Beperkte onvrede
Is de onvrede in Nederland erg groot of valt het allemaal wel mee? En als die onvrede groot is, op welke onderdelen van het overheidsbeleid richt zij zich dan vooral? Het tweejaarlijkse SCP-rapport dat vrijdag weer verscheen, zou daar meer duidelijkheid over moeten geven.De kwaliteit van de publieke sector is het hoofdthema van dat rapport. Allerlei onderzoeksgegevens zijn daarin verwerkt. Blijkt daaruit dat er sprake was van een massale onvrede over het beleid van de paarse coalitie, zodat het begrijpelijk is dat meer dan 1,5 miljoen mensen hun stem gaven aan Pim Fortuyn?
Dat is niet het geval. Natuurlijk, de slechte prestaties van de overheid op het gebied van de criminaliteitsbestrijding zijn de burger een doorn in het oog. En de cijfers over de opheldering van misdrijven maken duidelijk dat dat niet alleen een subjectief gevoel is.
Voor geweldsmisdrijven is het ophelderingspercentage inmiddels gezakt beneden de 50 procent die we tien jaar geleden nog haalden. Voor de vermogensmisdrijven ligt dat ophelderingspercentage thans beneden de 10 procent!
Bijna iedereen (91 procent) is van mening dat misdaden in Nederland te licht bestraft worden. Zes jaar geleden vond overigens ruim driekwart van de bevolking dat ook al. Die breed gevoelde onvrede over de criminaliteitsexplosie vond de burger nauwelijks terug bij de politici van de meeste partijen.
Zeker in het progressieve kamp was het jarenlang de gewoonte om daarover te zwijgen. Zoals men ook zweeg over de problemen van de multiculturele samenleving. Sommigen waren zelfs geneigd om het als een geweldige verrijking van onze maatschappij voor te stellen dat daar nu zo veel mensen van verschillende rassen en culturen door elkaar woonden.
In liberale kring werd daar kritischer naar gekeken. Door de paarse coalitie waren de liberalen echter met handen en voeten aan het regeringsbeleid gebonden. Geen wonder dat voor een rechts-liberale partij van ontevredenen de velden wit waren om te oogsten.
Het feit dat de LPF waarschijnlijk aan interne ruzies te gronde gaat en mogelijk het kabinet-Balkenende daarin meesleept, neemt niet weg dat hier wel degelijk een probleem ligt. De politici moeten deze onvrede onder de kiezers serieus nemen.
Dat wil niet zeggen dat het in Nederland alleen maar kommer en kwel is. De burger gedraagt zich ook vaak als een verwend kind, dat meteen in woede uitbarst als het zijn zin niet krijgt.
Zo is van een groeiende kloof tussen rijk en arm in Nederland geen sprake. Er zijn inderdaad wachtlijsten in de zorg, maar de patiënten zelf zijn over het geheel genomen best te spreken over de kwaliteit van de aangeboden zorg.
Wel gaat de vergrijzing de komende jaren steeds meer problemen geven. Een toenemende vraag naar zorg staat tegenover een verhoudingsgewijs krimpend aanbod van mensen die die zorg kunnen verlenen.
Kortom, het is hier in Nederland geen puinhoop, althans, niet op die terreinen die het Sociaal en Cultureel Planbureau onderzocht. Maar de politici moeten de onvrede wel serieus nemen. Anders moeten ze niet verbaasd zijn wanneer er straks een nieuwe Fortuyn opstaat.