Cultuur & boeken

Meer dan op de winkel passen

Titel:

Door A. de Jong
28 November 2001 10:08Gewijzigd op 13 November 2020 23:17

”Van buitengaats naar Binnenhof. P. J. S. de Jong, een biografie”
Auteur: J. W. Brouwer en J. van Merriënboer
Uitgeverij: Sdu
Den Haag, 2001
ISBN 90 12 08774 0
Pagina’s: 289
Prijs: € 24,95 (ƒ 54,80).Een van de taken van de geschiedschrijving is het ontmaskeren van mythen. In hun boek over oud-premier De Jong kwijten J. W. Brouwer en J. van Merriënboer zich met verve van die taak. Wat? Zou het kabinet-De Jong (1967-1971) niet meer hebben gedaan dan ”op de winkel passen”? Quatsch. „Deze ministersploeg presteerde veel en was voor de modernisering van Nederland van groot belang.”

Biografieën over Nederlandse premiers zijn er niet veel, althans geen boeken met een wetenschappelijke pretentie. Na het boek van H. Langeveld over Colijn en van L. J. Giebels over Beel houdt het wel op. Zo bezien is het initiatief van de Nijmeegse historici J. W. Brouwer en J. van Merriënboer om een biografie te schrijven over P. J. S. de Jong bijzonder. Te meer daar De Jong, door oud-premier Van Agt „misschien wel de beste premier van Nederland” genoemd, nog in leven is. De oud-minister-president is 86 jaar.

Schrijven over een persoon die nog leeft, door een serie interviews hem als hoofdbron gebruiken en hem mee laten lezen met de tekst, draagt risico’s in zich, beseffen de auteurs. Van Merriënboer: „De man kan een te positief beeld van zichzelf schetsen, fouten verbloemen, ons op een verkeerd spoor zetten.” Maar de methode kent ook onschatbare voordelen. Brouwer: „Toen ik twintig jaar geleden in Groningen werd opgeleid als historicus, werd deze aanpak als min of meer ideaal geschetst. Na dertig jaar zijn de meeste mensen die de gebeurtenissen hebben meegemaakt nog in leven, de archieven zijn open en de afstand in de tijd is voldoende om een objectief verslag te geven.”

Onverstoorbaarheid
Dat het benaderen van de waarheid op deze wijze wel degelijk mogelijk is, blijkt volgens de auteurs uit het feit dat alle gesprekspartners eenzelfde beeld schetsten van de persoon van Piet de Jong. „Iedereen roemt zijn deskundigheid, zijn zakelijkheid, moed, betrouwbaarheid, onkreukbaarheid. Maar stuk voor stuk heeft men het ook over zijn humor, zijn onverstoorbaarheid, zijn tolerantie en bereidheid veranderingen door te voeren. Je moet wel heel achterdochtig zijn om te denken dat onze informanten dat met elkaar hadden afgesproken.”

De persoonlijkheid van De Jong is in zijn jonge jaren door een drietal factoren gevormd: het rooms-katholieke geloof, zijn opleiding tot marineofficier en het leven op zee, in het bijzonder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vooral aan de oorlogservaringen schrijft De Jong zijn opmerkelijkste karaktertrek toe: het vermogen om, meestal met een ontwapenende glimlach, vrijwel alles te kunnen relativeren.

Iemand die in een duikboot op zee de meest spannende momenten heeft meegemaakt, „die het suizen van de zeis heeft gehoord”, aldus De Jong zelf, raakt van weinig meer ondersteboven. Zo iemand maakt een haarscherp onderscheid tussen de enkele zaken die er in het leven echt toe doen en de vele zaken die van minder belang zijn.

Liever admiraal
Veel politici beweren dat ze eigenlijk bij toeval in de politiek zijn terechtgekomen. Zelf hadden ze geen enkele ambitie, maar anderen riepen hen tot hoge ambten, stellen ze in voorgewende bescheidenheid. Bij duikbootcommandant De Jong lijkt dezelfde bewering echter de eenvoudige, ongecompliceerde waarheid te zijn. „Ik was veel liever admiraal geworden”, heeft de oud-premier altijd volgehouden.

Waarom dan toch de politiek in? Simpelweg omdat de KVP in 1959 dringend verlegen zat om een rooms-katholieke marineofficier die capabel was om staatssecretaris van Marine te worden. Kandidaten voor die functie waren op één hand te tellen. De Jong gaf toe, maar in de gedachte dat dit slechts een tijdelijke onderbreking van zijn carrière zou zijn. „Zo ziet u maar hoe een mens aan lager wal kan raken”, grapte hij bij zijn beëdiging tegen koningin Juliana.

In 1963 klopte formateur Marijnen bij hem aan voor de post van minister van Defensie. De Jong wilde ook nu geen ”nee” zeggen, omdat hij als staatssecretaris bemerkt had dat de organisatie van het departement van Defensie ingrijpend gewijzigd moest worden. Vervolgens werd hij in 1967 onverwacht formateur… en premier.

Rijsttafel
Dat De Jong de band met het eenvoudige marinevolk nooit verloor, blijkt overigens uit een mooie anekdote die de auteurs uit zijn mond hebben opgetekend. Eens organiseerde De Jong als minister-president in het Catshuis een reünie voor de bemanning van zijn oude boot, de 0-24. „Ze kwamen netjes onder leiding van de schipper aanmarcheren. Er was veel jenever, bier en een rijsttafel.” Toen de kok van het schip vroeg of hij het Catshuis even mocht bekijken, liet De Jong hem door een beambte rondleiden. „Zijn reactie zal ik nooit vergeten. Hij vond het allemaal schitterend. Commandant, zei hij, je woont hier netjes! Dat vond ik een prachtige opmerking.”

Zo schetsen de auteurs in hun boek een aardig beeld van de persoonlijkheid van hun ’held’. Maar het hoofdonderwerp van de biografie betreft toch de prestaties van De Jong als premier. Het clichébeeld dat hiervan in handboeken en historiewerken te vinden is, luidt dat zijn kabinet niet veel meer deed dan „op de winkel passen.” Pertinente onzin, vinden Brouwer en Van Merriënboer.

Niet dat zij de eerste zijn die „de superieure kwaliteit” (aldus Van Agt) van Piet de Jong ontdekken. Maar zij zijn wel de eersten die uitgebreid en wetenschappelijk de stelling onderbouwen dat het kabinet-De Jong juist bijzonder succesvol is geweest.

Stilletjes werken
Brouwer: „Het kabinet-Den Uyl geldt als een belangrijk kabinet. Maar wat heeft het nu concreet totstandgebracht? De Jong en zijn ministersploeg schreeuwden hun prestaties niet van de daken. Zij werkten stilletjes, maar hard door, zodat ze na vier jaar een ongelooflijke waslijst aan resultaten hadden. En dat in zó’n chaotische tijd, waarin in Amsterdam de bakstenen door de straten vlogen. De tijd van Maagdenhuis-bezetting, grote stakingen tegen de loonpolitiek, demonstraties tegen Vietnam en de eerste Molukse kaping.”

Waar die waslijst van successen uit bestaat? Het kost de auteurs geen moeite ze op te sommen. Het kabinet-De Jong stelde de commissie-Cals-Donner in, die op langere termijn bezien de basis legde voor de omvangrijke grondwetsherziening van 1983. Minister Beernink van Binnenlandse Zaken schafte de opkomstplicht bij verkiezingen af en vergrootte het effect van voorkeursstemmen. Hij voerde ook de verantwoordingsplicht in van de burgemeester tegenover de gemeenteraad.

Minister Polak van Justitie lanceerde een algemene administratieve rechtspraak: een mogelijkheid voor burgers om in beroep te gaan tegen overheidsbeschikkingen. Er kwam een pensioenregeling voor politieke ambtsdragers, subsidiëring van wetenschappelijke instituten van politieke partijen en een verdubbeling van de schadeloosstelling van Tweede-Kamerleden. Enzovoort, enzovoort.

Meer macht
Het kabinet voerde ook de wekelijkse persconferentie van de minister-president in. Door deze maatregel en door een grotere bemoeienis van De Jong met het buitenlands beleid, werd opnieuw een stap gezet in een belangrijke naoorlogse ontwikkeling: meer macht voor de premier.

Maar wat was nu in al deze ontwikkelingen het persoonlijke aandeel van De Jong? Beperkte hij zich in het leiden van de ministerraad en van het land niet tot een coördinerende rol? Had een zo relativerend persoon als hij zelf wel opvattingen? Jawel, vinden de Nijmeegse historici. Merriënboer: „Op zich is het al heel knap om in een kabinet anderen tot hun recht te laten komen en te weten wanneer je op een vakminister kunt vertrouwen. Zo had De Jong grote waardering voor justitieminister Polak. Als deze VVD’er in de ministerraad weer eens een uiltje zat te knappen, schoof De Jong de desbetreffende stukken door naar de volgende vergadering. Hij wilde het oordeel van Polak over dat dossier niet missen.”

Maar De Jong kon wel degelijk ook zelf knopen doorhakken, weet Brouwer. „Tijdens de Vietnamoorlog kwam er een moment dat binnen de KVP de steun aan Amerika ging wankelen. Zelfs Luns en Klompé uitten in het kabinet hun twijfels. Maar De Jong bleef onwrikbaar. Zoiets vond hij een onverantwoord reageren op emoties. De VS verdienden, net als in de Tweede Wereldoorlog, onvoorwaardelijke steun, meende de oud-marineman. Door de opstelling van De Jong was er geen sprake van dat het kabinet zelfs maar begrip toonde voor de Vietnam-demonstranten.”

Klooster
De auteurs van het boek ”Van buitengaats naar Binnenhof” tekenen De Jong als een serieuze rooms-katholiek, voor wie het geloof meer betekende dan slechts een ”opgevoed zijn in”. Elk jaar probeerde hij een aantal dagen vrij te maken om in een klooster in retraite te gaan „om al het gezeur even achter me te laten.” In hun woonplaats participeerden hij en zijn vrouw jarenlang in bijbelstudieclubjes. En zijn voorganger, oud-premier De Quay, noteerde in zijn dagboek: „De Jong treedt in kritieke situaties altijd rustig op. Dat komt door zijn karakter en godsvrucht. Soms denk ik dat hij een mysticus is.”

Enigszins in tegenspraak daarmee lijkt het feit dat er in de regeerperiode van De Jong op ethisch-maatschappelijk en ethisch-wetgevend terrein belangrijke bakens verzet zijn. Er kwam een nieuwe echtscheidingswet, de verkrijgbaarheid van condooms werd gereguleerd, een artikel over de strafbaarheid van homoseksuele handelingen met minderjarigen werd uit het Wetboek van Strafrecht geschrapt en de verspreiding van pornografie werd gedoogd.

De schrijvers van de biografie vinden dat niet zo vreemd. In hun boek verwijzen we naar de Amerikaanse historicus J. C. Kennedy, die een boek schreef over Nederland in de jaren zestig. Die beschrijft hoe in ons land niet de jongere generatie, maar de bestuurlijke elite het oude bestel sloopte. Ook zij wilde af van de burgerlijke spruitjeslucht en meedoen in de moderne wereld. Hun gematigd leiderschap bracht, aldus Kennedy, in Nederland een veel sterkere culturele transformatie tot stand dan in de VS, een transformatie die bovendien met minder geweld gepaard ging.

Puberteitsjaren
Brouwer: „In dit proces was de periode waarin De Jong premier was, cruciaal. Hij was enerzijds een man van de oude stempel, van het ancien regime, gesymboliseerd door de bolhoed die hij altijd op zijn hoofd had. Anderzijds was hij iemand die goed besefte dat de wereld niet hetzelfde kon blijven. Door de teugels gecontroleerd te laten vieren, wilde hij op vaderlijke wijze zijn land door de puberteitsjaren loodsen.”

Van Merriënboer: „Veel kamerleden in die tijd waren nooit buitenslands geweest. De Jong had alle windstreken bevaren, hij was wereldwijs, liberaal en tolerant. De veranderingen die in de jaren zestig totstandkwamen, had hij al direct na de oorlog verwacht. Hij zal het niet overal mee eens geweest zijn, maar het was het katholieke in zijn karakter dat hem altijd deed zoeken naar het harmonische in de schepping. Bovendien had hij een sterk geloof in gezonde tegenkrachten in de maatschappij. Als samenleving en politiek in zijn tijd te ver gingen, zou de wal zeker het schip gaan keren.”

”Minding the shop”
Rest in elk geval nog één vraag: als het kabinet-De Jong zoveel gepresteerd heeft, waarom heeft het dan nooit de waardering ontvangen die het verdient? Brouwer denkt dat het voor een deel aan het karakter van De Jong zelf ligt. „Bij zijn aantreden als premier heeft hij in een interview gezegd dat men niet te veel van hem moest verwachten. Hij zou de komende jaren op de winkel gaan passen. Die uitdrukking heeft hem vervolgens zijn leven lang achtervolgd. Achteraf zegt hij dat hij de Engelse uitdrukking ”minding the shop” heeft gebruikt. Die zou een veel positiever connotatie hebben, in de trant van: een winkel moet je ook moderniseren, bevoorraden, enzovoort.

Maar het is de vraag of dat de totale werkelijkheid is. Volgens ons bedoelde hij in 1967 wel degelijk: rustig aan doen. Binnen de politieke partijen was in die dagen veel onrust. D66 wilde allerlei vernieuwingen. Om daartegen wat tegengas te geven, zei De Jong relativerend: Ik ga op de winkel passen.”

Hoe dit ook zij, de oppositie had er alle belang bij de eenmaal door De Jong gedane uitdrukking uit te buiten. Den Uyl riep herhaaldelijk, met de hete adem van Nieuw Links in de nek: Deze regering doet níéts! En de toen zeer links georiënteerde pers deed er nog een schepje bovenop. „Het zijn dezelfde Sorgdragers en Jansen van Gaalens die nu erkennen dat er in die regeerperiode wel degelijk heel wat is gepresteerd.”

Vergetelheid
Het was deze beeldvorming die er in 1971 ook de oorzaak van was dat De Jong geen lijsttrekker voor zijn partij werd. Hij had in vier jaar heel wat totstandgebracht, maar het lag niet in zijn karakter dat uit te venten. De Jong heette binnen de KVP „niet bevlogen” en de ’bright young man’ Veringa werd in zijn plaats naar voren geschoven. Commandant De Jong verliet het schip om al snel in vergetelheid weg te zakken.

Tot het zachte licht van de historie zich over de gebeurtenissen had uitgespreid en Brouwer en Merriënboer uit archieven en geheugens een heel ander beeld dan het gangbare opdiepten. Eerherstel voor een persoon en een kabinet. Misschien zelfs een doorschieten naar de andere kant. De Jong, gisteren bij de presentatie van zijn boek: „In de twaalf jaar dat ik aan het Binnenhof verkeerde heb ik nooit zoveel lof gehad als nu in een halfuur.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer