Enige
Discussie over normen en waarden is tegenwoordig in. Dat is al onder het vorige kabinet begonnen. De huidige CDA-premier heeft dat thema verder opgepakt. Minister Heinsbroek van de LPF deed inmiddels ook een duit in het zakje.
Op zich is dat positief. Dat mensen gaan beseffen dat je niet zo maar raak kunt leven, maar dat er verschil is tussen wat past en niet past, tussen goed en kwaad. Maar ja, moraal is niet neutraal. Hoe komt een mens aan zulke leefregels?
Voor christenen van onderscheiden schakering was ethiek altijd een kwestie van gehoorzaamheid aan Gods geboden. Daarin werd immers het ”gij zult niet” aan de mens voorgehouden. Geen wonder dat met de ontkerstening ook het besef van goed en kwaad afnam. Niet zonder reden sprak men van mensen die aan God noch gebod doen.
Ieder mens heeft echter een geweten dat hem (bij tijd en wijle) duidelijk maakt dat het niet om het even is hoe hij leeft. Zonder moreel besef en zonder de daaruit voortvloeiende regels kan een maatschappij ook niet bestaan.
Vandaar de huidige discussie over normen en waarden. Zeker voor orthodoxe christenen is er alle reden om daarbij aan te haken. Zij waren immers degenen die het meeste klaagden over het verlies van normbesef.
Wat is er echter te verwachten van een discussie over normen en waarden waarbij voor het overgrote deel van de betrokkenen (en daar moeten we ook veel moderne christenen onder rekenen) het gezag van de Bijbel niet beslissend is of zelfs volstrekt van de hand gewezen wordt? Geldt daarvoor niet het bijbelwoord: „Zij hebben het woord des HEEREN verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben?” (Jeremia 8:9).
Natuurwet
Of is er sprake van een ingeschapen natuurwet die ook buiten het licht van de Openbaring de mens de goede weg wijst, als hij maar bereid is de stem van zijn geweten te volgen? In rooms-katholieke kring kan men met een dergelijke redenering aardig goed uit de voeten. Daar hanteert men vanouds een scheiding tussen natuur en bovennatuur en denkt men minder radicaal over de gevolgen van de zondeval. Voor het bovennatuurlijke is de Kerk nodig met haar sacramenten, in het natuurlijke leven blijkt voor alle mensen de waarde van de natuurwet uit haar innerlijke redelijkheid.
Vanuit de gereformeerde belijdenis hebben wij voor een dergelijk optimisme in het geheel geen reden. Als in de Dordtse Leerregels dit punt aan de orde komt (III en IV paragraaf 4) dan wil men niet ontkennen dat er na de val in de mens nog enig licht der natuur overgebleven is waardoor hij enige kennis behouden heeft „van het onderscheid tussen hetgeen betamelijk en onbetamelijk is en ook betoont enige betrachting tot de deugd en tot uiterlijke tucht.”
Alle nadruk valt hier echter op het herhaaldelijk terugkomende woordje enige. Wij moeten ons van de morele inzichten en de levenswandel van de natuurlijke mens niet te veel voorstellen.
Verderop in die paragraaf spreken onze Dordtse vaderen erover dat de mens „ook in natuurlijke en burgerlijke zaken dit licht niet recht gebruikt; ja veel meer dat, hoedanig het ook zij, op onderscheiden wijze geheel bezoedelt en in ongerechtigheid ten onder houdt.”
De onze niet
In de huidige situatie kan het geen kwaad ook voor dit onderdeel van de Dordtse Leerregels aandacht te vragen om een al te groot optimisme over de resultaten van een normen- en waardendiscussie in een postchristelijke samenleving te voorkomen. Er is geen garantie dat die discussie zal leiden tot een eerherstel van bijbelse normen. Wellicht moeten we tot de conclusie komen dat allerlei normen die een meerderheid van het Nederlandse volk waardevol vindt, beslist de onze niet kunnen zijn.
Gelukkig hoeft dat niet over de hele linie het geval te zijn. Als het gaat om het ”gij zult niet stelen” is er gemakkelijker overeenstemming te bereiken dan ten aanzien van het ”gij zult niet echtbreken”. En iedere doorwerking van Gods geboden in de samenleving, zelfs al worden ze niet als geboden van God erkend, is waardevol en draagt bij tot het intomen van de menselijke ongebondenheid.
Maar we moeten ons niet rijk rekenen. Wanneer mensen dezelfde woorden gebruiken en de waarde van bepaalde deugden als barmhartigheid onderstrepen, bedoelen ze daarmee nog niet hetzelfde. De Bijbel weet ervan dat de barmhartigheden van de goddelozen wreed zijn (Spreuken 12:10). Dat zien we ook in concreto in allerlei discussies over abortus en euthanasie, waar met een beroep op de barmhartigheid het kwaad wordt goedgepraat.