Cultuur & boeken

Nog radicaler dan de kerk van het Oosten

We zijn ontzettend arm als we Christus alleen als onze Verlosser kennen en de gaven van de Geest missen. Die stelling verdedigde dr. Ouweneel in 2004 in zijn boek ”Meer Geest in de gemeenten”. Nu heeft hij opnieuw een boek geschreven: ”De Geest van God. Ontwerp van een pneumatologie”.

Ds. W. van Vlastuin
5 September 2007 09:38Gewijzigd op 14 November 2020 05:04

Zoals Ouweneel in het voorwoord aangeeft, was er behoefte aan theologische reflectie over de thematiek van de Heilige Geest en Zijn werk. In dit boek wil hij een bijdrage aan de theologische bezinning geven. Hij meent dat er geen tegenstelling gemaakt moet worden tussen theologie en geloof, verstand en hart. Dit is voor hem een opmerkelijke uitspraak, aangezien hij op 23 juli 1993 in een interview in het Reformatorisch Dagblad verklaarde dat theologie en geloof niet dezelfde werkelijkheid van God bestuderen. Blijkbaar is hij thans teruggekomen op deze visie. Dit acht ik winst.Het nieuwe boek van Ouweneel heeft veel te bieden. Talloze teksten over de Heilige Geest worden uitgelegd, waarbij soms een verrassend licht op bepaalde passages wordt geworpen. Het is indrukwekkend hoeveel literatuur de schrijver heeft doorgewerkt voor deze publicatie. Soms weet hij in een paar korte opmerkingen de essentie van een wetenschappelijk boek weer te geven. Dit betekent dat zijn studie als naslagwerk een grote betekenis heeft.

Daar is het in dit boek echter niet om begonnen. We nemen de schrijver en zijn werk alleen serieus als we dit geschrift bevragen op de theologische beslissingen. Er zijn talloze van deze beslissingen. Een grondtrek is de nadruk op de vrijheid van de Heilige Geest. Daarom wordt er principieel een onderscheid gemaakt tussen het geloof en de doop met de Geest. Om de vrijheid van de Geest wordt de doperse traditie onvoorwaardelijk gewaardeerd ten opzichte van de Reformatie waarin op verschillende wijzen Woord en Geest veel meer bij elkaar werden gehouden. Door deze vrijheid van de Geest komt er ruimte voor gaven, tongen en genezingen.

Streeptheologie
Hoewel de opmerking wordt gemaakt dat we niet alles uit het Nieuwe Testament een-op-een naar onze tijd kunnen overplaatsen, blijkt dit inzicht in het geheel van het boek niet te functioneren. Het besef van de eenmalige en unieke geschiedenis waarin God Zich heeft geopenbaard wordt hier kort door de bocht als ’streeptheologie’ afgedaan, zonder dat de problematiek daarvan verder wordt uitgewerkt.

De meest fundamentele theologische beslissingen vallen mijns inziens in de godsleer. Het begrip ’persoon’ voor Vader, Zoon en Heilige Geest noemt Ouweneel een metafoor. Ongetwijfeld heeft hij hiermee willen zeggen dat God in Zijn persoon-zijn menselijke begrippen overstijgt. Het is echter de vraag of we hierbij van beeldspraak moeten spreken. Kan men dan nog werkelijk zeggen dat God Zich heeft geopenbaard?

Dr. Ouweneel neemt radicaal afstand van het klassieke begrip van de eeuwige generatie van de Zoon. Hij acht dat ijdele speculatie. Op dezelfde wijze kijkt hij aan tegen de eeuwige processie van de Heilige Geest. Hij kan er zich niets bij voor voorstellen dat deze begrippen in de geloofsbelijdenis van Athanasius een plaats hebben gekregen als aspecten van het ene zaligmakende geloof.

De kritiek op deze beide begrippen spitst zich toe op het ”filioque”, de belijdenis dat de Geest niet alleen uitgaat van de Vader, maar ook van de Zoon. Deze belijdenis hebben wij in de kerk van het Westen gemeenschappelijk met de Roomse Kerk. Ouweneel pleit er ronduit voor om het ”filioque” uit de belijdenis van de kerk te schrappen. Met deze rigoureuze stap bepleit hij dus een breuk met de westerse traditie. Hij is zelfs nog radicaler dan de kerk van het Oosten die de Zoon niet losmaakt van de uitgang van de Heilige Geest.

Gebrokenheid
Verderop in het boek is het de vraag of de schrijver zijn eigen pleidooi helemaal serieus neemt. Hij kan ook zeggen dat de Geest niet buiten Christus om werkt. Dat is echter de essentie van het ”filioque”. Tegelijk merkt hij op dat dit werk van de Geest van Christus universeel is. De Geest werkt onder hindoes en moslims. Het wordt echter niet duidelijk of het werkelijk nodig is om persoonlijke kennis van Christus te verkrijgen voor de zaligheid.

Uit andere gedeelten van het boek wordt niet duidelijk dat de Geest gericht is op de verheerlijking van Christus. Dat wordt bevestigd door in het tekstregister christocentrische teksten op te zoeken en dan naar de verwerking daarvan in deze studie te kijken. Teksten als Johannes 16:14, 1 Korinthe 2:2 en Galaten 6:14 blijken dan niet te functioneren in deze leer van de Heilige Geest.

Als de auteur de verheerlijking van Christus niet op Zijn kruis betrekt (naar Johannes 12:32-33), doet dat vermoeden dat het hier niet om een theologie van het kruis gaat. Ook uit de behandeling van teksten als Romeinen 7:14, Galaten 5:17, Mattheüs 5:4, Johannes 16:33 en Handelingen 14:22 blijkt de blijvende gebrokenheid van het christelijke leven niet. Berouw is geen thema in deze theologie.

Er is een samenhang met het feit dat de leer van de rechtvaardiging -in de gereformeerde theologie een onderdeel van de leer van de Heilige Geest bij uitstek- geen centrale plaats heeft: ”Maar wie vandaag zegt dat dit leerstuk (van de rechtvaardiging, WvV) nog steeds centraal behoort te staan, of dat het in het NT centraal staat, denkt ahistorisch en leeft buiten de werkelijkheid” (229). Ouweneel vindt dat de gereformeerde theologie te veel in het zondeprobleem blijft steken. Omgekeerd kan de ernstige vraag worden gesteld of hij het gewicht van de zonde wel gepeild heeft.

”De Geest van God. Ontwerp van een pneumatologie”, door Willem J. Ouweneel; uitg. Medema, Vaassen, 2007; ISBN 90 6353 485 x; 451 blz.; € 39,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer