Moslimstrijders getuigen over „noodzaak” terreur
De 17-jarige Mohammad Abdullah ziet er met zijn tengere fysiek, kortgeschoren gevangeniskapsel en onbehaarde bovenlip allerminst uit als een radicaal-islamitische vechtmachine. Toch is hij met een collega-”jihadi” verantwoordelijk voor de dood van 28 burgers in de Indiase provincie Kasjmir. „Ik was er niet blij om, maar mijn leraars in Pakistan zeiden me dat terreur noodzaak is”, getuigt Mohammad over zijn opleiding tot krijger in de jihad, de heilige oorlog.
India en Pakistan hebben al drie oorlogen uitgevochten over het bergachtige Kasjmir, waar overwegend moslims wonen, maar dat grotendeels op Indiaas grondgebied ligt. Het geweld is in de aanloop naar de deelstaatverkiezingen die deze week worden gehouden alleen maar toegenomen. Abdullah werd na een aanval op 13 juli in Jammu, de winterhoofdstad van Kasjmir, door Indiase troepen gevangengenomen. Zijn medestrijder Mohammad Adnan bracht het er niet levend van af.
„Ik had mijn orders en moest die uitvoeren”, vertelt Abdullah. De jongen, afkomstig uit de provincie Punjab, werd op school gerekruteerd door Lashkar-i-Toiba, het ”Leger van de Zuiveren”. De organisatie is de militante vleugel van het religieuze studiecentrum Markaz Dawa ul-Irshad, dat in 1987 in Lahore werd opgericht door prof. Hafiz Mohammad Saeed. Volgens Saeed is jihad een heilige noodzaak wegens de dreiging van de westerse democratie.
Het Lashkar-i-Toiba is sinds 1993 actief in Kasjmir. De meeste leden komen niet uit de streek, maar uit Pakistan en Afghanistan. Een aantal rekruten van de organisatie stierf vorig jaar in oktober bij de slag om Mazar-e-Sharif in Afghanistan tegen troepen van de Noordelijke Alliantie en de Verenigde Staten. Abdullah werd naar eigen zeggen met vijftig anderen opgeleid in Aska nabij Muzaffarabad, de hoofdstad van Pakistaans Kasjmir. Hij leerde er met wapens en explosieven omgaan om de moslimbroeders in Kasjmir te gaan ’bevrijden’.
„Onze instructeur had in Afghanistan tegen de Sovjets gevochten en aan de zijde van de Taliban. Nu was hij teruggekeerd naar Pakistan voor de jihad in Kasjmir”, zegt Abdullah. Als jonge recruut kreeg hij vaak te horen dat in Kasjmir duizenden moslims werden vermoord, hun vrouwen verkracht en hun huizen vernietigd. „Dat maakte me kwaad. Bovendien was het heel warm en het vooruitzicht op een avontuur in de bergen sprak me wel aan.”
Twee gidsen smokkelden Abdullah en Adnan over de grens die wordt bewaakt door Indiase troepen. Op 13 juli vielen ze een werkkamp aan in Rajiv Nagar, nabij Jammu. Ze schoten de magazijnen van hun kalasjnikovs leeg en wierpen vijf granaten binnen de omheining. Bij hun vlucht door het woud werd Adnan door de politie neergeschoten en Abdullah gevangengenomen.
Hoewel India een massale troepenmacht op de been heeft in Kasjmir blijven er nog geregeld moslimmilitanten infiltreren. Gidsen krijgen tot 210 euro per strijder die ze Kasjmir binnensmokkelen. De expedities vertrekken vaak vanuit Pakistaanse grensposten onder dekking van mitrailleurvuur. De paden lopen door een bergachtig en dichtbebost landschap, waarin achtervolgingsacties van het Indiase leger gedoemd zijn te mislukken.