directeur van het Nederlands Instituut in Caïro. Vanaf 1982 tot 2005 was hij universitair docent Arabisch en islamkunde in Leiden. Sinds 2003 is hij als hoogleraar hedendaags islamitisch denken verbonden aan de Universiteit Utrecht.
Van Jansens hand verschenen tal van boeken, waaronder ”The Neglected Duty” (1982), een vertaling van de Koran (1992) en een tweedelige biografie over Mohammed (2005 en 2007).