William Carey
Titel: ”William Carey”
Auteur: W. van der Zwaag
Uitgeverij: De Groot, Goudriaan, Kampen, 2007
ISBN 13 978 906140 503 0
Pagina’s: 365
Prijs: € 27,50.
In de eerste Nederlandse biografie over William Carey geeft W. van der Zwaag op een betrokken wijze weer hoe Carey zich van schoenmakersknecht tot pionier van de wereldzending ontwikkelt, en wat hij, samen met andere zendelingen, in India heeft gedaan. W. van der Zwaag maakt duidelijk dat met William Carey (1761-1834) een nieuw tijdperk is aangebroken voor de protestantse zending, niet alleen in India maar over de hele wereld. Was de achttiende eeuw de eeuw van de opwekkingen, de negentiende eeuw was die van wereldwijde zending.
Wat maakte dat William Carey zo veel werk in Gods Koninkrijk heeft kunnen verrichten? Van der Zwaag schrijft daarover: „Wat zou deze eenzame kleine man hebben kunnen uitrichten tegen de overheden en de machten van de duisternis? Hier volgt zijn curriculum vitae: onderwijs, minimaal; wetenschappelijke graden, geen; middelen, uitgeput; politieke invloed, nihil; referenties, een groepje plattelandsdominees een halve wereld verwijderd. Wat zijn zijn hulpmiddelen? Een wapen: liefde; één begeerte: het licht van God brengen in de duisternis; één strategie: door leven en lippen en brieven de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen.”
Carey was autodidact. Hij beschikte over een enorme werkkracht, was leergierig en had een uitzonderlijk vermogen om andere talen te leren. Het diepste geheim van zijn leven was echter zijn brandende begeerte dat de hele wereld God zou mogen kennen en dienen.
„Niet voor wilden”
In 1783 laat Carey zich (over)dopen en sluit hij zich aan bij een kleine baptistengemeente. Enkele jaren later wordt hij tot predikant bevestigd. In de gemeenten waar hij voorgaat spreekt hij vol vuur over de grote zendingsopdracht, ondanks tegenstand en onbegrip van zijn toehoorders en van andere predikanten. Velen zijn van mening dat „het evangelie niet voor wilden is” en dat er in Engeland zelf nog zo veel onbereikten zijn.
In december 1792 preekt Carey op een predikantenconferentie over Jesaja 54:2 en 3: „Maak de plaats uwer tenten wijd.” Hij vat zijn preek als volgt samen: „Verwacht grote dingen van God. Onderneem grote dingen voor God.” Deze ”missionaire trompetstoot” (Van der Zwaag) leidde tot het besluit van een aantal kleine baptistengemeenten om direct na de conferentie een zendingsgenootschap op te richten, het eerste in Engeland. In de oprichtingsvergadering werd een bedrag van 20 euro bijeengebracht!
Carey heeft met zijn devies de opdracht die hij voor zichzelf en anderen zag niet op een betere wijze kunnen typeren. Al in het volgende jaar vertrekt Carey met zijn vrouw en vier kinderen naar India, overigens zonder toestemming van de Engelse Oost-Indische Compagnie, die niet op onruststokers zit te wachten. Het gezin heeft Engeland nooit teruggezien.
Ruim veertig jaar heeft Carey zijn werk in India gedaan, ondanks allerlei tegenslagen zoals het overlijden van twee van zijn kinderen en van medezendingsarbeiders. Ook ondervindt hij tegenstand van de bevolking en van de overheid. Verder wordt zijn vrouw krankzinnig en kampt hijzelf met gebrekkige communicatie met het genootschap dat hem heeft uitgezonden.
Vruchten
Van der Zwaag doet uitvoerig verslag van Carey’s veelzijdige werk op het zendingsveld: het stichten en opbouwen van de zendingspost in Serampore, het Bijbelvertaalwerk (in meer dan 30 talen), het doceren en de strijd tegen het kastensysteem en de weduweverbranding.
In tegenstelling tot zijn tijdgenoten besefte Carey hoe belangrijk het is om lokaal mensen op te leiden, teams te vormen en de lokale taal en cultuur te bestuderen, om zo de Bijbel te kunnen vertalen en verspreiden.
Aansprekend is dat Van der Zwaag veel citaten uit brieven en fragmenten van dagboekaantekeningen van Carey zelf in zijn boek heeft opgenomen. De lezer wordt zo direct betrokken bij zijn blijdschap over vruchten op het werk. Maar hij leest ook over de andere kant van het werk: verdriet over de tegenstand van overheid en bevolking, zijn eigen onwillige hart en ruzies tussen zendingswerkers. In een brief aan zijn zoon schrijft hij, op 58-jarige leeftijd, dat hij nog maar zo weinig voor God heeft gedaan!
De auteur is erin geslaagd een boeiende biografie over een unieke zendeling te schrijven. Als het gaat om de toenmalige kerkelijke situatie en de mensen in Carey’s omgeving had hij wel wat beknopter mogen zijn. Dan had het boek aan vaart gewonnen.
Arme worm
Er valt voor zendingswerkers en voor ons allen veel van de persoon en het werk van Carey te leren. Ter illustratie daarvan nog iets over het einde van het leven van deze ’grote’ in Gods Koninkrijk. Tegen een zendeling die hem op zijn sterfbed bezocht zei hij: „Als ik er niet meer ben, spreek dan niet over dr. Carey maar over Zijn Zaligmaker.” Op zijn grafsteen staan op zijn verzoek slechts twee regels: „Als een ellendige, arme, hulpeloze worm. Val ik in Uw vriendelijke armen.” Om stil van te worden.
De Zaligmaker van Carey roept ook nu nog mensen in Zijn dienst omdat het werk in Zijn wereldwijde Koninkrijk nog niet is voltooid. Daarvoor zou ook het lezen van deze levensbeschrijving een middel kunnen zijn.