Architect van het eigen geluk
Ahmed Marcouch, de eerste islamitische stadsdeelburgemeester van Amsterdam, schuwt de confrontatie niet. Tuig, noemt hij ze, de harde kern onder de Marokkaanse jongeren die de hele dag op straat rondhangen en wijkbewoners het leven zuur maken. Niet alleen zij, maar ook hun ouders moeten keihard worden aangepakt, vindt hij. „Mensen zijn architect van hun eigen geluk. Als je in Nederland niet iets moois van je leven kunt maken, lukt je dat nergens ter wereld.”

Officieel mag hij zich een veertiger noemen. Zowel zijn Marokkaanse als zijn Nederlandse paspoort geeft aan dat hij in 1966 ter wereld kwam. Maar in werkelijkheid is Ahmed Marcouch, sinds een jaar voorzitter van stadsdeel Amsterdam-Slotervaart, drie jaar jonger: zijn biologische leeftijd ligt op de 37 jaar.Marcouch grinnikt. „Mooi hè?”
Welk verhaal steekt erachter?
„Mijn moeder heeft mij bij de geboorte vernoemd naar een broer die drie jaar eerder was overleden: Ahmed. Het was voor haar onmogelijk naar de stad te gaan om mij te laten registeren. Mijn vader verbleef als gastarbeider in Nederland. Hij was er nooit toe gekomen het overlijden van mijn broertje door te geven. In die tijd werd met zulke gegevens nog niet zo strikt omgegaan.
Bij terugkeer in ons dorp zei mijn vader: „Ahmed overleden, Ahmed geboren, laten we het zo maar houden.” Sindsdien heb ik de leeftijd van mijn broer.”
U heeft tien jaar in Bouyaffar, een klein dorp in het Rifgebergte, gewoond. Hoe herinnert u zich die tijd?
„Het ging er primitief aan toe. We hadden geen elektriciteit. Met ezels haalden we water bij een bron. Er was één televisie voor de gehele gemeenschap: in het dorpscafé. Ik ging naar de Koranschool, waar we met hulp van de imam allerlei teksten opdreunden.
Ik miste mijn vader erg, hij werkte in Amsterdam. Omdat we niet konden lezen en schrijven, communiceerden we met elkaar door cassettebandjes in te spreken. Eén keer per jaar kwam hij naar Marokko. Dan zag hij er chic uit en rook hij naar goede aftershave. Voor al zijn kinderen bracht hij cadeautjes mee. Ja, Nederland moest er wel erg mooi uitzien, concludeerden wij.”
Eind jaren zeventig mocht u in het kader van gezinshereniging naar Nederland - een droom die in vervulling ging?
„In minder dan drie uur tijd vlogen we naar Schiphol. Van het primitieve platteland stapte ik over naar de wereld van een moderne stad. Het was alsof ik via de tijdsmachine van professor Barabas van Suske en Wiske in een totaal andere wereld terechtkwam. Ik moest overal aan wennen. Alles smaakte anders, alles rook anders.”
Als tiener maakte Marcouch een fase door waarin hij op zoek ging naar de wortels van zijn islamitisch geloof. Hij koesterde enige tijd tamelijk radicale opvattingen, zegt hij zelf. „Ik beluisterde allerlei bandjes met preken. Een imam uit Egypte maakte grote indruk op me vanwege de ferme standpunten die hij innam. Met name de leiders uit de Arabische wereld kregen ervan langs. Zij waren onrechtvaardig door zichzelf te verrijken en hun land uit te leveren aan het westerse cultuurimperialisme.”
Ervoer u een afkeer van het decadente Nederland?
„Dat kan ik niet zeggen. Ik hield me nauwelijks met Nederland bezig. Natuurlijk zag ik dat het moreel verval hier groot was als gevolg van de seksuele revolutie, de secularisatie en het materialisme. Het waren vooral zaken waarvan ik vond dat de islamitische cultuur ervan gevrijwaard moest blijven. Hoe kunnen we voorkomen dat onze identiteit verwatert? Over die vraag sprak ik veel met mijn broers en vrienden. We lazen in de Koran, we bestudeerden de traditie.
In theologisch opzicht heb ik in die tijd veel geleerd. Gelukkig had ik mensen om me heen die me corrigeerden als ik al te zwart-witte standpunten uitdroeg. Ook rijpte bij mij meer en meer het inzicht dat het in de islam er vooral om gaat dat mensen zich voor elkaar inzetten, elkaar dienen en dat we met z’n allen een steentje bijdragen aan de samenleving waarvan we deel uitmaken.”
Bent u een orthodoxe moslim?
„Als orthodoxie betekent dat je het monotheïsme hooghoudt, dan ben ik orthodox. Ook geloof ik in Mohammed als laatste profeet.”
Wat is voor u de kern van de Koran?
„De essentie van de boodschap is dat wij er zijn om onze Schepper te dienen. Goed rentmeesterschap, dat is van groot belang. Niet om bij mensen in de smaak te vallen, maar omdat ik weet: God vraagt dat van mij. Je doet de dingen goed - of er mensen bij zijn of niet. Je zegt de waarheid - of mensen je bijvallen of niet. Om die reden heb ik ook altijd gezegd: Ik hoop dat premier Balkenende succes heeft met zijn inzet voor christelijke waarden en normen. Want dat komt de gehele samenleving ten goede.”
Gaat u vrijdags trouw naar de moskee?
„Ik moet af en toe verstek laten gaan. Het lukt mij niet wat minister Rouvoet wel lukt: op zondag onbereikbaar zijn. Dat is ook niet erg, moslims zijn vrij van bepaalde verplichtingen als de nood van de ander daarom vraagt.”
Marcouch is in Amsterdam de eerste moslim die voorzitter is van een stadsdeel. De PvdA-politicus werd vorig jaar verkozen tot burgemeester van Slotervaart, een uiterst gemêleerde wijk ten westen van Amsterdam met zo’n 45.000 inwoners. In de probleembuurten wonen de ouders van Mohammed B. en Samir A. Meer aan de rand heeft oud-premier Kok een huis.
Hoe verklaart u het succes in uw loopbaan? Wat heeft u dat andere allochtonen missen?
„Dat weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat ik van jongs af grote interesse heb gehad in het maatschappelijk leven. Ik ben ook altijd bezig: met werk, met studeren. Mijn vader was iemand die niet hoog was opgeleid, maar er wel een hoge ethiek op nahield: brood dat je hebt verdiend met je eigen zweet, smaakt het lekkerst.”
Bent u een doorzetter?
„God geeft ons potentie en intelligentie. Aan ons de plicht om ermee aan de slag te gaan en er goede dingen mee te doen. Dat geloof ik van harte. In die zin zijn mensen de architect van hun eigen geluk. Ik heb een hartgrondige afkeer van passiviteit en geklaag over discriminatie en achterstelling. Ik zeg altijd: Onze samenleving biedt zo veel mooie kansen - ga iets doen, ga het gewoon proberen.
Toen ik voorzitter van Amsterdam-Slotervaart werd, had ik geen gevoelens van trots. Helemaal niet. Ik dacht: Wat een gigantische verantwoordelijkheid, van mij wordt verwacht dat ik de pijn van mensen in de samenleving probeer te verlichten door iets te doen aan huivesting, onderwijs en veiligheid.”
Om bij dat laatste aan te haken: in uw stadsdeel gaat 70 procent van de Marokkaanse jongeren zonder diploma van school, 40 procent heeft geen werk, 700 jongens hangen dagelijks op straat en veroorzaken allerlei overlast. Is daar nog iets aan te doen?
„Ik zie het als mijn ambitie om een doorbraak te forceren in dit enorme probleem. Elke jongere die het spoor totaal bijster raakt, is er één te veel.”
Kunt u nog eens in één zin uitleggen hoe de problemen zijn ontstaan?
„Het heeft alles te maken met een gebrek aan opvoeding.”
Hebben de ouders het zo verschrikkelijk laten afweten?
„Niet bewust, maar velen hebben niet in de gaten gehad dat kinderen baren ook betekent: hun waarden en normen bijbrengen. Opvoeden in een grote stad is een kwestie van hard werken. Hoe gaat het op school? Hoe brengen ze hun vrije tijd door? Is er liefde en huiselijkheid thuis?”
U staat erom bekend ouders in rechtstreekse bewoordingen te wijzen op hun verantwoordelijkheid. Hoe pakken zij dat op?
„De reacties zijn verschillend. Sommigen reageren met: „Ja, er zit wel wat in, in wat u zegt.” Anderen maken de samenleving verwijten. Er zijn ook ouders die er blij mee zijn dat ik hen aanspreek. Want in Nederland hebben we de jeugdhulp zo georganiseerd dat iedereen met de kinderen bezig is, behalve de ouders zelf. Ik vind dat het de hoogste tijd is dat we de ouders erbij gaan betrekken. Zij zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor het gedrag van hun kinderen.”
Er zijn jongeren met wie geen land te bezeilen is. Tuig, zo noemt u ze zelfs.
„Ik besef dat die typering stevig is, maar ik gebruik die om onderscheid te maken tussen jongens die bij wijze van spreken therapieresistent zijn en jongens met wie we nog wel aan de slag kunnen.
Er is een harde kern voor wie ik een soort tbs-systeem bepleit. Het gaat om jongens die echt overal lak aan hebben, die mensen het bloed onder de nagels vandaan halen, die een behoorlijk dossier bij politie en justitie hebben opgebouwd met allerlei delicten: ruitjes intrappen, homo’s uitschelden, berovingen plegen. Ze zijn 16, 17 jaar oud, willen niet naar school, willen niet werken, hangen de hele dag op straat rond.
Voor hen blijft slechts één remedie over: laat de rechter hen bij een delict veroordelen tot een bepaalde celstraf en stuur ze daarna een klooster of een internaat in voor een gedragstherapie met een open einde. Pas als ze een diploma hebben en laten zien dat hun attitude is veranderd en dat ze weet hebben van goed en kwaad, mogen ze de samenleving weer in. Eerder niet.”
Van dit voorstel zei burgemeester Cohen dat het niet bij onze samenleving past. Typische reactie van een softe bestuurder?
„Nou, nee, soft wil ik het niet noemen. Zijn standpunt is ongetwijfeld ingegeven door wijsheid en kennis van zaken. Maar het zijne staat niettemin tegenover het mijne. Ik vind dat we de samenleving tegen dit soort types moeten beschermen. Daarbij moeten we onorthodoxe maatregelen niet schuwen. Anders blijven we dweilen met de kraan open.”
„Ik wil de kraan dichtdraaien. Als we deze jongens niet uit de samenleving weghalen, staan we toe dat ze hun broertjes en vriendjes mee de afgrond in trekken. Ze deinzen voor niets terug en hebben voor niemand respect, zelfs niet voor hun ouders, ook niet voor de imam en de burgemeester.”
In Amsterdam speelt nog een heel ander probleem: dat van de radicalisering. Onderzoek wijst uit dat 17.000 moslims in de stad terug willen naar de tijd van de profeet en de sharia willen invoeren.
„We moeten op dit punt onderscheid maken tussen fundamentalisten en radicaliserende jongeren. Met fundamentalisten die op vreedzame wijze wensen terug te keren naar wat zij de roots van de islam noemen, heb ik geen probleem. Wat zij doen heeft niet mijn voorkeur, maar onze beschaving wil ook aan mensen met dit soort opvattingen ruimte bieden.
Radicalisering is iets anders. Dan gaat het om jongens en meisjes die zich superieur voelen aan andersdenkenden en in hun opvoeding een negatief beeld van de samenleving meekrijgen. Zij beschouwen niet-moslims als heidenen die gedoemd zijn om naar de hel te gaan en kunnen zelfs tot de overweging komen het zwaard tegen hen op te nemen. Dat kan dus niet. Ouders moeten hun kinderen leren oog te hebben voor de diversiteit in de samenleving.”
Maar deze ouders zeggen slechts na wat de Koran voorschrijft, onder andere in soera 5,51: „O, gij die gelooft, neemt de joden en christenen niet tot vrienden.”
„Wat voor de Bijbel geldt, geldt ook voor de Koran: je hebt uitleg nodig om te begrijpen wat de bedoeling van een tekst is.”
Een tekst als deze spreekt toch duidelijke taal?
„Zomaar een tekst uit de Koran lichten, dat kan niet. Je moet weten wat de achtergronden van een vers en een hoofdstuk zijn. In welke context worden de woorden tot uiting gebracht? Welke betekenis hebben die woorden in de context waarin wij leven?
Moslims in Nederland moeten Nederlandse moslims zijn: gecultiveerd, met respect voor de diversiteit in de samenleving. Als je de Koran zo leest, kom je uit op een concept dat alle elementen van goed burgerschap in zich heeft, misschien nog wel meer. De islam staat immers voor het verrichten van goede daden, voor naastenliefde, voor zorgzaamheid.”
Volgens de islam zijn christenen en joden djimmi’s, tweederangsburgers.
„Ik ken dit soort opmerkingen, maar ze worden vaak ondoordacht gemaakt, zowel door moslims als niet-moslims. De islam heeft in de eerste eeuwen na de profeet een islamitisch staatsbestel gekend. Daarin waren allerlei regels voor vreemdelingen van kracht, zoals tegenwoordig in Nederland een Vreemdelingenwet geldt.
Moslims dingen niet af op de kernwaarden van de moderne samenleving. Vrijheid en broederschap zijn elementen die in de islam in hoog aanzien staan. Het zou goed zijn als imams daar nadrukkelijk op wijzen. Wij kunnen orthodox blijven zonder dat we ons terugtrekken uit de maatschappij. Wat dat betreft zouden moslims en christenen van elkaar kunnen leren: hoe kun je in een overwegend atheïstische samenleving vormgeven aan religie?”
Hoe staat u tegenover het christelijk geloof?
„Ik ken de inhoud redelijk goed, omdat ik op een christelijke basisschool heb gezeten en de Bijbelse verhalen met interesse heb beluisterd. Over Job en zijn beproeving, over de verloren zoon. ’s Ochtends begonnen we altijd met het Onze Vader. Ik vond het erg leuk om de parallellen te zien tussen de Bijbel en de Koran.”
Waar gaan in de kern de wegen volgens u uiteen?
„Wat mij betreft niet in de praxis als wel in de orthodoxie. Christenen gaan uit van de drie-eenheid en leren dat Jezus als Zoon van God is gestorven voor de zonden van de mensen. Wij geloven dat God Hem heeft opgenomen in de hemel en dat Hij uiteindelijk zal wederkeren om rechtvaardigheid op aarde te brengen.”
Hoe zou u reageren als een van uw drie kinderen de moskee verruilt voor de kerk?
„Dan zou ik zeggen dat ik iets niet goed heb gedaan.”
Er zijn ouders die hun kinderen de deur wijzen en alle contact verbreken.
„Ik heb begrip voor de pijn die zij voelen. Helemaal. Ik zou het zelf betreuren als mijn kinderen het geloof vaarwel zouden zeggen. Maar je kinderen verstoten? Nee, dat zal ik nooit kunnen. Het blijven wel mijn kinderen.
Geloof is een innerlijke overtuiging die zonder dwang in iemand leeft. In de opvoeding kun je veel geloofswaarheden meegeven, maar uiteindelijk moeten mensen die zich in alle vrijheid eigen kunnen maken. Religie die niet voortkomt uit overtuiging is camouflage.
Nee, als een van mijn kinderen na alles wat ik aan religieuze opvoeding heb gedaan alsnog zou besluiten over te gaan tot het christelijk geloof, dan zou ik misschien wel tegen mezelf zeggen: Wees blij dat hij christen wordt, en geen atheïst.”
Levensloop Ahmed Marcouch
Ahmed Marcouch werd in 1969 geboren in Bouyaffar in Marokko. Hij groeide op in een groot gezin, zijn vader was als gastarbeider werkzaam in Nederland. In 1979 vertrok Marcouch in het kader van gezinshereniging naar Amsterdam. Hij was toen nog analfabeet.
Na twee jaar basisonderwijs leerde hij aan de lts het vak van timmerman. Hij was een jaar ziekenverzorger en werkte drie jaar in een papierfabriek. Daarna koos hij voor een baan bij de politie in Amsterdam. Marcouch slaagde voor een hbo-deeltijdstudie en ging als coördinator jeugd en veiligheid aan de slag bij stadsdeel Zeeburg. Ook werd hij woordvoerder van de Unie van Marokkaanse Moskeeën Amsterdam en Omstreken.
In 2006 werd PvdA’er Marcouch verkozen tot voorzitter van stadsdeel Slotervaart. Hij is de stuwende kracht achter een grootscheeps actieplan tegen radicalisering. Ook bepleit hij een harde aanpak van probleemjongeren die de buurt onveilig maken.