Roteb houdt al 125 jaar Rotterdam schoon
Titel:
”125 jaar werken aan een schoon Rotterdam”
Redactie: Barbara Hoogsteden en Stephan van Hoorn
Uitgeverij: RotebISBN Rotterdam, 2001
Pagina’s: 150
Prijs: € 27,04 (ƒ 59,50). Te koop bij boekhandel Donner en bij de Archiefwinkel in Rotterdam.
Het schoonhouden van Rotterdam is mensenwerk. Vroeger waren het vooral ex-gevangenen en kreupelen die met paard en wagen het huisvuil ophaalden. Putjesscheppers baggerden rioolputten uit. Het zijn nu wijkservicemannen en chauffeur-operators. Een gewoon professioneel beroep. Paard-en-wagens hebben plaatsgemaakt voor ultramoderne vuilnisauto’s. Zware metalen vuilnisemmers zijn ingewisseld voor Komo-zakken, kliko’s op wielen en ondergrondse containers. De Rotterdamse reinigingsdienst Roteb houdt al 125 jaar de stad schoon.
De geschiedenis van het huisvuil is vastgelegd in een jubileumboek ”125 jaar werken aan een schoon Rotterdam”. Interviews met (oud-)medewerkers, aangevuld met archieffoto’s, vertellen de historie.
Stadsapotheker A. C. Kramer kreeg in 1876 van de Rotterdamse gemeenteraad opdracht een dienst stadsreiniging op te zetten. Met ongeveer 200 man moest hij de onhygiënische toestanden in Rotterdam te lijf gaan.
De Ontsmettingsdienst had vanaf het begin de handen vol. Cholera- en tyfusepidemieën zorgden in die tijd soms voor duizenden doden. Er was nog geen rioleringsstelsel, Rotterdam werkte met tonnen. Het ophalen van de poeptonnen, die leeggekiept werden in schuiten aan de Coolvest, was een van de eerste belangrijke taken. Pas rond 1900 werden de stinkende sloten gedempt en werd een rioleringsstelsel aangelegd.
Toch duurde het nog bijna honderd jaar voor het tonnenstelsel compleet was verdwenen en alle huizen op de riolering waren aangesloten. Behalve zorgen voor de poeptonnen, moest de Roteb ook afgekeurd vlees verwijderen, honden afmaken en begraven en besmette woningen en goederen desinfecteren
In 1899 kwam er een echte ommekeer toen directeur M. A. van der Perk het roer van de stadsapotheker overnam. Vegen en vuil ophalen was in zijn ogen vermoeiend werk, dat niet moest worden overgelaten aan ex-gevangenen en kreupelen. Er kwamen grondwerkers en boerenarbeiders in dienst, liefst als ze de militaire dienst hadden volbracht. Professionals, die betrokkenheid toonden bij het bedrijf. De lonen gingen omhoog en de medewerkers kregen uniformen.
In 1903 introduceerde Van der Perk de vuilnisemmer, met de boodschap „Doe er een deksel op.” Gebeurde dit niet, dan werd de emmer niet geleegd, tot grote woede van huisvrouwen en dienstbodes. In 1912 opende het reinigingsbedrijf aan de Brielselaan de eerste vuilverbrandingsinstallatie in Europa.
Verwoest
Bij het bombardement op 14 mei 1940 werd het hoofdkantoor aan de Zalmstraat compleet verwoest. Ook op Bosland werd het hele complex in de as gelegd. Hetzelfde gebeurde met de personen- en ziekenautogarage aan de Boezemsingel. Daar gingen zeventig voertuigen, vijf putzuigmachines en drie veegwagens verloren. Ondanks dit alles werd er op 15 mei toch huisvuil opgehaald, zij het met beperkte middelen.
Ab van Gool kwam dertig jaar geleden via zijn schoonvader bij de Roteb terecht. Hij werkte er onder meer als veger, runner, magazijnmeester, terreinmeester, strooier en tankbediende. Tegenwoordig onderhoudt hij het materieel op Bosland. Het verhaal van zijn familie loopt als een rode draad door het boek. „We hadden ons eigen wijkje richting de Meent en het Schouwburgplein. Elke dag fietste ik van Bosland naar ons wijkje, mijn twee collega’s moesten lopen. Doordat je altijd in je eigen wijk werkte, leerde je veel mensen kennen. Je was beleefd en het was altijd gezellig. Hier veegde je een terrasje en kreeg je een kop koffie, daar veegde je een pleintje en kreeg je een gebakken visje. Vier keer op een dag fietste ik heen en weer naar Bosland om te legen.”
Uit de beschrijving van de Roteb-familie wordt duidelijk dat mensen als Ab van Gool niet uniek zijn bij een bedrijf als de Roteb. De Roteb-familie neemt de lezer mee door de geschiedenis van het reinigingsbedrijf. Het verhaal geeft een beeld van het leven in Rotterdam. De Roteb is een familie die in de afgelopen 125 jaar lief en leed met elkaar deelde: werken bij de Roteb is werken voor Rotterdam. Ten dienste van een schone stad. Zonder poeptonnen, maar met milieuparken en kringloopwinkels. „Als wij er niet waren, had iedereen een polsstok nodig om vooruit te komen”, zegt Ab van Gool.