Opinie

Gelijke behandeling

„Openlijk homoseksuele leraren zult u hier niet aantreffen.” De evangelische school de Passie in Amsterdam maakt een ongeoorloofd direct onderscheid op grond van homoseksuele gerichtheid, aldus de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) in haar uitspraak van 15 juni.

Mr. A. H. Blok
25 June 2007 08:21Gewijzigd op 14 November 2020 04:53

De CGB laat zich niet afschepen door terugtrekkende bewegingen van de school in de procedure en komt tot de kern: komt de Passie een beroep toe op de wettelijke uitzondering van artikel 5 lid 2 sub c AWGB? Allereerst komt de CGB de Passie tegemoet. De school heeft „weinig inzicht” verschaft in de Bijbelse wortels van zijn visie op de seksuele moraal en zijn grondslag (de beginselverklaring van de Evangelische Alliantie) bevat als zodanig geen regels ten aanzien van homoseksualiteit. Niettemin wordt de noodzaak tot het stellen van een „onderscheidmakende eis” door de CGB erkend, ook als die betrekking heeft op het privéleven.De Passie heeft met de betrokken uitlatingen op zijn minst gesuggereerd dat een (openlijk) homoseksuele sollicitant bij voorbaat geen kans zou maken. De CGB vraagt de school dan ook zich te verdiepen in de vraag onder welke omstandigheden een dienstverband met een homoseksuele leerkracht wel of niet zou kunnen worden aangegaan en daarover een beleidslijn te formuleren.

Een dergelijk beleid is op reformatorische scholen, anders dan bij de Passie, overigens reeds lang aanwezig. Daarin is onder meer tot uitdrukking gebracht welke leefwijze de school van leerkrachten verwacht. Ook wordt daarin vermeld dat niet het enkele feit van een homoseksuele gerichtheid, maar wel het praktiseren daarvan ermee strijdig wordt geacht.

Dan gaat het fout: de CGB stelt dat zij een „feitelijke beoordeling” dient te geven van de vraag of al dan niet sprake is van een verboden onderscheid op grond van het „enkele feit” van homoseksuele gerichtheid. De CGB is niet overtuigd dat het door de Passie genoemde gesprek met een homoseksuele leerkracht „ooit tot een andere conclusie” zal leiden dan dat zijn openlijke homoseksualiteit een dienstverband in de weg staat. Het ontbreken van beleid acht de CGB laakbaar gelet op haar „ambtshalve bekende initiatieven in verschillende geloofsgemeenschappen om homoseksualiteit in die geloofsgemeenschappen een plaats te geven.”

Daarmee verlaat de CGB het terrein van een enkel „feitelijke” beoordeling. Allereerst kon van een dergelijke beoordeling reeds geen sprake zijn omdat het niet ging om een concrete leerkracht of sollicitant en diens gedragingen. Vervolgens gaat de CGB met de vermeende noodzaak van een feitelijke beoordeling voorbij aan de uitvoerige discussie in de Kamer over artikel 5 AWGB en vermeldt zij niet dat het door haar geciteerde kabinetsstandpunt uit 1994 van confessionele zijde fel is bestreden. Het beroep op de wetsgeschiedenis suggereert daarmee een eenstemmigheid die er helemaal niet was.

Verder hebben deze „bekende initiatieven” zich niet afgespeeld in de tot de achterban van de Passie behorende evangelicale gemeenten. Voor de (meeste) reformatorische kerken geldt hetzelfde. Ontwikkelingen in een geloofsgemeenschap verplichten andere gemeenschappen tot niets.

Ook de formulering „ooit tot een andere conclusie” acht ik misleidend. Zij impliceert een onjuiste en bovenmatige bewijslast. De school behoeft slechts te bewijzen dat sprake is van omstandigheden die afbreuk doen aan het functioneren van een concrete (potentiële) leerkracht in verband met grondslag. De formulering wekt de suggestie dat de school in staat en verplicht zou moeten zijn een homoseksuele leerkracht aan te nemen alvorens een beroep te kunnen doen op de uitzonderingsgrond.

Het COC doet er alles aan om onder Balkenende IV de homo-emancipatie voort te laten gaan en heeft aangekondigd het door de Passie op te stellen beleidsdocument door de CGB te zullen laten toetsen. De SGP-jongeren hebben er goed aan gedaan met het COC in gesprek te gaan om zo te trachten begrip te kweken. De door de CGB gewekte suggestie dat een ’dialoog’ wel tot een andere gedragslijn zal moeten leiden, is echter onjuist en mag van confessionele zijde ook niet worden overgenomen. Eerlijkheid duurt het langst, hoeveel pijn het mogelijk ook zal doen.

opinie voetnoot (u490(De auteur is advocaat bij KBS-advocaten in Utrecht. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer