Lina Joy mag in Maleisië geen christen worden
AMSTERDAM/KUALA LUMPUR - Maleisië glijdt af in de richting van een islamitische staat, waar niet het recht, maar radicale moslims met praatjes het voor het zeggen hebben. De zaak-Lina Joy is daarvan een voorbeeld. De vrouw is christen geworden, maar de staat wil dat ze de rest van haar leven als moslim door het leven gaat. Druk van radicale moslims zou de doorslag hebben gegeven.
Hoe belangrijk is de vermelding van je geloof in je paspoort of identiteitsbewijs? In Nederland is iemands geloof privé en publiekelijk niet relevant. Maar in het islamitische Maleisië is zo’n vermelding wel belangrijk. Dat ondervond de 43-jarige Lina Joy. In 1990 -ze was toen 26 jaar- werd ze van moslim christen (rooms-katholiek). De Maleisische staat weigerde dat te erkennen, en daarom bleef op haar identiteitskaart als geloof ”islam” staan. Zes jaar lang heeft Lina gestreden om dat veranderd te krijgen. Eind vorige maand viel het doek: het federale hof van Maleisië bepaalde dat Lina’s overgang tot het christelijk geloof niet erkend werd. Een islamitische rechtbank moest zich er maar over uit spreken.De vele jaren dat Lina voor haar recht als ex-moslim streed, konden rechter Ahmad Fairuz Sheik Abdul Halim -een van de drie rechters- niet overtuigen. Zijn motivatie van het negatieve vonnis luidde: je kunt niet van het ene op het andere ogenblik (!) van geloof veranderen. Verder wordt het geloof van een Maleisiër, aldus deze rechter, bepaald door geboorte, niet door keuze. Bovendien zijn moslim en Maleisiër vrijwel identiek. Wie ex-moslim wordt, heeft als Maleisiër dus geen bestaansrecht meer.
Daarmee wordt absoluut geen recht gedaan aan de grote etnische en religieuze samenstelling van dit Zuidoost-Aziatische land. Volgens cijfers uit 2006 is ruim 60 procent van de Maleisische bevolking (van 23 miljoen zielen) moslim. Ruim 19 procent is boeddhist, ruim 9 procent christen, ruim 6 procent hindoe en 3 procent confucianist of taoïst.
Nog minder recht wordt gedaan aan de grondwet van Maleisië. Sinds die in 1957 van kracht werd, kent het land burger- en shariarechtbanken, die naast elkaar opereren. De laatste behandelen rechtszaken rond familieaangelegenheden en religieuze zaken binnen de moslimgemeenschap. Een kwestie als echtscheiding, maar ook afvalligheid vallen onder shariarechters. Tegelijkertijd garandeert de grondwet vrijheid van godsdienst voor alle burgers.
Hoe verhoudt zich de keuzevrijheid van geloof (op basis van de grondwet) tot de bepaling dat shariarechters gaan over ”afvalligheid”? Slecht natuurlijk. En dat is er niet beter op geworden nadat in 2001 de toenmalige, omstreden, premier Mahathir Mohamad Maleisië tot „islamitisch land” uitriep. Wat volgde was polarisering van de etnische en religieuze tegenstellingen. Zo werd de introductie van een nieuwe Maleisische identiteitskaart met daarop de vermelding of je moslim, christen, hindoe of boeddhist bent, door niet-moslims als polariserend en discriminerend ervaren. Bovendien: Mahathirs stap stimuleerde het verder uit balans raken van het evenwicht tussen civiel/seculier recht en shariarecht - in het voordeel van de laatste. Een concreet voorbeeld daarvan is nu de zaak van Lina Joy.
Het vonnis van 30 mei was voor Lina - die vóór haar bekering Azlina Jailani heette- een zware slag, maar niet minder was het dat voor de christelijke minderheid in Maleisië. Die is gewaarschuwd: de grondwettelijk verankerde godsdienstvrijheid komt in Maleisië in de knel vanwege oprukkend islamitisch fundamentalisme. Mensen die van geloof zijn veranderd, worden niet beschermd door de grondwet en de staat, maar zijn overgeleverd aan islamitische rechtbanken. Daar staat het vonnis al bij voorbaat vast: tot het christelijk geloof bekeerde Maleisiërs zijn in de eerste plaats afvallige moslims, die naar een heropvoedingskamp gestuurd moeten worden om de islamitische leer (nog) beter te leren kennen. En als dat niet helpt, volgt bestraffing.
Voor Lina stond en staat er veel op het spel. Nadat ze in 1990 christen was geworden (en vervolgens door haar familie verstoten), was ze vast van plan te trouwen met een rooms-katholieke geloofsgenoot. Maar de civiele huwelijkswet, die dateert uit 1976, stelt dat een moslim zijn of haar huwelijk niet bij een civiel college kan laten registreren. En Lina kon wel beweren dat ze christen was, op haar ID-kaart stond dat ze moslim was. Het NRD (Nationale Registratie Departement) weigerde ”islam” van de kaart halen. Dat kon enkel door een shariarechtbank gedaan worden, luidde het oordeel van de NRD.
Zes jaar lang streed ze tegen deze beslissing - maar tevergeefs. Sinds het vonnis is Lina ondergedoken. Ze zit figuurlijk gevangen in een godsdienst die ze niet meer belijdt. Ze kan daardoor niet trouwen en niet leven volgens de waarden en normen van haar eigen geloof. Een gezin stichten zou sowieso lastig worden, omdat haar kinderen als moslims zullen worden beschouwd. Ze zouden zelfs bij haar weggehaald kunnen worden omdat ze niet volgens het islamitisch geloof worden opgevoed.
De Becket Stichting voor Godsdienstvrijheid in Washington, die de zaak-Lina Joy op de voet volgt, stelt bij monde van directeur Angela Wu dat Maleisië met deze zaak zijn eigen grondwet onderuit haalt, en dat het land alle internationale verdragen over mensenrechten, vrijheid van godsdienst en meningsuiting aan zijn laars lapt. „Het vonnis is een stap in de richting van een islamitische staat, waarbij fanatiek religieus groepssentiment het wint van fundamentele mensenrechten (…) Laten we hopen dat Maleisië op tijd deze ontwikkeling zal terugdraaien.”