„Kiezen gulden middenweg is niet altijd Bijbels”
WASSENAAR - Economische groei leidt in arme landen tot meer geluk; in rijke landen bepaald niet. Het nastreven van economische groei in ontwikkelde staten daarentegen is weer niet iets om zonder meer af te keuren. Het gaat om de onderliggende intenties. „Groei is goed om de vrijkomende middelen aan te wenden daar waar de nood het hoogst is.”
Hoogleraar economie, onderneming en ethiek Johan Graafland van de Universiteit van Tilburg presenteerde dinsdag in Wassenaar een boekwerk van ruim 450 pagina’s om daarmee een christelijke visie op de markteconomie te leveren. Hij vindt niet dat hij volledig is geweest: „Vanwege de uitgebreidheid van het onderzoeksthema heb ik mij in dit boek sterk moeten beperken.” Ook verlangt hij niet het laatste woord. Integendeel, een verdergaand moreel debat over de vrije markt, geluk en solidariteit, dát is wat hem voor ogen staat met ”Het oog van de naald” (uitgeverij Ten Have, 34,90 euro, ISBN 9789025958046).Dagvoorzitter Andries Knevel van het congres dat werkgeversorganisatie VNO-NCW aan het boek wijdde, spreekt van een actueel thema: oud-topmensen die betogen dat de relatie tussen beloning en prestatie zoek is, minister Bos van Financiën, die paal en perk wil stellen aan topsalarissen, en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken met een pleidooi voor een open economie en globalisering.
Graafland (1960), econoom én theoloog, noemt economische groei „in zekere zin iets natuurlijks. We hebben als schepsel de vaardigheid van God gekregen om te leren, om steeds beter in onze behoeften te voorzien.” Maar ook: „Ons creatief vermogen moeten we op een verantwoorde manier gebruiken. We moeten Bijbelse prioriteiten nastreven. Creativiteit behoren we aan te wenden om duurzaamheid te bevorderen.”
Op het punt van topsalarissen lijken managers „een blinde vlek” te hebben, vindt Graafland. „De goede herders verdwijnen.” Goede voorbeelden zijn er gelukkig ook nog. „Peter Bakker van TNT reageert positief op geluiden over zijn bonus. Die staat niet in verhouding tot het ingrijpen in de salarissen van de TNT-postbodes.”
Het opheffen van armoede draagt op Bijbelse gronden bij aan menselijk geluk, stelt de hoogleraar in zijn boek. Ook rijkdom wordt in de Bijbel overigens positief gewaardeerd. Graafland is echter alert om het gevaar van doorslaan te beteugelen: „Mensen hebben de neiging het materiële veel te serieus te nemen. Prediker wijst erop dat rijkdom nog niet betekent dat men ook geniet van het leven.”
”Het oog van de naald” is een mix van uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek, Bijbelse principes en visies op beide zaken, telkens vanuit het perspectief van geluk, rechtvaardigheid en deugden. De discussie waar Graafland om vraagt, zal er wel komen als hij zelf stelt dat economisch handelen niet zonder meer kan worden ingepast in een systeem van ethische normen. „De Bijbel helpt ons niet in het verminderen van (…) dilemma’s. Integendeel, het bevat tal van radicale teksten die het alleen maar minder makkelijk maken. (…) Het bewandelen van de gulden middenweg, waar ik zelf de neiging toe heb, is niet altijd in lijn met de Bijbel en dreigt de scherpte van menige Bijbelteksten weg te halen. Het geloof wordt dan van zijn radicaliteit beroofd. De Bijbel onttrekt zich toch steeds weer aan iedere systematiek of balans die ik (…) heb proberen te ontwikkelen.”
„Bijbelse inzichten relevant”
Minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin is van mening dat ”Het oog van de naald” aantoont dat „aloude Bijbelse inzichten heden ten dage nog steeds relevant zijn.”
„Uit alles blijkt dat geluk uiteindelijk niet louter in termen van economische welvaart uit te drukken is. Voor het welvaren van ons land zijn waarden als rust, relaties, tijd voor familieleven, voor vrienden, aandacht voor natuur en milieu wezenlijk.
Graafland vraagt er terecht aandacht voor dat in de Bijbel naar voren komt dat werk iets positiefs is. Al in het scheppingsverhaal wordt de mens een verantwoordelijke rol toegekend in het vormgeven en beheren van de wereld. Maar werk moet niet het leven gaan opslokken. Graafland laat zien dat uit onderzoek blijkt dat vrije tijd van essentieel belang is voor een gelukkig leven. Geluk en kwaliteit zitten niet alleen in het hebben van betaald werk en een inkomen, maar ook in het hebben van vrije tijd en het aandacht en zorg kunnen geven aan de medemens.”
„Tiendenstelsel voorbeeldig”
Voorzitter Alexander Rinnooy Kan van de Sociaal-Economische Raad noemt het Bijbelse stelsel van het geven van de tienden, waar Graafland in zijn boek naar verwijst, „voorbeeldig.”
„De sterkste inkomensprikkels vinden we in de top van het bedrijfsleven. Het is voorbeeldig als rijken zich door het Bijbelse principe van het tiendenstelsel laten leiden en door werken van barmhartigheid bijdragen aan eigen geluk en dat van anderen. En het zou ook schelen als we meer geluk zouden ontlenen aan de bijdrage die we leveren aan de gemeenschap door het betalen van belastingen.
Topprestaties door topmensen verdienen een topbeloning, maar topprestaties worden in de regel niet door één man alleen geleverd, maar zijn de resultante van samenwerking door groepen van mensen. Zou het niet passend zijn dat als de topman een welverdiende bonus ontvangt voor de goede prestaties van de onderneming, de medewerkers daarvan ook een graantje mogen meepikken?”
„Markt nodig voor welvaart”
De Tilburgse hoogleraar algemene economie Lans Bovenberg roemt het werk -„een huzarenstuk”- van Graafland, maar „de verdediging van de markt kan sterker.”
„De markt is een absoluut noodzakelijke voorwaarde voor welvaart. Maar geen voldoende. Een sterke economie kan niet zonder een krachtig sociaal beleid gebaseerd op voorzorg van menselijk talent.
Ik zoek anders dan Graafland de rechtvaardiging van de markt vooral in de beperkingen van de mens. De markt stimuleert mensen te experimenteren en daarbij te leren van hun fouten; concurrentie blijkt niet voor niets de belangrijkste drijvende kracht achter innovatie.
Naarmate mensen minder rationeel zijn, zou volgens Graafland de overheid een belangrijkere rol moeten spelen.
Ik zeg dat vertrouwen op de wijsheid en goedheid van gecentraliseerde, goedwillende overheidsmacht juist uiterst riskant is.”