Verzegeling geen nadere weldaad
We moeten het geloof en de verzegeling met de Geest net zo strak bij elkaar houden als Calvijn gedaan heeft en niet toegeven aan de bevindelijke traditie die ze uit elkaar gehaald heeft, schrijft drs. Berend Coster in reactie op dr. H. van den Belt.
In het katern Accent van 26 mei schrijft dr. H. van den Belt een lezenswaardig artikel over de verzegeling met de Heilige Geest in het leven van de gelovige. Zijn motief is aandacht te vragen voor een „authentieke geloofservaring” die misschien niet meer als zodanig wordt erkend als gevolg van een bepaalde argwaan die gevoed wordt onder invloed van de pinksterbeweging. Ik val de schrijver van harte bij in zijn verlangen naar verdieping van geestelijk leven in onze tijd. Tegelijk stel ik een aantal vragen bij de theologische onderbouwing.Het grootste deel van het artikel bestaat uit een samenvatting van wat in 1928 door ds. I. Kievit geleerd werd over de verzegeling met de Heilige Geest. De schrijver erkent dat er bedenkingen tegen de uitleg van Kievit zijn in te brengen, maar hij kent er toch zo veel waarde aan toe dat hij zijn gedachten gebruikt voor zijn betoog.
De ambivalentie die hiervan het gevolg is, maakt het artikel wat onduidelijk en roept de vraag op wat de verzegeling met de Heilige Geest nu is. Is ze een verdieping van het geestelijke leven, is ze een ervaring van eigendom van God te zijn, een besef van de inwoning van de Geest in het hart, een voorschot op de eeuwige erfenis? Zo althans vat dr. Van den Belt een preek van ds. Kievit uit 1928 over Efeze 1:13 samen.
Echter, het lijkt me dat Kievit niet zozeer de verzegeling, maar wel de vervulling met de Geest beschrijft. Dit laatste doet ook Van den Belt als hij zijn artikel afsluit met de oproep van de apostel Paulus uit Efeze 5:18: „Wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met de Geest.”
Brief
Paulus gebruikt in Efeze 1:13 het beeld van een verzegelde brief om uit te leggen dat de gave van de Geest het bewijs is van de echtheid van het geloof. De gelovigen hebben het Evangelie gehoord, zijn gelovig geworden en zijn verzegeld met de Heilige Geest. Zoals een brief werd opgerold en verzegeld met klei waarin het zegel van de afzender was gedrukt, zo zijn de gelovigen verzegeld door de Heilige Geest.
Het lijkt het me ondenkbaar dat Paulus bedoeld heeft -zoals de tendens is van de kanttekeningen van de Statenvertaling, een tendens die door ds. Kievit gevolgd wordt- dat de verzegeling een ”nadere weldaad” is. Een brief is pas af als de handtekening eronder staat, als het zegel erop staat. Tot zolang kan de brief nog niet verzonden worden.
We komen het beeld van de brief uitgebreider tegen in 2 Korinthe 3:3, waar Paulus de gelovigen -stellig geen stabiele christenen- collectief aanspreekt als „brief van Christus, door onze dienst bereid”, gedicteerd dus onder zijn verantwoordelijkheid, een brief geschreven „niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten.” „Niet met inkt, maar met de Geest van de levende God.” Brieven dus van Christus, geschreven met levende letters, geestelijke letters, letters die de Heilige Geest zijn en die getuigen van Christus, omdat Hij de auteur is.
Vanwege deze beelden kan de verzegeling met de Heilige Geest in Efeze 1:13 niets anders zijn dan het geloof in Christus, geschreven in het hart met de Heilige Geest, Die ook Zelf het zegel is. Het unieke weten van het geloof van Christus en Zijn heil, een weten dat sterker is dan het ongeloof dat er aan voorafging, sterker dan de aanvechting, dat zekere weten is het zegel van de Heilige Geest. „Niemand kan zeggen Jezus de Heere te zijn, dan door de Heilige Geest” (1 Kor. 12:3).
Daarom, laten we het geloof en de verzegeling met de Geest net zo strak bij elkaar houden als Calvijn gedaan heeft en niet toegeven aan de bevindelijke traditie die ze uit elkaar gehaald heeft. Wanneer de verzegeling een bijzondere weldaad is, wordt het geloof onzeker. En onzeker geloof gaat op zoek naar extra’s, naar ervaringen en bevindingen, maar blijft onzeker.
Vervulling
In het artikel van dr. Van den Belt worden de verzegeling en de vervulling met de Geest door elkaar gebruikt. Echter, de vervulling, anders dan de verzegeling, is niet zonder meer met het geloof gegeven, maar een moment of getuigenis van bijzondere kracht. Zo komt de vervulling met de Geest in Handelingen voor (Hand. 2:4; 4:8, 31 et cetera).
Dit bijzondere valt weg in Efeze 5:18-20, waar het een besef is van diepe dankbaarheid die zich uit in lofzang en dankzegging. „Dronken van liefde”, voegt dr. Van den Belt toe. Het blijkt echter dat Paulus niet deze mystieke kant opgaat. Vervulling met de Heilige Geest in Efeze 5:21-6:9 komt openbaar in een vernieuwde verhouding met andere mensen. „Elkander onderdanig zijnde in de vreze Gods” (Ef. 5:21). Deze wederzijdse onderdanigheid geldt mannen en vrouwen, ouders en kinderen, heren en slaven.
Het blijkt dus dat Paulus’ aanmoediging tot vervulling met de Geest niet zozeer naar ”hoge dingen” verwijst (Rom.12:16), maar naar gewone. Evenwel, deze gewone dingen, als ze uit het geloof voortkomen, zijn „vrucht van de Geest” (Gal. 5:22-23) en als zodanig gevolg van de verzegeling (Jak. 2:18).
Het tegengestelde van deze vervulling in de sfeer van praktische heiliging is het bedroeven van de Geest, waardoor als het ware het zegel van de Geest dat op het leven van het geloof ligt wordt gefraudeerd (Ef. 4:30).
De auteur is predikant binnen de Iglesia Reformada in Mataró, Spanje, uitgezonden door de Spaanse Evangelische Zending (SEZ).