Opinie

Geestelijke politie

„Wij geloven dat deze ware kerk geregeerd moet worden naar de geestelijke politie, (om) door dit middel de ware religie te onderhouden en te maken dat de ware leer haar loop hebbe…” Een gereformeerd christen herkent deze woorden misschien wel.

Ds. J. M. J. Kieviet
31 August 2007 19:41Gewijzigd op 14 November 2020 05:03

Ze maken deel uit van de belijdenis. De gereformeerde belijdenis. Ze staan in artikel 30 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Het was in 1561 dat Guido de Brès ze schreef. De kerk van de Reformatie in de Lage Landen erkende die als haar confessie. Zo is het tot heden.De geestelijke politie… We zouden dat tegenwoordig anders zeggen natuurlijk. Met wat wij doorgaans als ”de politie” aanduiden, de overheidsdienst die belast is met de handhaving van openbare orde en veiligheid, heeft het maar heel in de verte iets te maken. Het opschrift boven artikel 30 geeft aan waar het wél over gaat: „Van de regering der kerk door de kerkelijke ambten.” Wel, die regering moet volgens de belijdenis plaatsvinden naar de norm van ”de geestelijke politie”, ofwel de geestelijke orde, de geestelijke wijze van regering, „die de Heere ons geleerd heeft in Zijn Woord.”

Door de ambten dus. In het besef dat Hij ze Zelf heeft ingesteld. Hij is de grote Ambtsdrager. Hij is van Zijn kerk de hoogste Profeet en Leraar, de enige Hogepriester en de eeuwige Koning. Maar nu behaagt het Hem Zijn kerk op aarde te regeren door ambten waarmee Hij mensen heeft bekleed. De kerk van de Reformatie belijdt dat dit door de Heere is bedoeld als een ”gééstelijke politie”. Hij heeft mensen in het geheel niet nodig. Maar Hij wil hen in Zijn dienst nemen en hen gebruiken opdat Zijn kerk op aarde gebouwd en onderhouden worde. De erkenning daarvan is het geestelijke aspect. Als gave en als opgave.

Durf maar eens te zeggen dat het hier om geringe dingen gaat. Van wie is die kerk? Ze draagt de naam van haar Heere, van Christus. Wat vinden we binnen haar? Het Woord van de levende God. Waartoe is ze geroepen? „Om door dit middel de ware religie te onderhouden.”

Bidstond
Ik schrijf deze regels nadat ik deze week aanwezig was in de christelijke gereformeerde Beth-Elkerk te Sliedrecht. Daar leidde ds. J. Westerink de bidstond, voorafgaand aan de opening van de generale synode. Tijdens die dienst werd met de woorden van artikel 27 beleden dat de Heere in deze wereld een kerk heeft en dat deze heilige kerk door God wordt bewaard en staande gehouden.

Zowel deze belijdenis als de inhoud van de preek bracht mijn overwegingen bij de geestelijke politie van het 30e artikel. Als we belijden dat het de Heere behaagt Zijn kerk te regeren en te bewaren door de ambten, mag ik dat ook betrekken op de kerkelijke vergaderingen. De ambten functioneren immers mede door die vergaderingen. Van kerkenraad tot en met de breedste vergadering, de generale synode. Maar dan geldt ook daarvan dat het zal moeten plaatsvinden naar de maat van en in overeenstemming met deze geestelijke politie.

In de kerkbladen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken had de laatste weken een gedachtewisseling plaats over de zinvraag. „Moeten we zo nodig nog wel synode houden?” Wat heeft het voor zin wanneer een kerk met grote onderlinge diversiteit in brede vergadering bijeen is? Als er al eensgezinde beslissingen komen, lopen ze toch stuk op de praktijk binnen de kerken, zo vreest menigeen.

Ds. Westerink sprak deze avond de wens uit dat het een „verblijdende synode” zou mogen zijn. In de zin van zijn tekst namelijk, genomen uit 3 Johannes: „Ik heb geen meerdere blijdschap dan hierin, dat ik hoor dat mijn kinderen in de waarheid wandelen.” Dat sluit rechtstreeks aan bij de woorden van artikel 30: het gaat om het onderhoud van de ware (!) religie en om de zorg voor de loop van de ware (!) leer.

Behoedzaamheid
Ik trek een drietal conclusies. Ze gaan overigens verder dan aangaande de nu te houden synode van zo’n klein kerkje in zo’n klein landje.

Eén. De maatstaf van de geestelijke politie dringt ertoe om er terdege en voortdurend rekening mee te houden dat de kerk niet van ons maar van Christus is. Ook haar zichtbare gestalte op aarde draagt Zijn Naam. Dat moet leiden tot behoedzaamheid en besef van verantwoordelijkheid. Wat zou het verschrikkelijk zijn om als ambtsdragers/synodelid instrument te zijn van „het woeden der wereld.” Dan halen we ons de toorn van het Lam op de hals. En die is vreselijk.

Ten tweede, het kan en mag niet anders: de ambtsdrager c.q. synodeafgevaardigde dient ook persoonlijk „de ware religie te onderhouden” en „de ware leer” van harte te zijn toegedaan. Wie in de waarheid wandelt, aldus ds. Westerink, diens leven is Christus, diens schat is het Woord en diens Leidsman is de Heilige Geest. Zonder persoonlijke genade en zonder leven met de Heere is het onmogelijk in deze dienst te staan.

Drie. Deze geestelijke politie doet leven van het wonder. Het wonder, niet alleen dat de Heere mij persoonlijk heeft opgezocht, maar ook dat Hij nog aan mijn kerk wil denken. En aan de andere kerken! Naar wat ik met mijn ogen zie, lijkt het allemaal zo dun geworden. Ik heb er dikwijls maar weinig verwachting meer van. Maar mijn verwachting is van de Heere. Hij Die hemel en aarde schiep, zou Hij niet nieuw leven in de kerken van Nederland kunnen inblazen? „Heere, stuur Zelf het schip der kerk” (Zwingli).

Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer