Ergernis en verdeeldheid
Ongelooflijk. Een jonge man van midden dertig gaat sterven. Hij weet: mijn ziekbed zal mijn sterfbed zijn. Op dat sterfbed dicteert hij een boek van enkele honderden pagina’s. Er is haast bij. Want straks is het te laat. Het moet af! Het komt ook af. Daarna reist hij zelf af…
Ongelooflijk! Vooral als ik bedenk wat het onderwerp van dat boek is: de ergernis en verdeeldheid in het kerkelijke leven. Het lag hem kennelijk zo zwaar op het hart dat hij zijn laatste woord eraan wijden wilde. James Durham († 1658) is de schrijver. Begenadigd Schots prediker. Nog steeds bekend om zijn indrukwekkende geschriften, zoals: ”Christus gekruist” en ”De hemel op aarde”. Hij was een man met veel geestelijke kennis van de Heere en Zijn dienst. En met een sterk besef van zijn roeping. Die heeft hij ingezet voor volk en kerk. Een kaars die spoedig was opgebrand.Van dat boek, zijn testament, is onlangs een Nederlandse vertaling uitgekomen. Voor zover ik weet voor het eerst, na bijna 350 jaar. Deze column is niet bedoeld om er een bespreking aan te wijden. Dat zal ongetwijfeld nog wel gebeuren in de kolommen van onze krant. Maar wel om samen met u te beseffen hoe actueel dit laatste woord van Durham nog steeds is.
Hij schreef zijn boek in een benauwde tijd voor de kerk van Schotland. Veel kerkgebouwen werden gesloten, predikanten werden gevangengezet. Maar ach, wat een tweespalt binnen de kerk zelf. Niet zozeer over de leer, maar wel over de houding die moest worden aangenomen betreffende de godsdienstvrijheid. ”Resolutioners” (gematigden) stonden tegenover ”protesters”. Verdeeldheid die er niet had mogen zijn. Immers, zij leefden vanuit eenzelfde beginsel. Dat alles sneed door de ziel van de doodzieke Durham. Hij had deernis met het gruis. En hij toonde ijver voor Gods huis. Vandaar zijn laatste boek.
Dwalingen
Het is dus een boek over ergernissen. Daaronder rangschikt hij ook de ernstige dwalingen in de leer. Let wel: Durham is van mening dat die niet mogen worden geduld. Ze staan Gods heiligheid en waarheid tegen en zielen worden erdoor in gevaar gebracht. Dwalingen voeren zielen naar de hel. Daarom moeten ze weersproken worden! Ten behoeve van een zogenaamde eenheid mag niet de waarheid worden opgeofferd. Maar dat weerhoudt deze man niet om in zijn boek een bewogen pleidooi voor het zoeken van de echte eenheid te voeren.
„We menen dat het op geen enkele manier te rechtvaardigen is dat mensen instemmen met verdeeldheid in de kerk, die goedkeuren en liever de verdeeldheid in stand houden, omdat dat meer zou stichten dan eenheid. 1) Omdat dit geen inzetting van de Heere is. Daarom kan dit op geen enkele wijze in het geloof gedaan worden. Evenmin kan de zegen verwacht worden die de Heere gebiedt over hen die in eenheid leven. 2) Omdat de gemeente van Christus slechts één lichaam is. Dit is dus een welbewuste verandering van het wezen daarvan” (247).
Durham buigt het vraagstuk van de eenheid dus terug naar de basis. Het behoort volgens hem tot het fundament van de kerk dat ze één is. Hij laat zich niet tevreden stellen met de verontschuldiging dat het met die wezenlijke eenheid wel goed zit en daarom ooit wel goed komt, in de eeuwigheid namelijk. Nee, die adeldom schept verplichtingen, hier en nu! Er mag niet worden berust in een situatie van verdeeldheid en onderlinge ergernis.
Gereformeerd in tienvoud
Laten we wel wezen: anno 2007 kunnen we het er goed in uithouden. We zijn er aan gewend geraakt: gereformeerd in tienvoud of nog erger. Deze week zaten de vertegenwoordigers van de kerken van Nederland bij de regering aan tafel. De gereformeerde gezindte was vertegenwoordigd door één man. Dat zag er goed uit. Het lijkt alsof we met één mond kunnen spreken. Was het maar zo.
Deze zelfde week werden we herinnerd aan het ontstaan van de Gereformeerde Gemeenten, honderd jaar geleden. Als er na een eeuw een boekje over verschijnt, is er nauwelijks zicht op enige toenadering tussen de ontstane denominaties.
In het ’zwarte’ jaar 2004 gingen zelfs ”zij die bleven” uiteen. Historische dorpskerken zijn halfvol (of halfleeg) geraakt zondags. De anderen komen nu in een dorpszaaltje of een gymnastieklokaal bij elkaar of hebben gezorgd voor een gloednieuwe kerk aan de rand van het dorp. De argumenten hebben we voorhanden. Een nieuw zelfbewustzijn ontstaat.
De christelijke gereformeerden hebben genoeg aan zichzelf. De flanken van deze pluraal geworden kerk hebben nauwelijks meer zicht op elkaar. De mythe van de onderlinge eenheid is allang achterhaald. Pogingen tot eenheid met anderen worden verlamd door de interne verscheidenheid.
En dat alles in een samenleving die zich meer en meer van de Heere en Zijn heilzame dienst verwijdert…
Volgende generatie
Aan het slot van zijn boek brengt Durham de jonge mensen ter sprake. „Vraag u ernstig af wat de volgende generatie zou kunnen denken. Zal de verdeeldheid aan hen worden overgedragen en zullen zij daar erfgenamen van worden? In zo’n toestand zullen ze ellendig zijn en dat voor altijd, met de verergerende omstandigheden die wel moeten volgen” (331). Hoe ziet de erfenis er uit die we aan de volgende geslachten overdragen? Durham wijst op „het gevaar dat deze generatie haar voorvaders zal vloeken. Zij brachten hen voort om altijd te blijven onder de zonde, in de strik en onder de kwelling van de verdeeldheid” (332).
”Quis non fleret?!” Wie zou niet wenen?! Laten we het maar doen…
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl