Cultuur & boeken

Bidden in de rauwe werkelijkheid

Hij stond aan de wieg van de gereformeerde geestelijke gezondheidszorg. Meer dan twintig jaar werkte psychotherapeut drs. Arthur Hegger (54) bij Eleos en een van haar voorlopers, Gliagg De Poort. Nu maakt hij de overstap naar Jeugdhulp Friesland. Ook in zijn nieuwe baan zal de verhouding tussen geloof en hulpverlening zijn warme belangstelling houden. Dat hij zich juist op deze thematiek grondig zou bezinnen, had hij jaren geleden niet kunnen denken. „Ik heb geprobeerd mijn geloof kwijt te raken, maar het is me niet gelukt.”

28 September 2007 08:02Gewijzigd op 14 November 2020 05:08
Drs. Arthur Hegger: „Ik vind het in behandelingen ontroerende momenten als ik zie dat mensen een stapje verder komen. Hoe methodisch je ook werkt, je hebt het nooit in de hand. Het is een sprong die iemand uiteindelijk zelf moet maken. Daar sta je als hul
Drs. Arthur Hegger: „Ik vind het in behandelingen ontroerende momenten als ik zie dat mensen een stapje verder komen. Hoe methodisch je ook werkt, je hebt het nooit in de hand. Het is een sprong die iemand uiteindelijk zelf moet maken. Daar sta je als hul

Vanuit het Friese Beetsterzwaag slingert een smalle weg door een bosachtige omgeving. De route voert naar het dorpje Kortehemmen. Aan een doodlopende weg, aan de rand van een maisveld, ligt het voormalige hotel- en congrescentrum Woodbrookers verscholen tussen de bomen.Enigszins onwennig loopt Arthur Hegger over het grotendeels verlaten hotelterrein. Hier gaat stichting Jeugdhulp Friesland 65 jongeren met problemen behandelen en heropvoeden. Het betreft tieners die nu nog -zonder strafblad- in jeugdgevangenissen verblijven. Ze kregen door de kinderrechter een ondertoezichtstelling (OTS) opgelegd vanwege ernstige risico’s voor hun geestelijke of lichamelijke welzijn.

Wat hebt u met mensen die in hun leven zijn vastgelopen?
„Ik ben altijd geboeid geweest door personen die aan de rand van de samenleving verkeren. Vreemdelingen die het geregelde leven net even op z’n kant zetten. Ze morrelen aan mijn eigen kaders en plaatsen me voor de vraag: waarom doe ik de dingen zoals ik ze doe?

Het is plezierig mensen die de weg kwijt zijn, die het niet meer zien zitten, te helpen weer perspectief te krijgen. Mij is vaak gevraagd: „Is het niet ontzettend zwaar, het werk dat je doet? Al die moeilijkheden.” Ja, daarmee komen mensen binnen, maar ik zie ze vaak weggaan op het moment dat ze het leven weer aankunnen, zichzelf kunnen handhaven. Ik vind het in behandelingen ontroerende momenten als ik zie dat mensen een stapje verder komen. Hoe methodisch je ook werkt, je hebt het nooit in de hand. Het is een sprong die iemand uiteindelijk zelf moet maken. Daar sta je als hulpverlener bij. Als het gebeurt, haal ik er altijd veel energie uit.”

Kreeg u die betrokkenheid op mensen met problemen van huis uit mee?
„Ik denk het. Mijn zus zegt dat wij in de jaren zestig in het eerste asielzoekerscentrum van Nederland zijn opgegroeid. Velen zullen mijn vader, de ex-priester ds. H. J. Hegger, kennen. Bij ons thuis kwamen vroeger veel ex-rooms-katholieken uit allerlei delen van de wereld over de vloer. Mensen die door hun familie werden uitgestoten, zoals je dat nu bij ex-moslims ziet. Het verlaten van de Rooms-Katholieke Kerk was ”not done”.

Wij kregen al jong te maken met mensen die gedrag vertoonden dat wij niet kenden. Ik herinner me een man uit Spanje die bij ons aan tafel zat, knoflook in kleine plakjes sneed en die op zijn boterham met kaas deed. Dat vond ik vreemd, maar mijn moeder zei dan: Dat is zijn gewoonte.”

Behalve zijn interesse in mensen speelde bij zijn keuze voor de studie psychologie nog iets anders mee, zegt Hegger. „Mijn vader is veel met zelfanalyse in de weer geweest. Ik snapte er niets van en dacht: ik moet maar eens mijn best doen om mijn vader met zijn verhalen te gaan begrijpen. De psychotherapie hielp me daarbij. Het is een vak dat echt bij mij past, ik heb er ontzettend veel lol in.”

Bijzondere interesse kreeg Hegger in mensen met persoonlijkheidsstoornissen. „Ik begreep deze groep patiënten totaal niet. In het begin heb ik hun niet goed geholpen. Ze werden eerder slechter dan beter van mijn behandelingen, raakten er meer van in de war. Ik snapte het niet, want ik deed gewoon wat me was geleerd. Op den duur ging ik deze patiënten, door veel naar hen te luisteren en meer studie van hun ziektebeeld te maken, beter begrijpen. Nu heb ik hun ook echt iets te bieden. Mijn eerste jaren als hulpverlener zou ik wat dat betreft niet graag overdoen.”

Allerlei „onverzoenlijke kwesties” waarmee Hegger in zijn werk te maken kreeg, zoals seksueel misbruik, plaatsten hem voor de vraag wat vergeving is. „Dat begrip wordt vaak toedekkend gebruikt: het is niet zo erg, zand erover. Maar vergeving houdt juist in: benoemen wat kwaad en onrecht is, waarin je als mens gekrenkt bent en dát iemand niet meer toerekenen. Op die manier maak je je in zekere zin vrij van de dader. Als dat niet gebeurt, als er te snel over vergeving wordt gesproken, zie je dat de woede blijft. Vergeven doe je niet even van de ene op de andere dag.”

Wat is in het gesprek hierover het verschil tussen de hulpverlener en de pastor?
„In de loop der jaren ben ik dat onderscheid minder strak gaan maken. Ik mag als hulpverlener niet preken, maar wel appelleren aan de levensbeschouwing die mensen zeggen te hebben en daarin met hen meedenken: je zegt gelovig te zijn, wat betekent dat voor je manier van leven? De oefening van de onderlinge relaties moet niet los komen te staan van het theologische denken.”

De protestants-christelijke levensovertuiging die Hegger van huis uit meekreeg, nam hij niet automatisch over. „Rond mijn twintigste had ik een tijd lang weinig met het geloof. Een belangrijk leermoment was voor mij het lezen van Dostojevski’s ”Herinneringen uit het ondergrondse”. Het gaat over een man die de achtergrond van de verlichting ter discussie stelt en voortdurend zijn eigen tegenstrijdigheden laat zien, continu zichzelf onderuithaalt. Daarmee kom je in een soort laatste verlorenheid terecht. Dat vond ik heel aangrijpend. Als je voortdurend jezelf onderuithaalt, is er eigenlijk geen grond. Dat herkende ik heel sterk. De visie die uit dergelijke boeken sprak, zette me weer in de richting van het geloof.”

Als jonge twintiger kocht Hegger tijdens een verblijf in Israël een boekje van de Joodse filosoof Buber. „Daarin stond een beschrijving van Psalm 13. Die begint met: „Hoelang Heere? Zult Gij mij voortdurend vergeten?” Daarin herkende ik de schreeuw van Dostojevski, maar ook van mezelf. Diezelfde psalm eindigt met een lofzang. Toen ik dat lied las en herlas wist ik me geroepen, geraakt. Dat was dierbaar en ingrijpend voor me.”

Tijdens zijn universitaire studie worstelde Hegger opnieuw met geloofsvragen. „In de studie psychologie en in mijn vak zit een tendens naar seculariseren. Bij godsdienstige reacties kijk je wat die met je persoonlijkheid en je geschiedenis te maken hebben. Je kijkt dus vanaf een afstandje naar de bevinding, de geloofservaring. Dat is storend, want het religieuze domein is iets directs tussen de Heere en je ziel.

Op het moment dat ik mijn ontslagbrief bij Eleos op de bus deed, betrapte ik me op de gedachte: Stel dat ik naar huis rijd en ik krijg een ongeluk, zou dat een straf van God zijn? Dat zijn van die primitieve godsdienstige reflexen, waar ik af en toe last van heb, terwijl ik weet: Zo is God niet, zo ken ik Hem niet. Toch komt dat terug. De gedachte: ik moet God tevreden houden. Blijkbaar zit er in ons een klein kind dat bang is voor straf, bang is om vrij te zijn, zijn eigen weg te gaan. En die angst projecteren we op God.

Ik heb mezelf vaak afgevraagd: Is mijn geloof niet een soort projectie? Durf ik mijn vader en moeder niet los te laten? Daarmee haalde ik mezelf onderuit. Die vragen komen nooit tot een eind. Maar dan eindig ik net zoals Psalm 13 eindigt: en toch loof ik U, God. Mijn vrienden konden het geloof, met veel moeite soms, kwijtraken. Ik heb het ook geprobeerd, maar het is mij nooit gelukt. Ik kon er niet onderuit.”

Welke beeld van de gereformeerde gezindte blijft u na 23 jaar hulpverlening in deze kring bij?
„De mensen zijn over het algemeen trouw en denken oprecht na over wat hun geloof betekent. Ik heb me daar vaak aan opgetrokken. Sommigen zijn wel erg naar binnen gericht, op de eigen, reformatorische kring, vanuit de angst om parels voor de zwijnen te gooien. Misschien moeten zij toch af en toe toch eens een pareltje naar buiten laten rollen, denk ik dan, zodat anderen daarvan iets kunnen zien.

We kunnen intern moeilijke discussies voeren over de mate van het aanbod van het heil. De waarde daarvan zal ik niet geheel ontkennen, maar vergeet niet dat we in het dagelijkse leven met mensen te maken hebben die nog niet eens weten wat Pinksteren betekent. Laten we aan hen ook iets zien van de vreugde van het Evangelie waarvan we leven? Dat we niet in onszelf rusten, maar in Christus.”

Waar plaatst u zichzelf in het brede spectrum van de gereformeerde gezindte?
„Op mijn werk bij Eleos word ik als links gezien, maar in mijn kerk -een gewone hervormde gemeente- ben ik ultrarechts. Het is allemaal relatief.”

Met welke theoloog voelt u zich in het bijzonder verbonden?
„Met Kohlbrugge en met Woelderink. Vooral bij Kohlbrugge vind ik sterk terug hoe belangrijk het vertrouwen op Christus is, hoe bevrijdend ook. Bij alle kerkelijke discussies die we bij Eleos wel eens voeren, vinden we elkaar daar altijd weer in. Dat neem ik als een waardevolle schat mee. Uiteindelijk leven wij niet uit onszelf, maar uit Iemand Die buiten ons staat en tot ons komt, Christus.”

Welke Bijbelse persoon spreekt u het meest aan?
„Als kind was ik vooral geboeid door het verhaal van Hagar en Ismaël, die worden weggestuurd. Ismaël, dat zielige jongetje, ligt te verkommeren in de woestijn en zijn moeder is daar verdrietig om. Maar dan zegt God: Ik heb jullie gezien, er is wáter!”

„Later ben ik vooral gefascineerd geraakt door de profeet Jeremia. Hij had een soortgelijke ervaring als de dichter van Psalm 13. In Jeremia 15 zegt de profeet: „U bent mij als een uitdrogende beek, water waarop geen staat valt te maken.” Hij moest iets doen wat hem moeite kostte en daar kreunde hij wel eens onder. Toch was de hand van de Heere op hem.

Jeremia stond midden in de wereld en had oog voor de rauwe werkelijkheid. Iets daarvan herken ik bij mezelf. Bij alle schrijnende situaties die ik soms zie, bid ik: hoe lang nog? De vraag waar Psalm 13 mee begint en die ook de heiligen in Openbaring stellen. Hoe lang moet het nog zo doorgaan? Die vraag leg ik aan God voor. Ik heb die ook vaak aan de orde gesteld in de weekopening van ons team bij Eleos.”

U verdiepte zich jarenlang in de relatie tussen geloof en hulpverlening. Wat kunt u daarmee in uw nieuwe baan?
„De accenten zullen anders komen te liggen, maar ik vind het belangrijk dat in de uitgangspunten van stichting Jeugdhulp Friesland staat dat het domein van zingeving expliciet bij de behandeling hoort. De jongeren met wie wij gaan werken, zitten in een fase waarin ze zich oriënteren op het leven. Ze stellen zichzelf volgens mij vragen als: waar leef ik voor? Die moeten we serieus nemen. Misschien ligt daar ook een taak voor een pastor, of voor een imam. Ook met die laatste zal ik hier te maken krijgen.

Ik heb niet de opdracht te evangeliseren. Hulpverleners zijn geen zaaiers van het Woord. Wel hoop ik dat in het werk in de spreekkamer soms een zaadje valt dat ergens tussen mijn kleren zit. Maar dat kan nooit het doel zijn. Dat was het bij Eleos ook niet.”

Het heropvoeden van probleemjongeren blijkt veelal een taai gevecht dat lang niet altijd tot het gewenste resultaat leidt. Hoe groot acht u de kans op succes?
Lachend: „Groot. Anders zou ik er niet aan beginnen.”

Wat maakt dat u erin gaat slagen?
Peinzend: „Vaak lopen behandelingen vast in beheersing of in verwaarlozing. Zijn de groepsleiders cipiers of laten ze allerlei grensoverschrijdende zaken toe? Wij willen de groepsleiding erin trainen om betrokken te blijven maar tegelijk grenzen te stellen. Dat is de uitdaging waarvoor we staan. Zo kan een veilige atmosfeer ontstaan.

Op dit moment zitten in justitiële jeugdinrichtingen jongeren die strafrechtelijk worden vervolgd samen met jongeren die geen strafblad hebben, maar niet langer thuis konden blijven. Meisjes die slachtoffer zijn van pestgedrag komen zo samen met daders in een gevangenisregime terecht. Daar worden ze alleen maar slechter van. Die twee groepen passen totaal niet bij elkaar. Wij kunnen ons nu specifiek gaan richten op de groep die geen strafblad heeft.”

Volgens sommige ingewijden is er nauwelijks onderscheid tussen beide groepen. Veel jongeren die zonder strafblad binnenkomen zouden wel iets op hun kerfstok hebben, maar nog nooit zijn betrapt.
„Er komen hier geen lieverdjes. Dat geloof ik ook. Toch kwamen in het verleden jongeren in een strafrechtelijk circuit terecht, terwijl ze vooral beschermd en behandeld moesten worden. Het loskoppelen van beide groepen maakt de kans op slagen van de behandeling groter. Jongeren met een OTS zullen ook wel eens op het randje van criminaliteit hebben gezeten, maar het zijn zeker niet allemaal boeven.”

In hoeverre zijn ze gemotiveerd om aan verandering van hun gedrag te werken?
„Misschien in het begin heel weinig, maar we willen behandelplannen maken die ze zelf onderschrijven. Deze worden in de ik-vorm opgesteld: ik wil me kunnen handhaven op m’n werk, bijvoorbeeld. Daarover moet je een deal met die jongeren sluiten.”

Welke rol spelen ouders of andere verzorgers in de behandeling?
„We gaan uit van de eigen kracht van families. Jongeren zijn in het verleden vaak behandeld zonder dat hun familie erachter stond. Als ze dan loyaal blijven aan hun ouders, krijg je koppige ezels die niet te verplaatsen zijn. We laten ouders meedenken en houden rekening met hun ideeën. Hoeveel rottigheid er ook is geweest, vaak hebben familieleden wel pogingen gedaan om tot een oplossing te komen, maar gebeurde dat te versnipperd. Ik denk dan aan de familie in brede zin. Niet alleen ouders, maar bijvoorbeeld ook een oom en tante die verantwoordelijkheid voor een jongere op zich nemen.”

Het thema jeugd en gezin staat sinds het derde kabinet Balkenende meer dan voorheen op de agenda. Wat is uw belangrijkste advies aan minister Rouvoet?
„De focus moet meer op de behandeling worden gericht. Een volgsysteem voor jongeren zal ongetwijfeld goed zijn, maar het kan gemakkelijk een bureaucratisch monster worden. Ik vraag me af of het echt gaat lukken er op tijd bij te zijn als een kind ontspoort. Er gaat nu zo veel geld en energie zitten in het opsporen van problemen dat er verhoudingsgewijs weinig geld overblijft om behandelingen voor jongeren die al ontspoord zíjn goed van de grond te tillen. Het lijkt me prachtig om die laatsten tijdens een behandeling te zien opbloeien.”

Levensloop
Arthur Theoplasto Hegger werd op 11 augustus 1953 geboren in het Belgische Denderleeuw. Hij groeide op als oudste zoon in een gereformeerd gezin met acht kinderen. Nadat hij de pedagogische academie in Doetinchem had doorlopen, volgde hij een studie psychologie aan de Universiteit Utrecht. In 1993 behaalde hij zijn registratie als psychotherapeut.

Hegger begon in 1981 een eigen praktijk. In 1984 trad hij in dienst bij de Gereformeerde Landelijke Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (Gliagg) De Poort, die in 2000 met twee verwante organisaties fuseerde tot Eleos. Binnen deze instelling is hij onder meer staffunctionaris volwassenenzorg, behandelcoördinator dagklinische zorg en praktijkopleider.

Hegger is redactiesecretaris van Psyche & Geloof, tijdschrift van de Christelijke Vereniging voor Psychiaters, Psychologen en Psychotherapeuten (CVPPP). Ook is hij eindredacteur van de psycho-educatieve reeks ”Wat … met je doet”. In deze serie van uitgeverij Boekencentrum schreef hij zelf een deel over borderline.

Vandaag zet Hegger een punt achter zijn loopbaan bij Eleos. Bij Jeugdhulp Friesland, waar hij deze maand al gedeeltelijk aan de slag ging, wordt hij manager zorg in een nieuw behandelcentrum voor jongeren met een OTS (ondertoezichtstelling door een kinderrechter), psychische problemen of gedragsproblemen.

Hegger is getrouwd en vader van een tweeling van zeventien jaar.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer