Opinie

Geestelijken

Uit het aanbod van onderwerpen in de juridische vakbladen valt niet af te leiden dat het binnenkort weer komkommertijd zal zijn. De bladen bevatten legio beschouwingen omtrent de actualiteiten.

14 June 2007 07:51Gewijzigd op 14 November 2020 04:50

Bijvoorbeeld het artikel in NJB (2007/20) van prof. Strijards met als titel ”Ontpriesterlijken en ont-imamiseren”, over in de gehele Europese Unie aanhangige wetsvoorstellen die beogen godsdienstbedienaren uit hun ambt te kunnen zetten. Daarbij gaat het vooral om imams. Het noemen van de priester en de dominee in één adem is ”window dressing”.De auteur beantwoordt de vraag of ontzetting uit een ambt door de staat mogelijk is. Het antwoord luidt ontkennend. Het priesterschap wordt uitsluitend verworven door een rechtsgeldig gewijde bisschop binnen de rechtsmacht van zijn aanstelling. Eenmaal priester, dan blijft men dat ook. Kerk noch staat kan daar iets aan veranderen. Het enige wat de staat kan doen is een priester belemmeren te preken. Dat doet de kerk soms ook: zie het bekende voorbeeld Guido Gezelle die in het Vlaams placht te preken, voor die tijd zoveel als socialistische agitatie. Zijn bisschop zond hem dan ook naar een oord waar niemand zijn straten-Vlaams verstond.

Dan de dominee: die wordt beroepen door de gemeente; die gemeente kan de dominee ontslaan -de staat niet. Ook hier geldt slechts dat de overheid de kerkdeuren kan versperren: denk aan koning Willem I die weerspannige protestanten liet „dragondreren” (inkwartieren). Weerspannige dominees kunnen volgens de auteur beter aan hun kuddes worden overgelaten; de synodes weten er wel raad mee.

Ten aanzien van imams ligt het allemaal nog weer lastiger: de islam kent (behalve Turkije) geen hogere hiërarchische organisatie die iemand het imamschap kan ontnemen. De staat dus ook niet, waar het praktische bezwaar nog bij komt hoe een dergelijke ontzetting te handhaven: wanneer handelt een persoon los van zijn imam-zijn? De conclusie is dat de staat zich beter niet kan bemoeien met de uitoefening van religieuze bedieningen; al doende treedt hij in het domein van het religieuze en heft de door hemzelf bevochten scheiding van kerk en staat weer op.

ArbeidsRecht (2007/5) gaat in op de situatie waarin de werkgever iemand wil ontslaan die verdacht wordt van een strafbaar feit. Dat is nog geen sinecure: ook in het arbeidsrecht geldt dat onschuld wordt aangenomen totdat het tegendeel wordt bewezen. Het enkele feit dat iemand in voorarrest zit, is onvoldoende voor ontslag. Dat de werkgever schade lijdt, wordt niet snel aangenomen, nu de werkgever in deze situatie niet verplicht is tot loondoorbetaling. Wil een ontslag in de fase van verdenking en vervolging kans van slagen hebben, dan moeten er bijkomende omstandigheden zijn, zoals een relatie tussen het delict en de aard van de werkzaamheden (bijvoorbeeld fraude door een bankmedewerker), het plegen van het delict op het werk of een aantasting van de goede naam van het bedrijf.

Vaak wordt als grond opgevoerd dat de verdachte werknemer niet terug kan komen omdat zijn collega’s verdere samenwerking weigeren, bijvoorbeeld bij een zedendelict. Dit argument kan de werkgever echter niet baten: de rechter heeft meermalen uitgesproken dat de werkgever een actieve, bemiddelende taak heeft om terugkeer van een verdachte medewerker mogelijk te maken: of hij temt de opstandige collega’s, of hij zoekt een andere plek voor de verdachte. „Het is niet de taak van de werkgever het personeelbestand zo te saneren dat dit uitsluitend bestaat uit elkaar goedgezinde werknemers”, aldus de kantonrechter Harderwijk.

De praktijk laat inmiddels enkele bijzondere uitspraken zien van rechters die op creatieve wijze met het spanningsveld tussen de belangen van werkgever en werknemer omgaan: de rechter bepaalde dat de werknemer -die nog niet definitief was veroordeeld- zou worden ontslagen, onder toekenning van een vergoeding die hij echter alleen ontvangt als hij uiteindelijk wordt vrijgesproken. Dan treft hem immers geen blaam. Blijft de veroordeling in stand, dan is de vergoeding niet opeisbaar. De auteurs achten dit dogmatisch onjuist: of de kantonrechter ontbindt met of zonder vergoeding, of hij doet het niet. Bovendien is de wet gericht op snelle duidelijkheid in ontslagzaken. Daaraan wordt in deze gevallen niet voldaan.

Valt het voor werknemers niet altijd mee, zelfstandig ondernemerschap kent ook zijn nadelen. Althans als vrouw, zo blijkt uit Ars Aequi (mei 2007). Velen is bekend dat de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) is afgeschaft. Minder bekend is echter dat met die afschaffing eveneens een einde kwam aan de publiek aangeboden zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen. Werknemers hebben recht op die uitkering, maar de toch al minder beschermde zelfstandige niet meer. De argumenten van de overheid zijn bepaald niet sterk: „Privatisering van de zwangerschapsuitkering is in lijn met privatisering van de WAZ”, en: „Zelfstandigen kunnen dit risico nu zelf beoordelen en daar desgewenst een voorziening voor treffen.” Auteur De Geus vraagt zich sterk af of deze argumenten afdoende zijn in het licht van Europese en internationale overheidsverplichtingen.

Mr. A. Klaassen is advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten

Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer