Bede
In christelijke kring veroorzaakte het veel deining toen het kabinet-Den Uyl in 1973 de bede uit de Troonrede schrapte. Was dit niet een symptoom van de voortgaande ontkerstening? Toonde dit progressieve kabinet hiermee niet zonneklaar dat het wilde breken met de christelijke traditie?
Onder Lubbers, toen de christen-democraten een deel van hun oude machtspositie heroverd hadden, werd de bede hersteld. „Van harte wens ik u toe dat Gods zegen op uw werk rust”, zo luidde toen de slotpassage.
De paarse kabinetten vonden dit te ver gaan en kwamen met een meer impliciete formulering. De regering vertrouwde erop dat velen voor de politici zouden bidden. Inmiddels hebben we weer een CDA-premier. Maar anders dan ten tijde van de drie kabinetten van Lubbers, heeft het CDA thans geen meerderheidspositie in het kabinet. En de beide coalitiepartners hebben geen behoefte aan het noemen van Gods Naam in de Troonrede. De VVD al helemaal niet.
In ieder geval is het positief dat de CDA-fractie heeft laten weten dat zij herinvoering van de bede op prijs stelt. De Nederlandse samenleving is geworteld in de Joods-christelijke traditie, aldus fractievoorzitter Verhagen. Ook het islamitische CDA-kamerlid Cörüz laat weten dat hij dat waardevol vindt. „We kunnen het allemaal vanuit onze eigen inspiratiebron invullen.”
Of het ook tactisch is van het CDA om hier van tevoren al een discussiepunt van te maken, is een andere zaak. De kans op herinvoering van de bede was wellicht groter geweest wanneer premier Balkenende dat punt in de beslotenheid van de ministerraad aan de orde had gesteld. Bij de kabinetsformatie heeft men nogal eens de lijn gevolgd dat de partijen op voor hen aangelegen punten hun zin kregen. In die lijn voortredenerend zou er voor LPF en VVD reden zijn om ten aanzien van de bede het CDA ter wille te zijn.
Nu zal duidelijk zijn dat herinvoering van de bede alleen, het regeringsbeleid niet aanvaardbaarder of christelijker maakt. Men zou zelfs kunnen stellen dat wanneer de regering in de Troonrede allerlei verwerpelijke plannen aankondigt die vermoedelijk in het parlement op brede steun kunnen rekenen, het eigenlijk spotten is om zo’n Troonrede te besluiten met de wens dat Gods zegen op het parlementaire werk zou mogen rusten.
Evenzo betekent de roep om bezinning over normen en waarden nog niet dat mensen zich ook willen laten leiden door Gods geboden. En daar gaat het natuurlijk wel om. Maar zoals het op zich positief is en zelfs enige verwachting wekt wanneer er meer aandacht komt voor het normbesef, is het alles bij elkaar genomen ook toe te juichen wanneer de overheid er enig blijk van geeft dat zij bij alles wat zij zich voorneemt te doen, Gods zegen nodig heeft.
En al wijken de godsbeelden van Joden en islamieten, maar ook van velen die zich christen noemen, ver af van de wijze waarop God Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, er is in ieder geval sprake van enig transcendentiebesef. Men weet ervan dat er meer is in deze werkelijkheid dan hetgeen voor ogen is. Al is dat niet genoeg, het is in ieder geval goed dat die notie in officiële staatsstukken tot uitdrukking wordt gebracht.