Vrijheid van godsdienst beknot
In Nederland wordt de godsdienstvrijheid ingeperkt, stelt rabbijn Lody B. van de Kamp. Orthodoxe joden krijgen volgens hem steeds minder ruimte om te leven overeenkomstig hun religieuze voorschriften.
Godsdienstvrijheid wordt dankzij Nederlandse inspanningen een belangrijk thema op de zesde zitting van de VN-Mensenrechtenraad, die vandaag begint en duurt tot 28 september. Op initiatief van Nederland wordt door de Europese Unie een resolutie ingediend waarin opnieuw wordt bevestigd dat iedereen recht heeft op vrijheid van godsdienst en recht om godsdienst vrij te belijden zonder inmenging van staatswege.Het is goed te horen dat Nederland hierin vooroploopt. Met een lange traditie van godsdienstvrijheid menen wij dan ook het recht te hebben op een initiatief voor zo’n resolutie. In Nederland mag iedere burger een kerkgenootschap oprichten. Kerken, tempels, moskeeën en synagogen sieren het straatbeeld. Op ieder gewenst moment mag iedereen zijn of haar godsdienst belijden, van zich af zetten of van religie veranderen zonder dat iemand daar ook maar iets over te zeggen heeft.
Maar is het werkelijk zo ideaal als bovenstaande schets of bestaan er toch ook nog knelpunten die een ander beeld weergeven, juist ook in Nederland? Door de verregaande secularisatie is het zichtbaar zijn van religie in de samenleving steeds minder geworden. De kennis over geloof in het algemeen en van het geloofsleven en de behoeften die dit met zich meebrengt in het bijzonder is over de afgelopen decennia schrikbarend verminderd. Langzamerhand beginnen geloofsgemeenschappen de gevolgen daarvan te voelen.
Gemengd
In de gezondheidszorg bijvoorbeeld is dit duidelijk zichtbaar. Ooit was het normaal dat de ziekenhuizen dames- en herenafdelingen hadden. Tegenwoordig gelden gemengde kamers en zalen als normatief. Wenst een patiënt, op religieuze gronden, alleen met leden van het zelfde geslacht op zaal te liggen, dan wordt een dergelijk verzoek lang niet altijd gehonoreerd. Vroeger was dat normaal. Nu wordt de patiënt in zijn of haar godsdienstvrijheid beknot.
De joodse geloofsovertuiging kent een stringente regelgeving met betrekking tot wat tegenwoordig levensbeëindiging heet. Net zoals die in veel christelijke kringen bestaat. Recentelijk bevond een orthodox-joodse patiënt zich in een kritieke fase. Naast het bestaande ziektebeeld deden zich nieuwe complicaties voor die medisch behandelbaar waren. De joodse religieuze voorschriften inzake medische ethiek schrijven in die specifieke situatie een dergelijk medisch handelen voor.
De dienstdoende medici weigerden dit medisch handelen op grond van het feit dat de levensverwachting van de patiënt „niet hoog genoeg meer was.” Ook een orthodox-joodse medisch specialist had de grootste moeite zijn collega’s te overtuigen dat de patiënt hier op grond van zijn levensovertuiging gewoon recht op heeft. Door de verregaande secularisatie is er ruimte gekomen voor een ander omgaan met medische ethiek, waardoor religieuze patiënten in hun vrijheid van godsdienst en het belijden daarvan worden beknot.
Joodse kinderen willen net als hun niet-joodse landgenootjes gebruikmaken van het zwembad. Onze kinderen behoren echter vanwege hun religie vast te houden aan het principe van niet-gemengd zwemmen, zoals dat tot helemaal niet zo heel lang geleden in veel zwembaden nog kon. Hier en daar bestaan er gelukkig nog mogelijkheden.
Zo ook enkele kinderen in de omgeving van een van de grote steden. Tot die ene dag dat er door andere badgasten samen met de vaders en moeders vrij zou worden gezwommen. Al gauw bleek dat op die dag alle badgasten, vaders, moeders, jongens en meisjes allemaal samen van één kleedruimte gebruik moesten maken. Toen de ouders van de joodse kinderen daar voor hun kinderen bezwaar tegen maakten en om een aparte ruimte vroegen, kregen zij te horen: „Nee, dat kan niet. Bestaat dat nog, dat mensen daar moeilijk over doen?” De religieuze gezinnen gingen huiswaarts, in hun geloofsvrijheid beknot.
Vrije dagen
Een dezer dagen ontving ik een brochure van het kantoor van de leerplichtambtenaar in de gemeente waarin ik woon. In die brochure lees ik over wat de wet zegt over religieuze verplichtingen: „Als u verlof nodig heeft om te voldoen aan religieuze verplichtingen, bent u verplicht dit uiterlijk twee dagen van tevoren te melden aan de directeur van de school.” Goed, met die regel valt te leven. Dat is geen probleem. Maar dan de volgende regel: „De richtlijn voor de viering van niet-christelijke feestdagen is één vrije dag per feest.”
Over enkele dagen is het Rosj Hasjana, het joodse Nieuwjaar. Onze joodse kinderen moeten voor dit feest twee dagen vrij vragen. Zo lang duurt dit feest met zijn specifieke werkverbod. Enkele weken later volgt het Loofhuttenfeest. Ook hiervoor zijn twee vrije dagen noodzakelijk. Zo luidt de joodse wetgeving.
In Nederland wordt dus, zo lees ik in de brochure, voor deze joodse feestdagen nog maar één vrije dag gegeven. Moet het joodse kind die tweede dag dan maar spijbelen? Moet het de eigen religieuze wetgeving overtreden om gedwongen naar school te gaan? In een land dat prat gaat op zijn godsdienstvrijheid zou dit toch nooit kunnen bestaan? Een land dat bij de VN aandringt op godsdienstvrijheid in andere landen kan toch onmogelijk voorbijgaan aan de religieuze behoeften van zijn eigen ingezetenen?
Kennelijk zijn wij door die doorgeslagen secularisatie zo ver de weg kwijt dat wij alleen nog aan anderen rechten gunnen die wij onze eigen religieuze burgers ontzeggen.
De auteur is orthodox-joods rabbijn en fractievoorzitter van het CDA in de stadsdeelraad Zuideramstel-Amsterdam.