Personeelstekort buitenschoolse opvang
DEN HAAG - De buitenschoolse opvang heeft behoefte aan minstens 8000 pedagogisch medewerkers en 1100 nieuwe locaties om aan de groeiende vraag te kunnen voldoen. Dat heeft een woordvoerster van brancheorganisatie MOgroep maandag gezegd.
Vanaf dit schooljaar, dat maandag in het zuiden van het land is begonnen, moeten scholen zorgen voor de opvang van leerlingen voor en na de lessen. Door de grote vraag ontstaan er tekorten. Veruit de meeste scholen besteden de opvang uit aan organisaties in de kinderopvang.Behalve naar de minstens 8000 medewerkers moeten scholen en organisaties in de kinderopvang op zoek naar ongeveer 1100 nieuwe locaties waar de leerlingen terechtkunnen, aldus de zegsvrouw. Eerder stelde de MOgroep dat het steeds lastiger wordt om begeleiders te vinden, vanwege de versnipperde werkuren. Het gaat namelijk om een uurtje voor school, anderhalf uur tussen de middag en een paar uurtjes na school.
De MOgroep denkt dat de vraag naar buitenschoolse opvang de komende anderhalf jaar met minimaal 20 procent zal groeien naar een totaal van zo’n 120.000 volledige plaatsen van vijf dagen opvang per week. De organisatie schat dat voor ongeveer 10 procent van de kinderen geen plek zal zijn.
Volgens BOinK, de belangenvereniging van ouders in de kinderopvang, maken op dit moment ongeveer 150.000 kinderen op de basisschool een of meerdere dagen gebruik van buitenschoolse opvang. Voorzitter Gjalt Jellesma denkt dat dit aantal binnen vijf jaar explosief zal groeien naar ongeveer 400.000. Vooral in de steden en voor de maandag, dinsdag en donderdag bestaan er nu al wachtlijsten.
De vraag naar opvang stijgt niet alleen als gevolg van de nieuwe wettelijke verplichting. Sinds 1 januari krijgen ouders een grotere toelage van de overheid voor opvang. Verder werken steeds meer ouders buitenshuis.
De kosten en beschikbaarheid van kinderopvang zijn echter niet in de eerste plaats bepalend voor moeders om hun kinderen daar naartoe te brengen. Belangrijker is hoe de kennissenkring en de familie over kinderopvang denken en of de vrouw een hoog salaris heeft, zo blijkt uit het dinsdag gepubliceerde onderzoeksrapport ”Moeders, werk en kinderopvang in model” van het Sociaal en Cultureel Planbureau.
Bij de keuzes van moeders van kinderen van 0 tot 12 jaar om buitenshuis te gaan werken blijkt vooral het salaris dat zij krijgen belangrijk te zijn. Hoe hoger het loon, des te vaker en des te meer uren zij buitenshuis gaan werken. Het rapport bepleit dan ook fiscale maatregelen om het uurloon van moeders te verhogen. „Het overige huishoudinkomen -veelal het inkomen van de partner- heeft overigens juist het omgekeerde effect: Hoe hoger dit is, des te minder vaak wordt er door de moeders buitenshuis gewerkt”, constateren de onderzoekers.
Grote invloed heeft ook de omgeving. „Als moeders uit de kennissenkring of familie betaald werk doen, zal een moeder zelf ook meer werken. Hetzelfde geldt voor de kinderopvang. Het gaat niet alleen hoe de omgeving er over denkt, maar ook wat de omgeving zelf doet”, aldus SCP-onderzoekster drs. Ingrid Ooms dinsdagmorgen. „Het is ook een zichzelf versterkend effect.”
Het rapport verwacht dat door de verplichting voor basisscholen om buitenschoolse opvang te regelen, de formele kinderopvang meer zal worden geaccepteerd. Het directe effect om de arbeidsparticipatie van vrouwen te stimuleren is „relatief klein”, verwacht het SCP.
Formele kinderopvang lijdt nu aan een negatief imago, stelen de onderzoekers. Buitenshuis werkende moeders maken vooral gebruik van informele kinderopvang, door familie, vrienden of een zelfgezochte oppas. Een op de drie moeders met kinderen van 0 tot 3 jaar maakt daarvan gebruik, tegen een op de acht moeders die hun kinderen naar officiële opvang sturen.
Voor moeders met kinderen van 4 tot 12 jaar ligt dit verschil nog groter: vijf keer zoveel moeders (25 procent van het geheel) maken gebruik van informele oppas, tegen 5 procent formele oppas.
Veel moeders die bij hun kinderen thuis blijven, doen dat omdat ze de kwaliteit van de opvang niet goed vinden of denken dat die niet goed is, zegt Ooms „Heel veel vrouwen hebben het beeld dat kinderopvang niet goed is voor hun kinderen en dat het beter is om thuis te blijven. Het beeld van de opvang is niet zo positief. Gebruikers van kinderopvang denken er veel positiever over.”
Volgens het SCP werkten in 2004 twee van de drie moeders met kinderen van 0 tot 12 jaar gemiddeld negentien uur per week buitenshuis. Buitenshuis werkende moeders met kinderen op de basisschool werken veelal op tijden dat de kinderen naar school zijn. Dertien procent van de moeders met kinderen tot 3 jaar maakte geen gebruik van opvang en onder vrouwen met wat oudere kinderen was dat zelfs 36 procent.
Volgens het SCP neemt het aantal moeders met een baan buitenshuis af, naarmate ze meer kinderen hebben. Zo had in 2004 een kwart van de moeders met een kind geen baan, terwijl van de moeders met vier of meer kinderen ruim de helft geen betaald werk had.
Ooms zegt op basis van het onderzoek niet aan te kunnen geven wat er zal gebeuren als kinderopvang gratis zou worden, zoals ondermeer de VVD wil. De onderzoekers hebben ook niet gekeken naar regionale verschillen.