Levende Joodse stemmen
Mede Titel: ”Nazi-Duitsland en de Joden. Deel 1. De jaren van vervolging 1933-1939” en ”Deel 2. De jaren van vernietiging 1939-1945”
Auteur: Saul Friedländer; vert. Margreet de Boer en Jacques Meerman
Uitgeverij: Nieuw Amsterdam/Lannoo, Amsterdam/Tielt, 2007
ISBN 978 90 782 3003 8
Pagina’s: 1333 blz., gebonden; € 59,95.
Van de historicus Saul Friedländer verscheen eind vorige maand zijn levenswerk ”Nazi-Duitsland en de Joden”. Meer dan vijftien jaar heeft hij er aan gewerkt. Het is geschreven in een boeiende combinatie van wetenschappelijke distantie en engagement met de slachtoffers.Over de periode 1933-1945 is al heel veel geschreven. Waarom dit boek? Bestond er dan nog een lacune?
„Nou en of, een reusachtige lacune. Anders zou ik dit boek natuurlijk niet geschreven hebben. Toen ik mijn onderzoek in 1990 in gang zette, oriënteerden de westerse en de Duitse geschiedschrijving zich in talloze studies vooral op die van het Derde Rijk en de nazi’s. Weliswaar in kritische zin, maar de Jodenvernietiging speelde af in de marge zich. Belangrijke uitzondering vormde natuurlijk het standaardwerk van de in augustus dit jaar overleden Joodse politicoloog Raul Hilberg, ”The destruction of the European Jews” uit 1961, maar ook aan dit werk kleeft naar mijn mening een groot bezwaar.
Hilberg, die ik ooit ontmoette in Jeruzalem, beschrijft weliswaar nauwgezet waar en hoeveel Joden er zijn omgebracht maar ze blijven anoniem en hij richt zich in zijn boek grotendeels op het functioneren van het naziapparaat. („Je moet een mier niet vragen waarom zijn nest werd vernietigd”, stelde Hilberg ooit in een interview, red.). Zijn visie op de Joden en de Joodse Raden acht ik clichématig en ongenuanceerd. Helaas heeft hij zijn eenzijdige opvatting nooit bijgesteld.
Het nieuwe aan mijn boek is dat ik de tragedie beschrijf vanuit drie verschillende perspectieven. Dus ik geef niet alleen inzicht in de misdadige strategieën van de nazitop. Ik besteed tevens veel aandacht aan de reactie van de niet-Joodse omgeving, zoals de christelijke kerken, de boeren, de culturele en economische elites, en bovenal aan het lot van de individuele Joodse slachtoffers. Hoe dachten zij en voelden zij in het licht van de catastrofe?”
Hoe krijgt de lezer inzicht in de gevoelswereld van deze laatstgenoemde categorie?
„Ik maak uitvoerig gebruik van authentieke Joodse dagboeken en brieven die soms pas tientallen jaren na de oorlog gevonden werden. Een greep: de briljante Victor Klemperer uit Duitsland, Anne Frank, Philip Mechanicus en Etty Hillesum uit Nederland, de naar België verhuisde Nederlander Moshe Flinker, uit Roemenië het dagboek van Michael Sebastian, Raymond-Raoul Lambert uit Frankrijk en Adam Czerniakóv, Mordechai Rumkowski, Emanuel Ringelblum en Chaim Kaplan, allen uit Polen.
Deze levende stemmen, afkomstig uit alle lagen van de bevolking en van verschillende leeftijden, zijn in mijn optiek -en in tegenstelling tot die van Raul Hilberg- onontbeerlijk en onvervangbaar om de naziperiode ten volle te kunnen begrijpen. Het nazibeleid komt alleen in een helder perspectief te staan als deze wordt verbonden met informatie over het leven (en de dood) van de Joodse mannen, vrouwen en kinderen.”
Miljoenen Joden zijn omgebracht, waarvan een aanzienlijk deel kinderen. Uit respect voor de slachtoffers en de overlevenden is de vraag gewettigd in hoeverre deze slachting wellicht te vermijden was geweest. Hoe kijkt u aan tegen de met de Duitsers collaborerende Joodse Raden, de bestuurlijke instellingen die leiding gaven aan de lokale Joodse gemeenschappen overal in Europa? Bijna een halve eeuw geleden stelde de Joodse politiek filosofe Hannah Arendt zonder omhaal van woorden: „Ware het Joodse volk werkelijk ongeorganiseerd en zonder leiding geweest, de ”Endlösung” zou ongetwijfeld vreselijk leed en een immense chaos hebben teweeggebracht, maar gezien het gecompliceerde bureaucratische apparaat dat voor het ”Auskämmen” van west naar oost noodzakelijk was (…), zou het getal van zes miljoen nooit zijn bereikt.” Waarom onderschrijft u deze stelling niet?
„Hannah Arendt was een groot polemiste maar een slecht historica. Ik kan het niet met haar eens zijn. Zij kwam tot haar conclusie vanuit het latere perspectief van Auschwitz, maar dat is wijsheid achteraf. Vergeet niet dat de beruchte deportaties naar de arbeids- en vernietigingskampen pas in 1942 begonnen.”
Maar voordat de deportaties in 1942 een aanvang namen, vond in Nederland in 1941 opvallend veel Joods en niet-Joods verzet plaats tegen de nationaalsocialistische Jodenjacht. Als ’vergelding’ stuurden de nazi’s 400 Joodse mannen naar Mauthausen en later dat jaar nog eens 200. Niemand keerde terug. Was dit niet het moment voor de Joodse Raad om het bestuurlijke bijltje erbij neer te gooien?
„De situatie lag uiterst gecompliceerd, zowel in Nederland als bijvoorbeeld in Duitsland en Polen. De dilemma’s waren enorm. Vergeet niet dat de Joden eeuwenlang ’traditioneel’ vervolgd waren en dat zij altijd het hoofd boven water hadden weten te houden door samen te werken met overheden. Zij zorgden ook voor sociaalculturele zaken ten behoeve van de Joodse gemeenschap. Bedenk wel dat in het Poolse Lodz in 1940 alle 24 leden van de Joodse Raad werden doodgeschoten omdat zij in de ogen van de Duitse bezetter niet al te ijverig waren. Ik verdedig zeker niet al het gedrag van de Joodse Raden in Europa. De Joodse Raad in Boedapest heeft in 1944 vreselijke dingen gedaan.”
De Nederlandse historicus en Afrikaspecialist Henk Wesseling bepleit in zijn bundel ”Onder historici. Opstellen over geschiedenis en geschiedschrijving” (1995) met betrekking tot de deling en kolonisatie van het Afrikaanse continent het ”Hilbergmodel”. Dat wil zeggen geen kroniek van de slachtoffers, maar een analyse van het proces dat tot die lotgevallen heeft geleid. Uiteraard met inachtneming van de verschillen met de Jodenvernietiging. Kan uw ”Friedländermodel” ook van toepassing zijn op bijvoorbeeld het onderzoek naar de Afrikaanse deling en kolonisatie?
„Ik denk van wel, ja. Zo’n geïntegreerde benadering waarbij alle perspectieven worden belicht, komt mijns inziens vooral goed tot haar recht bij de beschrijving en analyse van extreme historische gebeurtenissen.”
Is alles nu gezegd over de Jodenvernietiging?
„Nee, niet alles. Met name de Sovjetarchieven bieden nog veel materiaal dat het verdient nader te worden bestudeerd. Mijn jongere collega Omar Bartov bijvoorbeeld doet momenteel onderzoek naar de microgeschiedenis van het Oekraïense stadje Buczacz. Hij beschrijft hierin het dagelijks leven en de interactie tussen de daar wonende bevolkingsgroepen: Polen, Joden en Oekraïners voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.”
Wat heeft u het meest geraakt tijdens het schrijven van uw boek?
„Het gebrek aan noemenswaardige solidariteit en ”Zivilcourage” (burgermoed) van de omstanders. De Rooms-Katholieke Kerk bijvoorbeeld verzette zich als instituut wel tegen Hitlers euthanasieprogramma van gehandicapten. En met succes. Maar officiële protesten tegen het wegvoeren van de (niet tot het christendom bekeerde) Joden werden niet vernomen. Ook de culturele elites lieten op schrijnende wijze verstek gaan, terwijl zij toch aanmerkelijk minder te vrezen hadden van de Duitsers dan de in doodsnood verkerende Joden.
Wat me het meeste pijn heeft gedaan, was het ontbreken van solidariteit onder de Joden zelf. Voor iedereen gold dat het hemd nader was dan de rok. Joodse vluchtelingen uit Duitsland werden in Frankrijk door de daar ingeburgerde Joodse instanties met de nek aan gekeken en verraden. De Duitse Joden hadden verachting voor Poolse Joden en omgekeerd en ga zo maar door. Slechts kleine, vaak orthodoxe groepjes van Joden, christenen, communisten enzovoorts en individuen hebben in de jaren van vervolging en vernietiging hun nek uitgestoken.”
Saul Friedländer
Saul Friedländer werd in 1932 geboren in een geassimileerd Joods gezin in Praag. Toen Hitler in 1939 op het punt stond Tsjechoslowakije te bezetten, vluchtten vader, moeder en kind naar Frankrijk. Eerst ging Saul naar een tehuis voor Joodse kinderen in de buurt van Parijs, maar daar werd hij weggetreiterd omdat de diepreligieuze kinderen hem als een niet-Jood beschouwden. Toen in 1942 de aanval tegen de Joden werd ingezet, slaagden zijn ouders erin hem onder te brengen bij een strenge rooms-katholieke kostschool in Zuid-Frankrijk, waardoor hij de oorlog overleefde. Zijn ouders poogden te ontsnappen naar Zwitserland. Zij werden echter gearresteerd en op transport gesteld naar Auschwitz, waar zij omkwamen. Veel van zijn wetenschappelijke werk heeft het nazisme en de Jodenvervolging tot onderwerp. Ook de Israëlisch-Arabische dialoog houdt hem bezig. Friedländer heeft twee zoons. Hij is momenteel hoogleraar in Los Angeles, waar hij werkt aan een biografie van Franz Kafka.
Enkele publicaties:
”Prelude to Downfall. Hitler and the United States, 1939-1941”.
”Paus Pius XII en het Derde Rijk. Documenten”.
”Kurt Gerstein. The Ambiguity of Good”.
”Réflexions sur l’Avenir d’Israël”.
”Arabes & Israéliens: Un premier dialogue”, door Mahmoud Hussein en Saul Friedländer.
”Herinneringen”.
”A Controversy about the Historicization of National Socialism”, door Martin Broszat en Saul Friedländer.
”Memory, History and the Extermination of the Jews of Europe”.