Morgen ben ik een leeuw. Hoe ik mijn schizofrenie overwon
Titel: ”Morgen ben ik een leeuw. Hoe ik mijn schizofrenie overwon”
Auteur: Arnhild Lauveng
Uitgeverij: Archipel, Amsterdam, 2007
ISBN 9789063052553
Pagina’s: 207
Prijs: € 17,95.
Ze kampte jarenlang met schizofrenie, verbleef langdurig in een psychiatrisch ziekenhuis en deed verscheidene pogingen haar leven te beëindigen. Hoewel een hulpverlener haar ooit voorhield dat ze nooit beter zou worden, slaagde Arnhild Lauveng er uiteindelijk in een universitaire studie af te ronden. Nu heeft ze een baan als docent en psycholoog. In ”Morgen ben ik een leeuw” blikt de Noorse auteur terug op de jaren dat een ernstige psychiatrische ziekte haar leven beheerste. Als tiener houdt Lauveng (1972) een dagboek bij. Al schrijvend begint ze eraan te twijfelen of ze eigenlijk wel bestaat of dat ze alleen een persoon in een boek is, „want alles voelde verschrikkelijk leeg en grijs aan.” In haar notities vervangt ze ”ik” door ”zij”. „Het werd allemaal steeds chaotischer en ik kwam er niet uit. (…) Ik was alleen maar een ondefinieerbare en vage chaos, als een mistflard.”
Achteraf beseft ze dat ze in die periode in een psychose raakt. Een Kapitein neemt de regie over. Arnhild hoort zijn orders aan en voert die uit. Later doet Eenzaamheid („haar glimlach maakte me blij”) intrede in haar leven. Ook ziet ze in de gangen van haar school wolven en krokodillen die haar bang maken.
Stemmen en waanvoorstellingen maken het leven zwaar en doen Lauveng meer dan eens naar de dood verlangen. Op haar zeventiende belandt ze voor het eerst in een psychiatrisch ziekenhuis. Het is het begin van een reeks kort- en langdurende opnamen, vrijwillig of gedwongen, op open of gesloten afdelingen.
Lauveng krijgt te horen dat ze aan schizofrenie lijdt. „Ze hadden me geïnformeerd over mijn chronische diagnose en hadden tegelijkertijd mijn toekomstdromen en hoop van me afgenomen. Daar zat ik, opgesloten met het enige wat ik volop had - leegte.”
Gevaarlijk monster
Lauveng gaat onder meer in op de uiteenlopende manieren waarop hulpverleners haar bejegenen en maakt treffend duidelijk welke uitwerking verschillende handelwijzen op haar hebben. Regelmatig heeft ze meer baat bij de aanpak van een therapeut die een vastgesteld protocol aan zijn laars lapt dan bij de werkwijze van degenen die stipt volgens het boekje handelen.
Na een derde suïcidepoging in korte tijd wordt Lauveng als een „gevaarlijk monster” door acht personen vastgepakt, op een bed gedrukt en naar een kamer op een psychiatrische afdeling gebracht. Als ze wordt losgelaten, springt ze van het bed, gaat tegen de muur staan en roept: „Acht tegen één is niet eerlijk.”
Ze zegt tegen de arts dat ze graag hulp wil, hoewel ze er weinig vertrouwen in heeft. „Had u het niet gewoon kunnen vragen, voordat jullie mij vastpakten? Ik kan toch nog steeds praten?” Daarna zegt ze een gedicht op, uitlopend op de woorden: „De wind is mijn vriend, maar ik ben bang voor sterke mannen.”
Over de reactie van de arts is Lauveng vol lof. „Hij liet mij uitpraten, wat heel veel indruk op mij maakte. Daarna deed hij iets wat nog veel meer indruk op mij maakte: hij verontschuldigde zich omdat hij macht had gebruikt zonder eerst met mij te praten. Het is de eerste en enige keer dat een arts voor wat dan ook zijn excuses aanbood, en ik vond het fantastisch. Ik bevond mij in een ongelooflijk vernederende situatie en voelde me heel erg klein, maar hij was groot genoeg om mij een beetje op te tillen.”
Oordopjes maken
De wens om psycholoog te worden, die Lauveng al had voordat ze ziek werd, wordt door haar omgeving als „volkomen onrealistisch” bestempeld. Tijdens een arbeidstraining moet ze oordopjes maken. Ze houdt het niet lang vol, waarop mensen om haar heen concluderen dat de droom van een universitaire studie geen werkelijkheid zal worden. „Maar in dit rekensommetje vergaten ze een heel belangrijk ding, namelijk zín. Ik had geen zin om oordopjes te maken en ik zag er het nut niet van in. (…) Ik leerde niets nieuws, ik kwam niet verder en het hielp me niet om dichter bij mijn doel te komen.”
Uiteindelijk start Lauveng een aangepast studieprogramma, waarbij ze extra begeleiding krijgt. In het begin is ze bang voor de andere studenten, bang voor zichzelf en bang voor de hallucinaties en de waanvoorstellingen die haar nog steeds kwellen. Toch bereikt ze uiteindelijk, na een lange weg, haar doel. Nu is ze afgestudeerd psycholoog. Medicijnen gebruikt ze niet meer.
In het lange en vaak moeizame proces dat Lauveng doormaakt, neemt ook het gebed een plaats in. „Ik geloof in een goede God, en ik ga af en toe naar samenkomsten. Ik bad ook om genezing. Ik vertelde Hem dat ik wel gezond wilde worden, maar dat ik tegelijkertijd doodsbang was, en ik smeekte Hem mij weer beter te maken, maar tegelijkertijd bad ik ook dat het lang zou duren, „want ik vind het eng als het te snel gaat.””
Hopeloosheid
Achteraf zegt Lauveng dat het „voortdurend focussen op hopeloosheid” haar in haar ziekteperiode heeft geschaad. „Ik vind het belangrijk hoop door te geven en mensen het vertrouwen te geven dat er mogelijkheden zijn, ook als je zo’n ernstige diagnose krijgt en je zo ziek bent.”
De auteur realiseert zich dat niet iedereen met schizofrenie uiteindelijk kan bereiken wat zij heeft bereikt. Ze geeft aan dat er ook een groep patiënten is die levenslang wordt gekweld door de hevige symptomen ervan. Maar: „Iedereen die dat wenst, moet mogen hopen, of die hoop nu realistisch of onrealistisch is.”
Al met al geeft Lauveng een indringend beeld van wat het leven met schizofrenie voor haar inhield en hoe ze uit een diep dal klom. Soms onderbreekt de psychologe haar persoonlijke relaas voor meer algemene bespiegelingen over de geestelijke gezondheidszorg. Deze onderdelen bevatten ook waardevolle elementen, maar halen de vaart nogal eens uit het verhaal en bevatten bovendien onnodige herhalingen.
Met haar boek bewijst Lauveng onder anderen familieleden en ambtsdragers van mensen met schizofrenie een goede dienst. Haar verhaal helpt om meer zicht te krijgen op wat het leven met deze ingrijpende ziekte inhoudt. Ook laat de auteur zien wat familieleden en vrienden kunnen betekenen voor iemand met deze diagnose.
Hulpverleners kunnen met deze uitgave eveneens hun winst doen. De geestelijke gezondheidszorg in Noorwegen is weliswaar niet in alle opzichten gelijk aan die in Nederland. Dat laat onverlet dat Lauveng ook therapeuten die in een andere omgeving werken een spiegel voorhoudt.