Landbelofte nog steeds van kracht
Het is onjuist om te stellen dat er geen Bijbelse gronden zijn voor de claim van Israël op heel Jeruzalem, stelt drs. Gijs van den Brink. Het Nieuwe Testament verwacht volgens hem het herstel van Israël, waarmee ook de landbelofte van kracht blijft.
De afdeling Lelystad van de ChristenUnie heeft in april de ”Discussienotitie Israël (Israël en Jeruzalem in de christelijke politiek)” definitief vastgesteld en verstuurd aan het landelijk bestuur. In de nota, die bedoeld is als bijdrage aan de partijdiscussie over Israël die voor november op de agenda staat, wordt gesteld dat „voor een exclusieve claim van Israël op het gehele Jeruzalem bijbelse en volkenrechtelijke gronden ontbreken.”Wat betreft de Bijbelse gronden is dit beslist onjuist. De notitie leest het Nieuwe Testament nog steeds door de bril van de kerkelijke leer zoals deze in de Vroege Kerk en nadien in de westerse theologie zich heeft ontwikkeld. Er wordt gesteld dat er „in het NT geen onderscheid meer is tussen Joden en andere volken en dat het etnische volk van Israël niet Gods Volk meer kan worden genoemd.” Hiermee gaat de notitie voorbij aan veertig jaar nieuwtestamentische wetenschap waarin het duidelijk is geworden dat we Jezus en Paulus alleen vanuit hun joodse context op de juiste manier interpreteren. De theologie waar de notitie van Lelystad van uitgaat, heeft de vervangingstheologie voortgebracht, waarin wordt gesteld dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. De notitie stelt weliswaar formuleringen bij, maar blijft inhoudelijk gewoon deze leer hanteren.
Land
Graag wil ik met een korte exegetische verkenning laten zien hoe de visie op Israël en het land eruitziet als we de woorden van Jezus en de apostelen lezen in de joodse context van de eerste eeuw. Het lijkt me overbodig te melden dat de uitkomst van een exegetische verkenning niet een-op-een overgezet mag worden in een politiek programma.
In Mattheüs 5:5 zegt Jezus: „Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land beërven.” Omdat het niet in tegenstelling met hemel wordt gebruikt, moeten dus hier gewoon met ”land” vertalen (zo ook de Willibrordvertaling en de NBV).
Het gegeven dat Jezus op een zeker ogenblik twaalf discipelen kiest (Matt. 10:1) houdt verband met de twaalf stammen van het volk Israël. Jezus is de Messiaanse Herder, Die het herstel van het twaalfstammenvolk Israël beoogt. De heerschappij over de twaalf stammen (Matt. 19:28) veronderstelt een aan de Messias gehoorzaam volk in het land Israël ten tijde van de voltooiing van het Koninkrijk.
Dat Jezus deze verwachting had en predikte, blijkt ook hieruit dat Hij voorzag dat eens het hele volk Hem als Messias zou belijden en gehoorzamen: „Ik zeg u, u zult mij van nu aan niet meer zien, totdat u zegt: Gezegend hij die komt in de naam des Heren!” (Matt. 23:37-39). Aan de heilloze tijd voor Israël die met Zijn vertrek zal aanvangen, zal een einde komen. Er blijft echter een hoop voor Israël als volk.
Hetzelfde blijkt ook uit de verwachting van het herstel van het koningschap voor Israël die de discipelen hadden. Als Jezus is opgestaan uit de dood en Zijn discipelen gebiedt Jeruzalem niet te verlaten maar te wachten op de belofte van de Vader, zien zij dit als een aankondiging van het Messiaanse rijk in het aan hen beloofde land en daarom zeggen ze „Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?” (Hand. 1:6). Het is van belang op te merken dat Jezus in Zijn antwoord deze verwachting niet ontkent, maar zegt dat het niet aan hen is om de tijden en de gelegenheden te kennen (Hand. 1:7).
Bekering
Petrus predikt dat de wederkomst van Jezus en het daarmee komende „herstel van alles/allen” verband houdt met de bekering van Israël. Hij zegt: „Komt dan tot berouw en bekering, opdat… Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen…” (Hand. 3:19-21). Onder het „herstel van alles/allen” verstaan de joden het aanbreken van de Messiaanse heilstijd, waarin God orde op zaken zal stellen en de verstrooide stammen zullen terugkeren naar het land. Het betreft een herstel van geheel Israël. Paulus spreekt in Romeinen 11:25-26 in gelijke woorden als Petrus (en Lukas) over de behoudenis van „geheel Israël.” Ook volgens hem moet eerst aan een voorwaarde voldaan zijn, namelijk de bekering van de volheid van de heidenen.
We concluderen dat de Messiaanse beloften uit het Oude Testament door de komst van Christus en de gave van de Geest slechts principieel, voorlopig en gedeeltelijk in vervulling zijn gegaan. Wij verwachten nog de voltooiing van dat rijk. Het Nieuwe Testament bevestigt dat er nog onvervulde oudtestamentische beloften met betrekking tot Israël als land en volk zijn.
Met de verwachting van het herstel van Israël blijft ook de landbelofte van kracht. Door de landbelofte blijft ook na het optreden van Christus op aarde de verwachting van een Messiaans rijk op een nieuwe aarde levend. Door de landbelofte voor Israël is er hoop en recht op land voor alle volkeren, want de landbelofte is een onderdeel van de verwachting van het behoud van de aarde. Wij verwachten naar de belofte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (Openbaring 20-22).
De auteur is als redacteur van de Studiebijbel verbonden aan het Centrum voor Bijbelonderzoek te Veenendaal.