NAVO-ministers laten kans liggen
Nederland heeft op de bijeenkomst van NAVO-ministers gisteren en woensdag in Noordwijk bereikt dat andere landen bereid zijn bij te dragen aan de militaire inzet in Uruzgan. In zoverre is de top voor Nederland geslaagd, vindt Christa Meindersma. Van echte solidariteit binnen het bondgenootschap is volgens haar echter nog geen sprake.
De informele bijeenkomst van NAVO-ministers van Defensie donderdag en woensdag in Noordwijk ging vooral over Afghanistan en Kosovo. In beide landen spelen conflicten met belangrijke gevolgen voor de stabiliteit in Europa en de internationale veiligheid. Bij beide conflicten zal de NAVO zijn rol als mondiale veiligheidsorganisatie moeten waarmaken.Wat betreft Afghanistan bespraken de ministers vooral de problemen waarmee de huidige NAVO-geleide troepenmacht te kampen heeft. Er is tekort aan mankracht en materieel, aan goed opgeleide Afghaanse militairen en politie, er zijn beperkingen ten aanzien van het optreden van militairen uit bepaalde landen in gevechtssituaties, en er is geen alomvattend plan om de situatie in Afghanistan te stabiliseren. Echter, veel verder dan de intentie uit te spreken deze tekortkomingen op te lossen kwamen de ministers in Noordwijk niet.
Er staat voor de NAVO veel op het spel in Afghanistan. Het land staat symbool voor de complexe conflicten waarmee de internationale gemeenschap momenteel geconfronteerd wordt. Als het de NAVO niet lukt Afghanistan te stabiliseren, staat zijn vermogen in dit soort conflicten op te treden ter discussie. De punten op de agenda in Noordwijk zijn ieder bepalend voor het succes of falen van de NAVO-missie in Afghanistan.
Solidariteit
De NAVO-geleide International Security and Assistence Force (ISAF) heeft zich ontwikkeld van een missie met een VN-mandaat om veiligheid te handhaven in het belang van wederopbouw en humanitaire hulp, tot een ”counterinsurgency” (militaire term voor het bedwingen van verzet onder vreemde volken). Er wordt zwaar gevochten en er vallen vele doden, zowel aan ISAF- als aan talibanzijde. De vraag is of en in hoeverre alle NAVO-lidstaten deze robuuste rol accepteren en bereid zijn hieraan troepen en materieel te leveren. Op dit moment leggen de meeste landen hun militairen in Afghanistan aanzienlijke beperkingen op met betrekking tot zware gevechtshandelingen, de zogenoemde ”caveats” (voorbehouden). Hierdoor komen de zwaarste gevechtstaken in de praktijk neer op een kleine groep landen, waaronder Nederland. Om in gevaarlijke situaties als Afghanistan te kunnen optreden is echter een grotere mate van solidariteit binnen de NAVO en de internationale gemeenschap vereist. Vandaar het Nederlandse verzoek om versterking van zijn inzet in Uruzgan.
Iedereen die ik deze week in Afghanistan sprak, van Afghaanse of internationale komaf, leek het erover eens dat vroegtijdig vertrek van de NAVO uit Afghanistan tot chaos zou leiden. Mogelijk tot een terugkeer naar de situatie van begin jaren negentig, toen de taliban het voor het zeggen hadden. Gezien de banden van de taliban met al-Qaida zou dit negatieve gevolgen hebben voor de stabiliteit in de regio en onze inzet tot dusver tenietdoen.
We kunnen dus niet weg, in ieder geval niet tot de Afghanen voldoende in staat zijn de veiligheid in Afghanistan te garanderen en het land behoorlijk te besturen. Naar verwachting zal het Afghaanse leger pas in 2010 of 2011 in staat zijn zelfstandig militaire operaties uit te voeren. De training van de Afghaanse politie en hulppolitie wordt alom als een faliekante mislukking beschouwd. De lokale politie is veelal corrupt. Dit ondermijnt het vertrouwen van de bevolking in de lokale overheid en wordt wel het grootste veiligheidsprobleem genoemd. Plannen voor het opnieuw opleiden van alle politiemensen zijn in een vergevorderd stadium. Een functionerend politieapparaat is essentieel voor de perceptie van goed bestuur op lokaal niveau en het opbouwen van het rechtssysteem.
Integrale aanpak
Goed bestuur, het opbouwen van nationale instituties en een inclusief politiek proces zijn de sleutel tot succes in Afghanistan. In de praktijk ligt de nadruk, vooral in Zuid-Afghanistan, het meest op militaire operaties. De gevechten tegen de taliban zijn misschien een militair succes, maar hebben de vijand niet verslagen. Ze zullen ook niet leiden tot een stabilisatie van Afghanistan, tenzij de militaire inzet deel uitmaakt van een integrale aanpak. Tijdens een patrouille met een provinciaal wederopbouwteam in een dorpje ten zuiden van Uruzgan, Moradkhan-Kalay, antwoordde een stamoudste op de vraag hoe we de taliban moesten aanpakken: „Praat met ze. Ze zijn een van ons.”
De internationale gemeenschap mist op dit moment echter een strategische visie op het doel van haar inzet in Afghanistan. Er is geen geïntegreerde benadering door de verschillende organisaties werkzaam in Afghanistan. ISAF heeft een militair-operationeel plan, de VN een ontwikkelingsplan en de Afghaanse overheid haar eigen veiligheids- en ontwikkelingsplannen. De ministers hebben in Noordwijk een kans laten liggen tot een werkelijk gezamenlijke aanpak in Afghanistan te komen.
Nederland heeft in zoverre zijn doel bereikt dat andere landen -NAVO- en niet-NAVO-lidstaten- bereid zijn bij te dragen aan de militaire inzet in Uruzgan. In zoverre is de top voor Nederland geslaagd. Maar van echte solidariteit binnen het bondgenootschap is pas sprake als er een permanente regeling komt die de lasten, financieel en militair, beter over de lidstaten verdeelt.
De auteur is directeur conflictbeheersing bij het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS).