Balanceren op een smal pad
Titel: ”Godsdienstige gevoelens getoetst. De hoofdzaken uit, en toelichting bij het bekende boek van Jonathan Edwards: Religious Affections”
Auteur: J. de Jager
Uitgeverij: Gebr. Koster, Barneveld, 2006; 72 blz.
ISBN 90 5551 389 X
Pagina’s: € 8,90.
Het zal maar weinigen ontgaan, dat er vandaag in het kerkelijk en geestelijk leven sprake is van een grote nadruk op gevoel en emotie. Het is een gegeven dat ons voor meerdere vragen stelt. Naar ik aanneem is het ook voor de onlangs overleden J. de Jager een belangrijke beweegreden geweest om het een en ander door te geven uit het bekende werk van Jonathan Edwards: ”Religious Affections”. In ”Godsdienstige gevoelens getoetst” reikt hij de hoofdlijnen van Edwards’ gedachten op het punt van gevoelens in het geestelijk leven aan. De naam van Edwards (1703-1758) is onlosmakelijk verbonden aan De Grote Opwekking in Amerika in zijn dagen. Niet alleen nam hij als dienaar van het Woord een vooraanstaande plaats in bij deze geestelijke opleving, ook heeft hij zich als scherpzinnig theoloog bezonnen op allerlei vragen die werden opgeworpen door de opwekking. Niet in het minst ging het daarbij om de plaats en betekenis van gevoelens en emoties in het geestelijk leven. Juist dit maakt zijn werk zo actueel in deze tijd, die, zoals gezegd, evenzeer gekenmerkt wordt door nadruk op gevoelens.
Op twee fronten zag Edwards zich geroepen tot de strijd. Enerzijds waren er die ten diepste helemaal niets van gevoelens in het geestelijk leven wilden weten. De opwekking werd, rationalistisch en hooghartig, afgedaan als hysterie, ziekelijke dweepzucht. Anderzijds waren er die alle gevoelens, hoe vreemd en on-Schriftuurlijk soms ook, als het werk van de Heilige Geest en als een helder teken van echte bekering zagen.
Door deze twee fronten was de positie van Edwards niet gemakkelijk. Zijn weg was een heel smal pad. Het is nooit eenvoudig geweest om het goede van een geestelijke opwekking te ondersteunen en tegelijkertijd het verkeerde erin te ontmaskeren. Edwards zag zich in gehoorzaamheid aan de Schrift geroepen om niet alle gevoelens aan te moedigen, maar ook niet alle gevoelens te verwerpen. Het komt daarbij aan op een helder en Bijbels onderscheiden.
Driedeling
In navolging van het bekende werk van Edwards geeft ook De Jager een driedeling. In het eerste deel komen de aard en het grote belang van gevoelens aan de orde. Geestelijk leven kan niet bestaan zonder gevoelens. In het tweede deel worden godsdienstige gevoelens genoemd die nog niet altijd wijzen op echt geestelijk leven. Ze kúnnen opkomen uit een oprechte bekering, maar ze kunnen ook een andere bron hebben. Denk bijvoorbeeld aan een aandoening die hevig is of die uitwerkingen heeft op het lichaam. Zeker toen de Opwekking over zijn hoogtepunt heen was, werden soms heel vreemde (on-Bijbelse) gevoelens waargenomen onder de mensen. In het derde deel wordt aandacht besteed aan kenmerken van echte geestelijke gevoelens en emoties.
Ik beschouw het als een goede greep van De Jager dat hij anderen in zijn werk vertrouwd heeft willen maken met het gedachtegoed van Edwards. Deze man, met zijn diepdoordachte praktische theologie -Lloyd Jones vergeleek Edwards met de Mount Everest- en zijn voluit Bijbelse en scherpzinnige doordenking van de vragen rondom de geestelijke gevoelens, kan ons uitnemende diensten bewijzen. Dat geldt zeker wel nu we ons vandaag volop gesteld zien voor ingrijpende vragen op dit terrein en we ook kennis maken met ontsporingen. Wie zou durven beweren dat het overbodig is om aan de hand van de Schrift te onderscheiden tussen dat wat wel en wat niet van de Heilige Geest is? De schrijver is erin geslaagd om op een heldere wijze en in kort bestek de hoofdlijn van Edwards’ gedachten door te geven.
Persoonlijke keuzes
Wel moest ik na het lezen nog eens goed kijken naar de ondertitel: ”De hoofdzaken uit en toelichting bij het bekende werk van Jonathan Edwards”. Deze ”toelichting bij” is wat mager uitgevallen, in ieder geval is uit de inhoud niet op te maken wat de gedachten van Edwards zijn en wat aan De Jager moet worden toegeschreven. Verder mag het duidelijk zijn dat het weergeven van iemands gedachtegang altijd iets subjectiefs, iets persoonlijks in zich heeft, zeker wanneer het een doorwrocht en inhoudsvol werk als dat van Edwards betreft. De een komt dan op onderdelen tot wat andere keuzes dan de ander. Zo had wellicht iets sterker kunnen blijken dat Edwards, die ontdekkend spreekt -en terecht!-, tegelijk te zeer geworteld is in de reformatorische en puriteinse traditie om te vervallen in lijdelijkheid en doffe gelatenheid. Ik denk bijvoorbeeld aan zijn bewogen spreken over de Geest, Die groot en gewillig is in het werken van geloof en liefde.
Ik ben blij met deze uitgave, die uiterst belangwekkende zaken aan de orde stelt en als het ware stilzwijgend aanspoort tot het lezen van Edwards’ werk.