Vier zwijgende docenten
Het meisje was een jaar of zeventien, achttien. Ze zat links van me in een grote kring van zo’n dertig, veertig jongeren. Ze waren ergens in het Overijsselse voor een week vakantie. Maar dat verhinderde hen niet om serieus bezig te zijn. Bijbelstudies, preekbespreking, bezinningsavond. Iedere keer opnieuw verwondert me de intense aandacht op zo’n avond midden in de vakantieweek.
Tussen het touwtrekken en de avondwandeling door, gespannen aandacht voor het Woord. Ook dat zijn onze jongeren. Alle aantrekkingskracht van de wereld ten spijt, willen ze zich buigen over de Bijbel. In het hart van volwassenen mag wel een voortdurend gebed opstijgen of de Heere het wil zegenen.Ze kwam een beetje schuin naar voren. Ze had ook een vraag. Hoe kon het zijn dat zij vier docenten had op school die keer op keer aan het heilig avondmaal gingen, en die nooit iets vertelden over het leven met de Heere. Als het hart daar toch vol van was, moest de mond er toch van overlopen?
Het was geen kritische vraag. Niet bedoeld om die vrome volwassenen eens even een hak te zetten. Het klonk bijna een beetje vertwijfeld. Hoe moet ik nu toch weten wat de waarheid is, als ik nooit iemand hartelijk hoor spreken van de gemeenschap met de Heere?
Ik voelde me erg beschaamd. Diep in mij voel ik me ook nog een beetje docent, onderwijzer. Waarom spreken we zo weinig met onze kinderen over deze wezenlijke dingen. Vanuit ons hart, vanuit de bevinding van het leven met de Heere.
Meegedragen
Wat kan het jongeren helpen. Ik herinneren me nog hoe ik in Andijk eens een jongeman heb horen vertellen hoe hij in grote geestelijke nood de Heere zocht. „Zeg Gij tot mijn ziel: Ik ben uw heil alleen.” En hoe de Heere hem achter op het land in de eenzaamheid had opgezocht. Nu moest hij wel weer klagen dat het steeds achteruitging, maar dat maakte voor mij niet uit. Ik had in de woorden van die man iets van het wezenlijk contact van een zondaar met een genadig God gehoord. Ik voelde diep in mijn hart: als dat niet waar is, dan is er niets op deze wereld zeker. Ik heb dit getuigenis mijn hele jeugd meegedragen.
En dan zo’n indringende vraag. Spreken we nog van de daden des Heeren in ons leven? Wat een diepe schuld naar onze jongeren toe.
Ik weet wel dat het niet zo gemakkelijk is. We hebben nu eenmaal geen verhaal op een bandje, waarbij je maar even op een knopje hoeft te drukken en daar komen de woorden over het werk van God in je leven. Ook om te spréken over geestelijke ervaringen, hebben we de hulp van de Geest nodig. Anders hoor je jezelf praten. Daar word je helemaal triest van.
Echtheid
Blijft de vraag van de meisje hangen. Als het hart er vol van is, dan loopt de mond er toch van over? Is het hart er niet meer vol van? Is het leven met de Heere iets zeldzaams geworden? En dan bedoel ik niet bijzondere ervaringen. Maar gewoon, het dagelijkse leven met de Heere. Het horen van Zijn stem. Hoe Hij door Zijn Woord spreekt. Hoe Hij gebeden verhoort. Hoe hij ons leven leidt. Onze jongeren verlangen niet naar bijzondere woorden, maar naar echtheid, authenticiteit. Naar woorden waarin verwondering doorklinkt over Gods onbegrijpelijke ontferming over onverbeterlijke zondaren. Valt er niets meer te vertellen over Gods geduld, over Zijn vriendelijk spreken tot de ziel, over Zijn hulp in nood?
Wat schaamde ik me voor die vraag. Laat ons gebed zijn of we er iets over mogen zeggen tegen onze kinderen. Laten we anders maar beginnen met spreken en ondertussen bidden om de Geest. Als de vaderen zwijgen, als de moeders niets meer vertellen over de genade in Christus, wie moet onze kinderen dan jaloers maken?
Natuurlijk hoef je niet altijd over jezelf te vertellen. Zeker niet. Je kunt ook gewoon een Bijbelgedeelte centraal stellen. Een geschiedenis. Natuurlijk zijn mensen verschillend en praat de een gemakkelijker dan de ander.
Dat neemt niet weg dat het spreken vanuit het hart, vanuit de bevinding erbij hoort. „Komt kinderen hoort naar mij.” Hoe vaak schreef Paulus niet over de genade aan hem verleend? Hij werd niet moe te tonen hoe goed God voor hem, de grootste der zondaren, was geweest, in Christus Jezus. Opdat Hij verheerlijkt wordt.
Knieën buigen
Laten we de knieën buigen voordat we met jongeren in contact komen. Als we ergens met de auto naartoe gaan met een jongen of een meisje. Als we wandelen. Of op een verjaardag. Als onze kleinkinderen langskomen. Als jongeren van de gemeente aanbellen. Vragen of God wil geven dat we over en uit deze dingen mogen spreken. Het kan toch niet zo zijn dat ze zeventien, achttien zijn en nog nooit iets gehoord hebben van het persoonlijk leven met de Heere?
En jongelui moeten ons misschien af en toe een beetje helpen. Met een gebed in het hart dan maar gewoon die vraag stellen. Aan de docent, over het avondmaal van afgelopen zondag. Aan opa, hoe hij de Heere heeft leren kennen. Eens vragen aan moeder wie de Heere Jezus voor haar is. Misschien krijgt de jeugd er dan wel zo veel zin in dat hij denkt: Die God, die heb ik ook nodig. Misschien krijgen jongeren dan wel heimwee naar het leven met de Heere.
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.