De Profeet Hosea
Titel: ”De Profeet Hosea”
Auteur: Gert van de Weerd
Uitgeverij: De Bink, Leiden, 2007
ISBN 978 90 811410 3 1
Pagina’s: 459
Prijs: € 35,-.
Met dankbaarheid voor de verschijning van commentaren op de Heilige Schrift mag vermeld worden dat Gert van de Weerd opnieuw een verklaring van een Bijbelboek het licht deed zien, inmiddels de zevende alweer. Deze keer schreef hij in 459 bladzijden een uitvoerig commentaar op de profeet Hosea. Bepaald boeiend is het om te ontdekken dat Van de Weerd meer dan eens verrassende, soms nieuwe inzichten geeft - inzichten die evenwel niet door ieder worden gedeeld.
Met de auteur geloof ik dat de profeten niet slechts hun eigen tijd belichten, maar in hun door God gegeven openbaring ook lijnen trekken naar de eindtijd. Bij de doorlichting van wat tussen God en Zijn volk fout ging, mag hij toch de dageraad van het toekomstige heil zien oplichten. Ondanks de schrikkelijke afval door de beoefening van de cultus van de afgoden (Baäl!) blijft God Zijn volk liefhebben en voor Zich terugwinnen. Er zijn tekenen dat wij in de eindtijd leven. Verlangen we naar de grote dag van Christus, de komst van het Messiaanse rijk?
Met de visie van de auteur op de eindtijd, zoals de opname van de gemeente en de bedeling tussen de wederkomst en het laatste oordeel, kan ik echter moeilijker uit de voeten. En gaat God met de gemeente van Christus en Zijn uitverkoren volk Israël verschillende heilswegen? Is er niet één Naam tot zaligheid onder de hemel gegeven?
Telkens weer pleit de auteur voor het serieus nemen van de letterlijke Bijbeltekst als leidraad voor de verklaring. Dit pleidooi heeft mijn hartelijke instemming. Men noemt dit de ”carnale exegese”, ter onderscheiding van de allegorische. Deze laatste wordt niet afgewezen, mits ze altijd door de carnale wordt vooraf gegaan.
Logica
Opmerkelijk is dat de schrijver het Oude Testament als het hoofdboek ziet en het Nieuwe als een aanvulling daarop. Deze stelling adstrueert hij met een beroep op het woord van Christus Zelf in Mattheüs 5:17 en 18. Door zo stelling te nemen wil hij een brug naar het jodendom slaan. Dat de gemeente van Christus en het door God verkoren volk Israël verschillende heilswegen gaan, betwijfel ik, al stem ik erin toe dat de theorie van vergeestelijking waarbij de gemeente in de plaats van Israël komt, afgewezen dient te worden. Deze positiekeuze hangt samen met de door de auteur aangehangen ”theologie van de logica”. Deze staat haaks op de dogmatiek. Dat deze vaak als een stolp over de Schrift is gelegd is waar, en dat is onterecht. Maar te stellen dat de logica op feitenkennis berust en de dogmatiek op persoonlijk inzicht en eigen overtuiging, acht ik onjuist. Is ons verstand in het logisch denken niet verduisterd? Laat anderzijds de dogmatiek die buigt voor de Schrift niet de lijnen zien ter samenvatting van de boodschap van het Woord van God?
Als voorbeeld van de door hem bedreven exegese noem ik het moeilijke en zeer omstreden hoofdstuk 3 met een terugblik op hoofdstuk 1.
De profeet moet in hoofdstuk 1 op bevel van God met Gomer trouwen. Uit hoofdstuk 2 is af te leiden dat zij bij hem wegloopt en zich met andere mannen inlaat. En in hoofdstuk 3 moet Hosea haar weer terugkopen en beminnen. Dit geeft de onopgeefbare liefde van God voor Zijn volk aan.
Grote onenigheid is er onder de exegeten over de betekenis van vers 5. Zijn deze woorden afkomstig van de profeet, bij wie de titel ”melek” (koning) duidelijk in diskrediet is en die nergens anders spreekt over ”David, hun koning”? Deze als latere toevoeging zien, is de gemakkelijkste ’oplossing’. Van de Weerd acht dit woord een tot nog toe onvervulde Messiaanse profetie. Hij meent dat de tien stammen weer terugkomen in het beloofde land, hun identiteit weer terugkrijgen en door bekering de Heere weer zullen ontdekken als hun God. David is de Messias, Jezus Christus. Signalen hiervan vertonen zich reeds.
Zorgvuldig
Ik waardeer het dat Van de Weerd onvoorwaardelijk wil buigen voor het gezag van de Heilige Schrift en daarom heel zorgvuldig aandacht vraagt voor de grondtekst. Vers voor vers verklaart hij deze. Hij zet verschillende vertalingen naast of achter elkaar, met tussendoor kanttekeningen en excursen die verduidelijken en die de betrokkenheid bij de boodschap verlevendigen.
Ook de uitgave van dit commentaar is weer schitterend. De lezer wordt verrijkt met inzicht in de boodschap van de profeet. Bij mij zijn er gemengde gevoelens over: enerzijds hartelijke instemming, anderzijds twijfel en verschil van mening. Dat de schrijver de serie verklaringen van de oudtestamentische profeten wil voltooien, moge hem gegeven zijn.