Arboregels zijn maar minimumregels
In een eerdere aflevering van Sociale Zaken was te lezen dat een werkgever aansprakelijk werd gehouden voor de gevolgen van een thuiswerkplek die niet aan de arbonormen voldeed. In deze aflevering meer over de vraag wanneer een werkgever eigenlijk aansprakelijk is voor een met het werk verband houdend ongeval of ziekte (beroepsziekte).
Deze aansprakelijkheid scharniert om één artikel uit het Burgerijk Wetboek: artikel 658 (boek 7). De werkgever dient op grond van deze bepaling te zorgen voor toereikende maatregelen, om door de werknemer te lijden schade in de uitoefening van zijn werk zo veel mogelijk te voorkomen. Let wel, de bepaling schept een zogenoemde schuldaansprakelijkheid. De werkgever wordt alleen aansprakelijk gesteld als hij toerekenbaar tekortschiet in de op hem rustende zorg voor de veiligheid van zijn werknemers. Kan de werkgever geen enkel verwijt worden gemaakt, dan volgt dus geen aansprakelijkheid op grond van artikel 658 BW.Toch wordt al snel gesproken van het schenden van een zorgplicht. Veel werkgevers denken dat zij voldoende hebben gedaan als zij de arboregeltjes maar goed naleven. Fout! De arboregels zijn minimumregels. Van de werkgever wordt namelijk verlangd dat hij zelfstandig een preventiebeleid voert, gericht op het minimaliseren van arbeidsongevallen en beroepsziekten. Artikel 3 van de Arbowet formuleert het zo dat door de werkgever „een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid” wordt gevoerd. Het beleid moet ook gericht zijn op het voorkomen en beperken van ziekte van werknemers en het beschermen van werknemers tegen seksuele intimidatie, agressie en geweld.
Een voorbeeld hiervan vormt de recente uitspraak in een NS-zaak. Een conducteur was in de loop van zijn dienstverband ongeveer tien keer geconfronteerd met zelfdodingen en dodelijke ongevallen en voorts regelmatig met geweld en agressie. In november 1999 was hij, na een incident waarbij hij in de trein werd bespuugd, uitgevallen en ziek thuisgebleven.
Volgens de behandelend artsen leed hij aan een zogenoemde PTSS (posttraumatische stressstoornis). De NS werden hiervoor door de rechter aansprakelijk gehouden, omdat de risico’s op onvoldoende wijze in kaart waren gebracht. Ook vond de rechter dat NS hun veiligheidsbeleid hadden moeten aanscherpen en preventiemaatregelen die wél werkten, zoals het houden van ingangscontroles, op grotere schaal hadden moeten doorvoeren.
Een tweede misvatting is dat werkgevers veronderstellen dat het voldoende is dat zij de werknemers (meermalen) hebben geïnstrueerd. „Als ze niet willen luisteren, moeten ze het zelf maar weten”, is een veelgehoorde opmerking. Ook fout! De werkgever moet erop blijven toezien dat de regels worden nageleefd. Een werknemer die zonder helm de bouwplaats oploopt, moet door de uitvoerder worden aangesproken en desnoods worden weggestuurd.
Een derde misvatting is dat een werknemer zelf maar voldoende moet opletten en bij gevaarlijke situaties alarm moet slaan. Twee -dit jaar gewezen- arresten van de Hoge Raad illustreren dat voornoemd argument niet steekhoudend is. In het eerste arrest had een werknemer zich letterlijk vertild aan een zware oven. De gevolgen hiervan -ernstige rugklachten- werden de werkgever aangerekend omdat de oven (die door vier werknemers werd getild) zwaarder was dan de tilnorm.
In het andere arrest kwam een stukadoor ten val doordat hij niet had gezien dat sprake was van een oneffenheid op de bouwplaats. Doordat hij met een kuip en gereedschappen in de handen een huis via de voordeur verliet, zag hij niet dat het maaiveld 30 centimeter lager lag dan de deur. Hij verzwikte zijn enkel, wat na complicaties leidde tot rolstoelafhankelijkheid en volledige arbeidsongeschiktheid. Het gerechtshof achtte de werkgever, ondanks het feit dat in strijd met de arboregels was gehandeld, niet aansprakelijk, omdat de werknemer een ervaren stukadoor was die op zo’n niveauverschil bedacht diende te zijn en dat het een algemeen gegeven is dat je moet kijken waar je je voeten neerzet.
De Hoge Raad vernietigde deze uitspraak omdat het gerechtshof had miskend dat -ook in deze zaak- „tot uitgangspunt heeft te dienen dat het de werkgever is die rekening moet houden met het algemene ervaringsfeit dat ook in het werk ervaren en met de desbetreffende werkomstandigheden bekende werknemers niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten.”
De auteur is hoogleraar arbeidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Reageren aan scribent? socialezaken@refdag.nl.