Het (on)gelijk van Wilders
Wilders heeft gelijk. De toenemende islamisering van Nederland is een zorgwekkende ontwikkeling. Het feit dat een groeiende groep burgers zich niet of onvoldoende aanpast aan de normen van onze rechtsstaat en onze cultuur met zijn joods-christelijke wortels, zal op termijn tot problemen leiden.
Alleen wanneer er een radicale verandering komt bij de nieuwe Nederlanders en zij willen integreren, is er hoop. Zo niet, dan zullen de fricties alleen maar toenemen, met als gevolg groeiende maatschappelijke onrust.Nogmaals, Wilders heeft gelijk. Het is inderdaad ontoelaatbaar dat ex-moslims, zoals recent Ehsan Jami, worden gemolesteerd door voormalige geloofsgenoten omdat zij afstand hebben genomen van de godsdienst die ze van huis uit meekregen. Daar moet de overheid hard tegen optreden. Terecht dat Wilders daarop aandringt.
Nog een keer. Wilders heeft gelijk. Er is binnen de islam een beweging die radicaliseert en die met een beroep op de Koran er niet voor terugdeinst geweld tegen andersdenkenden te gebruiken. Oproepen tot de jihad zijn, blijkens bedreigingen, molestaties en aanslagen, geen loze kreten. Die ontwikkeling moeten overheid en samenleving keren met alle legale middelen.
Toch heeft Wilders vooral ongelijk met zijn oproep om de Koran te verbieden. Allereerst omdat hij vooral populistisch is. Hij sluit prachtig aan bij het ongezond volksgevoelen dat vooral in is voor simpele oplossingen zonder de consequenties daarvan te doordenken.
Met zijn statement van gisteren trekt Wilders -zeker in deze nieuwsluwe zomertijd- weer even veel aandacht. Maar hij weet zelf als lid van het parlement drommels goed dat zijn voorstel niet-realistisch is. Daarom is zijn oproep tot een verbod op de Koran erg goedkoop.
Wilders heeft ongelijk omdat een verbod op de Koran geen oplossing is voor het echte probleem: de radicalisering van de islam. Sterker, het zou dat eerder verergeren.
Geradicaliseerde moslims zijn voor een deel gefrustreerd. Zij voelen zich miskend in hun cultureel-godsdienstige eigenheid. Zij hebben het gevoel dat hun argumentatie in het Westen voortdurend afketst op een muur van onbegrip.
Die frustraties zijn, naast zendingsdrang, een belangrijke reden voor hun gewelddadige optreden, waarvoor ze dan een rechtvaardiging zoeken in de Koran. En daarin zijn, inderdaad, gedeelten die oproepen tot geweld.
Door de Koran te verbieden zal die frustratie echter alleen maar toenemen. Het roept nog meer de gedachte bij moslims op dat er in de westerse samenleving helemaal geen oor is voor hun overwegingen.
Wilders heeft beslist ongelijk. De Koran is voor de moslims de bron waaraan ze hun ideeën en inspiratie ontlenen. Christenen zijn ervan overtuigd dat de god die daarin aan het woord komt, niet de God is van hemel en aarde. Dat kardinale verschil moet moslims onder ogen worden gebracht. De God van de Bijbel gruwt van het kwaad en straft dat streng, maar Hij is wel uit op het behoud van gevallen mensen. Daarom gaf Hij Zijn wetten; daarvoor schonk Hij Zijn Zoon. Die heilsboodschap zullen christenen islamitische medeburgers duidelijk moeten maken. Voor dat getuigenis is geen overheidsverbod op de Koran noodzakelijk, maar juist het gesprek van man tot man over de inhoud van dit werk. Om zo met de Bijbel in de hand een uitnemender weg te wijzen.
Dat was voor Luther juist een belangrijke reden om de Koran in het Duits, de taal van het volk, te vertalen. Opdat zijn tijdgenoten zouden weten wat de Turken wilden.
Die uitweg voor de dreigende maatschappelijke situatie is minder simpel dan die van Wilders, maar is wel de rechte weg. Ze richt zich immers niet op het afschrijven van de moslims, maar op hun heil en toekomst.