Bemoeienis kan bedreigend zijn voor gezinsleven
Minister Rouvoet werkt aan de aanleg van een elektronisch kinddossier. Daar schuilt een gevaar in voor de opvoeding van kinderen, omdat de overheid meer en meer invloed krijgt op het gezinsleven, stelt Eline van Berkum-Bremmer.
Gezinsproblemen zijn van alle tijden en eeuwen. In het eerste gezin dat de aarde bevolkte, was er al sprake van doodslag! Als christenen weten we de oorzaak hiervan: de zondeval. Er wordt gehoorzaamheid geëist aan de Tien Geboden, tot eer van God en heil van onszelf en van onze naaste.Anno 2007 hebben we te maken met een overheid die steeds verder knaagt aan de wortels van de christelijke traditie. De norm ”je naaste liefhebben als jezelf” is vervangen door: ”hoe kan ik mezelf zo goed mogelijk ontplooien”. Individualisme viert hoogtij.
Dit is niet zonder gevolgen gebleven voor huwelijk en gezin. Het huwelijk is opgerekt. Meer dan de helft van de kinderen worden buiten het huwelijk geboren. Moeders worden gestimuleerd de arbeidsmarkt te betreden.
Consultatiebureau
De bedreiging die ik als moeder ervaar is dat déze overheid voor al onze kinderen een risicoanalyse wil maken. De duiding van risico’s is niet los te zien van de huidige norm van zelfontplooiing. Dan komen er vragen bij mij op als: is gezinsgrootte een risico? Of het feit dat ik niet werkzaam ben op de arbeidsmarkt? De wetenschap dat het bezoek van het consultatiebureau mogelijk gericht is op het analyseren van risico’s zal me er enigszins op mijn hoede binnen doen stappen, voor je het weet krijg je opvoedingsondersteuning aangeboden.
Maar er is meer. Juist de traditionele waarden rond huwelijk en gezin zie ik als kansen voor elk gezin. Zou niet de scheppingsorde heilzaam zijn voor ieder mens? Rouvoet stelt dat de norm voor het overheidshandelen publieke gerechtigheid is (zie het RD van 7 juli). Is het houdbaar om als christenmens een handtekening te zetten onder het besluit om adoptie door homoparen mogelijk te maken en tegelijk te streven naar publieke gerechtigheid? Alsof kinderen er niet mee gebaat zijn op te groeien in een gezin met een vader en een moeder. Om met Spruyt te spreken: aan de ene kant de kraan openzetten en aan de andere kant dweilen.
De overheid geeft rechten voor ouders om zich te ontplooien voorrang boven het belang van het kind. Op het moment dat er zich problemen voordoen, wordt het belang van het kind vooropgezet. Zolang zij deze belangen niet met elkaar in harmonie weet te brengen, werkt zij hiermee problemen in de hand.
Als ik het voorstel van Rouvoet lees over het opzetten van centra voor jeugd en gezin rijzen er bij mij de volgende vragen. Wordt de rol van hulpverleners niet overschat en de complexiteit van gezinsproblemen onderschat? Het voelt veiliger als de overheid niet nog meer invloed op onze gezinnen krijgt. Is het mogelijk om waardevrije opvoedingsondersteuning aan te bieden?
In de praktijk heb ik in de rol van hulpverlener iets van deze materie geproefd. Ik ben tot de conclusie gekomen dat het gezin als systeem heel autonoom is. Wil je als hulpverlener een rol van betekenis hebben, zijn hier veel voorwaarden voor nodig. De praktijk is zeer weerbarstig. Vaak is er sprake van diep ingesleten patronen, die soms al generaties lang bestaan. Het lijkt me te optimistisch gedacht dat tijdige opvoedingsondersteuning een garantie is om erger te voorkomen.
De komst van hulpverleners in gezinnen is zeer ingrijpend. Hulpverleners zijn geen instrumenten die ingezet kunnen worden volgens het principe ”baat het niet, dan schaadt het niet”. Gevoelens van onmacht worden versterkt na een teleurstellende ervaring met hulpverlening en een neerwaartse spiraal is bereikt.
Sociale verbanden
De verdergaande bemoeienis van de overheid met onze gezinnen zal de opvoedingsonzekerheid verder doen toenemen. Door laagdrempeligheid van hulpverlening worden de sociale verbanden makkelijker gepasseerd. Ook vanuit die optiek pleit ik voor terughoudendheid met de inzet van hulpverleners.
Het lijkt me heilzaam om als christenen elkaar vast te houden en aan te scherpen in de praktische uitwerking van onze visie op het gezinsleven. Laten we beginnen bij de kleinst mogelijke cirkel in sociaal verband: als man en vrouw. Daarna als gezin, als familie, als medegemeenteleden. Onze kinderen zijn de bouwstenen van de toekomstige maatschappij.
Ligt er voor huisvrouwen dan niet een verantwoordelijke, maar ook heel waardevolle en uitdagende taak om invulling te geven aan de christelijke normen en waarden? We kunnen daarmee misschien iets uitstralen naar onze omgeving. Dagelijks zijn we hierin afhankelijk van onze Schepper. De praktijk van alledag openbaart de gebrokenheid. Is het niet onze plicht om hier worstelende mee aan de slag te gaan, daarbij beseffend: „die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.”
De auteur is huisvrouw en werkzaam geweest bij verschillende hulpverleningsinstanties.