Samenleving niet maakbaar, wel te beïnvloeden
Is met het vierde kabinet-Balkenende de gedachte van de maakbare samenleving terug in Nederland? Of moeten we zeggen dat ook in zijn vorige kabinetten, getuige de aandacht die de premier vroeg voor waarden en normen, de gedachte aanwezig was dat onze samenleving maakbaar of althans beïnvloedbaar is?
Nu is Nederland bij uitstek een land dat door de mens gemaakt is. Althans als het gaat om de fysieke contouren. Zonder menselijk ingrijpen in de vorm van dijkaanleg, inpoldering en bemaling zou het land er volstrekt anders hebben uitgezien. Maar hoe zit het met de samenleving? In hoeverre is de overheid in staat het leefpatroon van mensen te beïnvloeden en in hoeverre is dat ook haar taak?Vragen naar de veranderbaarheid van de samenleving komen vooral op wanneer de bestaande situatie in hoge mate als problematisch wordt ervaren. Dat was met name het geval in de 19e eeuw, toen de industriële revolutie de maatschappelijke verschillen verder had aangescherpt.
Ideale maatschappij
De zogenaamde utopische socialisten als Fourier en Saint-Simon ontwierpen toen de ideale samenleving. Marx deed dat ook, maar pretendeerde bovendien dat zijn communistische maatschappij de onvermijdelijke uitkomst was van de geschiedenis. In christelijke kring was men gauw geneigd om te beklemtonen dat de bestaande maatschappelijke orde door God gewild was. Gemakkelijk ging daarbij de menselijke verantwoordelijkheid schuil achter Gods voorzienigheid.
Het marxistisch-leninistische experiment is duidelijk mislukt. Ongetwijfeld droegen de Russische vijfjarenplannen bij aan de ontwikkeling van dit voorheen zo achterlijke land. Maar zo’n volstrekt geleide planeconomie was onvoldoende afgestemd op de gevarieerde behoeften van de afnemers, bracht veel verspilling met zich mee en bood geen ruimte voor initiatieven van onderaf. Marx mocht dan de kapitalistische economie betiteld hebben als een anarchistische wijze van produceren, die onvermijdelijk leidde tot periodiek optredende crises, met de globale conjunctuurpolitieke sturing die thans wordt toegepast, doen dramatische perioden van massale bedrijfsfaillissementen en grote werkloosheid zich niet meer voor.
Nationalisering van de basisindustrieën en het bankwezen staat bij sociaaldemocratische partijen en ook bij radicaalsocialistische partijen als de SP niet meer in hun program. Maar om nu alles aan de markt over te laten, dat gaat niet alleen hen, maar ook de partijen in het politieke midden te ver. En de liberalen kunnen niet ontkennen dat de overheid af en toe stevig in moet grijpen om kartelvorming en monopolieposities te voorkomen. In de EU is een van hen (Eurocommissaris Kroes) druk bezig forse boetes uit te delen aan bedrijven die, op welke manier dan ook, de vrije concurrentie blokkeren.
Grenzen aan maakbaarheid
Er zijn dus grenzen aan de maakbaarheid van de samenleving. De maatschappij zit ingewikkelder in elkaar dan politieke denkers van achter hun bureau kunnen overzien. De ontwikkelingen gaan vaak toch net een andere kant uit dan deskundigen verwacht hebben. Mensen zoeken vaak de mazen van de wet op en maken een oneigenlijk gebruik van regelingen. Daardoor ontstaan allerlei onvoorziene en in ieder geval averechtse effecten. Bovendien moet in een democratisch staatsbestel de overheid steeds weer voldoende steun van de bevolking ontvangen om door te gaan met haar diepingrijpende beheersing en sturing van het maatschappelijke leven. Het is niet voor niets dat regimes die zich een ingrijpende herstructurering van de maatschappij voor ogen stellen, vaak een autoritair karakter dragen.
Maar dat er grenzen zijn aan de maakbaarheid, betekent uiteraard niet dat de overheid geen mogelijkheden heeft om het gedrag van de burgers en de structuur van de samenleving te beïnvloeden. In principe gaat dat langs twee lijnen, die van de stok (geboden en verboden) en die van de worst (subsidies, faciliteiten en fiscale aftrekposten). Elk kabinet in Nederland doet dat, het ene wat sterker dan het andere.
De ruimtelijke ordening vormt in Nederland sinds jaar en dag een strak keurslijf voor de woningbouw. De drankaccijns wordt al jarenlang gehanteerd om de alcoholconsumptie af te remmen, zoals de accijnzen op motorbrandstoffen dienen om het autoverkeer te beteugelen. Je kunt zeggen dat het niet veel heeft geholpen, maar geheel zonder effect was het nu ook weer niet. Het feit dat in de VS de benzine veel goedkoper is dan bij ons, omdat er lang niet zo veel accijns geheven wordt, is een van de factoren waarom het autobezit en autogebruik daar veel hoger ligt dan hier en ook de ruimtelijke ordening in dat land in hoge mate door de auto wordt bepaald.
Antirookcampagnes
De door de overheid ingezette antirookcampagnes hebben onmiskenbaar succes gehad. Het aantal rokers is duidelijk gedaald en roken is in enkele decennia van een algemeen geaccepteerde vorm van genot tot iets doms en asociaals geworden. Was het vroeger vanzelfsprekend dat je vrijwel overal mocht roken en de anderen dat maar moesten accepteren, thans zijn de rollen omgedraaid.
Maar de strijd tegen de drugs heeft in de meeste landen niet veel resultaat opgeleverd. Omdat dat spul verslavend en illegaal is, is er voor de onderwereld veel aan te verdienen, zoals destijds ook de drooglegging van Amerika (het verbod op de vervaardiging van alcoholische dranken en de handel daarin) de onderwereld grote kansen bood. Die drooglegging, die van 1919 tot 1933 zelfs in de Amerikaanse grondwet was vastgelegd, is het schoolvoorbeeld hoe een democratische overheid de reikwijdte van haar macht en de maakbaarheid van de samenleving overschatte.
Het nieuwe kabinet heeft inderdaad, vergeleken met z’n voorgangers, de lat wat hoger gelegd. Men wil duidelijk bepaalde maatschappelijke veranderingen doorvoeren. Dat geldt voor het gezinsbeleid van minister Rouvoet, die ook achter de voordeur wil opereren. Een zekere huiver ten aanzien van zo’n bemoeizuchtige overheid is begrijpelijk. Waar loopt dit op uit? Op bepaalde punten botsen de Bijbelse opvoedingsprincipes nu eenmaal met wat velen tegenwoordig normaal of zelfs aanbevelenswaardig vinden. Voorlopig zit de minister vooral met het probleem dat de capaciteit van de verschillende hulpverlenings- en adviesbureaus duidelijk achterloopt bij de sterk stijgende vraag. Waarschijnlijk zal ook hij vastlopen op de grenzen (met name de capaciteitsgrenzen) van de overheid.
Vliegticketbelasting
Van allerlei vormen van lastenverzwaring op ongezond en milieuonvriendelijk gedrag geldt: baat het niet, het levert in ieder geval de schatkist geld op. Zo bijvoorbeeld de aangekondigde belasting op vliegtickets. De tegenstanders (met name in de hoek van de VVD) roepen dat zo’n heffing nauwelijks effect heeft op de omvang van het vliegverkeer, maar ook dat op die manier mensen worden aangemoedigd om maar per auto naar hun vakantiebestemming te reizen.
Nu gaat het inderdaad maar om een beperkt bedrag: 11,25 euro voor Europese vluchten en 45,00 euro voor intercontinentale. Slechts weinigen zullen zich daardoor laten weerhouden. Maar gezien de groei van het vliegverkeer in de afgelopen jaren en de milieuschade die de luchtvaart veroorzaakt, is het goed om zo’n heffing op te leggen. Tot dusver is het vliegverkeer vooral tegemoetgetreden als iets wat de vooruitgang van de mensheid bevorderde en daarom door overheden zo veel mogelijk gefaciliteerd moest worden.
Zo heeft het kabinet ook nieuwe belastingen aangekondigd op verpakkingsmateriaal, vervuilende auto’s, LPG en dieselbrandstof, tabak, alcohol en gokautomaten. Ook de algemene verhoging van de btw betekent een keuze om eerder de consumptie dan de inkomsten uit arbeid te belasten.
De eventuele veranderingen in het gedrag van de burgers als gevolg van deze maatregelen zullen beperkt zijn. Maar in ieder geval komt er op die manier geld binnen als bijdrage aan de kosten van gezondheidszorg en milieu. Overigens mogen we hier ook weer niet over de hele linie in termen van kosten en baten redeneren. Rokers leven gemiddeld een paar jaar korter dan niet-rokers. Dat betekent dat zij korter aanspraak maken op AOW en pensioen. Om de kosten van de vergrijzing in de hand te houden zou het wellicht wenselijk zijn om het roken aan te moedigen. Maar zo mag je uiteraard niet te werk gaan.
Kinderopvang
Een andere sector waarin de overheid duidelijk probeert de maatschappij te beïnvloeden is die van de emancipatie van de vrouw. Veel overheidsgeld wordt gestoken in kinderopvang om de deelname van vrouwen met jonge kinderen aan het arbeidsproces te vergroten. Liefst geen deeltijdbaan, maar een volledige baan, zodat men financieel onafhankelijk is van zijn partner. Dat is ook prettig wanneer men uit elkaar gaat. Daarentegen maakt de overheid de fiscale positie van kostwinnersgezinnen ongunstiger. De deelname van de ChristenUnie aan het nieuwe kabinet heeft wat dat betreft op geen enkele manier een structurele beleidswijziging opgeleverd.
Uiteraard wordt geen enkele moeder gedwongen om haar kinderen in de opvang te doen, maar de niet te versmaden financiële voordelen, gevoegd bij de positieve status die de werkende moeder in onze maatschappij heeft, is vaak meer dan voldoende om overstag te gaan. Ook in de gereformeerde gezindte, waar de betekenis van moederschap en gezinsopvoeding vanouds hoog aangeschreven stond.
De integratie van allochtonen in de Nederlandse samenleving is eveneens een speerpunt van het huidige overheidsbeleid. Wonen, werken en onderwijs zijn daarbij de belangrijkste sectoren. Hier is inderdaad een sturende overheid nodig, al moeten we niet vergeten dat er ook sprake is van een autonoom integratieproces. Maar lang niet alle allochtonen zien hun kansen liggen of zijn in staat die te grijpen.
Een van de discussiepunten daarbij is de segregatie in het onderwijs. Moet de overheid tornen aan het principe van de vrije schoolkeuze, teneinde het bestaan van zwarte en witte scholen tegen te gaan? In bepaalde stadswijken hebben de allochtone gezinnen zozeer de overhand, dat een zwarte school een normale afspiegeling is van de bevolkingssamenstelling van de buurt. Wie dat patroon wil doorbreken, moet ouders verplichten hun kinderen buiten de wijk naar school te sturen. Dat gaat wel erg ver.
Daarbij komt dat christelijke scholen vanouds het recht hebben om leerlingen te weigeren en zeker reformatorische scholen vanwege hun identiteit aan die vrijheid hechten. En dat niet zonder reden. Gelukkig is er tot dusver van een dwingend overheidsoptreden op dit gebied geen sprake. Veel ouders, van welke signatuur dan ook, hechten aan hun recht op vrije schoolkeuze.