Fileprobleem vraagt regionale aanpak
Als we onze mobiliteit in de toekomst niet willen verliezen, zal nu drastisch moeten worden ingegrepen op diverse terreinen, schrijft Rogier Aalders . Gezien de grote verschillen in de mate en de aard van de mobiliteitsproblematiek in diverse regio’s is vooral een regionale aanpak van belang.
Afgelopen jaar waren we met zijn allen goed voor 57 miljoen manuren file. Als er niets verandert, zal het aantal zogeheten voertuigverliesuren in 2020 zijn opgelopen tot 87 miljoen. Wat onze fileproblematiek betreft is het geen vijf vóór, maar vijf óver twaalf. Files veroorzaken veel maatschappelijke schade. Volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid bedroeg deze schade in 2006 tussen de 2,6 en de 3,4 miljard euro. De omvang van deze schade loopt snel op.Verschillen
De mobiliteitsproblematiek kent grote regionale verschillen in omvang en aard. Deze verschillen hebben te maken met de concentratie van de bevolking, de concentratie van verschillende vormen van infrastructuur en met verplaatsingsgedrag. In het algemeen zijn de verkeersintensiteit en de congestieproblemen in de Randstad groter dan daarbuiten. En buiten de Randstad zijn ze in de stadsgewesten, zoals Eindhoven en het knooppunt Arnhem-Nijmegen, weer groter dan daarbuiten. In deze gebieden zijn de bevolkings- en bedrijvendichtheid hoger en maken veel mensen gebruik van een beperkt wegenaanbod. In de Randstad en de steden wordt daardoor inefficiënt gereisd. De afstanden zijn relatief kort, maar de reisduur is lang.
De groei en ook de problematiek van de mobiliteit concentreert zich in het woon-werkverkeer en het autogebruik. Door bevolkingsgroei, toename van het autobezit, de arbeidsparticipatie van vrouwen en ook de grotere afstand tussen woning en werk is de druk op het wegennet de afgelopen jaren sterk toegenomen. De files die hierdoor ontstaan, liegen er niet om: de bereikbaarheid in de Randstad daalt in de spits door files met bijna 50 procent.
Wil men de forens de auto uitkrijgen, dan moeten er alternatieven zijn. Investeren in openbaar vervoer is daarom belangrijk. Zo zijn betere aansluitingen tussen het spoor en het onderliggend ov-netwerk dringend gewenst, aangezien er momenteel geen sprake is van een volwaardig alternatief voor de auto. Daarvoor zijn het voor- en natraject veel te lang. Maar ook het veel kleinere aanbod van openbaar vervoer in de meer perifere gebieden is vaak een probleem.
Niet vanzelfsprekend
Mobiliteitsproblematiek kan dus niet uitsluitend worden opgelost door het Rijk. Het is een landelijk probleem met regionaal specifieke aspecten. Dit vereist dus een regionale aanpak bij de uitwerking van het beleid. Provincies, stadsgewesten en andere verbanden van samenwerkende gemeenten dienen daarom visie en beleid te ontwikkelen om de mobiliteitsproblematiek in de regio in kaart te brengen en aan te pakken. Dit neemt niet weg dat er wel degelijk oplossingen zijn die vanuit een nationaal perspectief kunnen worden ontwikkeld en geïmplementeerd. Daarbij kan gedacht worden aan vormen van kilometerbeprijzing en telewerken.
Bovenal moeten we af van de gedachte dat mobiliteit gratis en vanzelfsprekend is. Echt met zijn allen op hetzelfde moment de weg op kan niet meer. Maar steeds als de overheid een proefballonnetje oplaat over iets als rekeningrijden, staat heel het land op zijn achterste benen. Het wordt tijd dat mensen beseffen dat iedereen zijn steentje bij moet dragen aan de oplossing van het mobiliteitsprobleem.
De auteur werkt als econoom bij de Rabobank.