Glans van een voorbije tijd
Titel: ”Spel”
Auteur: Stephan Enter
Uitgeverij: Van Oorschot, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 282 4072 8
Pagina’s: 272
Prijs: € 17,50.
Stephan Enters nieuwe roman, ”Spel”, vertelt het verhaal van de jeugd van Norbert Vijgh. Tegelijk is het een bespiegeling over de aard en de grenzen van de verbeelding. Ook kerk en geloof worden onder de loep genomen. ”Spel” is een prachtig geschreven boek. Het speurt op een intrigerende en spannende manier rond in jeugdherinneringen, zoals dat eigenlijk alleen maar kan in literatuur. Het gaat daarbij niet alleen om ervaringen, stemmingen en gevoelens van een opgroeide jongen, maar ook om het doorgronden daarvan. Enter probeert zicht te krijgen op de manier waarop mensen -in hun jeugd, maar ook daarna- hun leven inbedden in een ’verhaal’.
De grootmoeder van Norbert bijvoorbeeld hangt sterk aan de wereld van haar jeugd. Dat is natuurlijk een compleet voorbije wereld. Een klasgenoot van Norbert typeert haar treffend: „Die komt uit zo’n boek van Couperus.” Norbert brengt vanaf zijn achtste levensjaar samen met zijn oma de vakanties door in Oostenrijk. In haar verschijning, haar verhalen en gewoontes komt een verre en vreemde wereld tot leven. Haar woordkeus, haar kijk op de samenleving van vandaag, haar kleding - ze ademen allemaal iets van een specifieke beleving, iets wat afwijkt van wat Norbert thuis en op school gewend is. Hoe komt deze beleving tot stand en wat levert ze op? Dat is de vraag die in deze roman aan de orde is.
Voorgeslacht
In de kern is dit natuurlijk een vraag naar de werking van verbeelding - in de literatuur en daarbuiten. Een beeld of een verhaal zet een kaal feit in een breder, betekenisvol verband. Verbeelding tilt de gewone dingen als het ware op, maakt ze stralend of transparant, voorziet ze van ’zin’. Heldhaftige daden van het voorgeslacht, die in de verschijning van de grootmoeder een rol spelen, „werkten als stenen die in een vijver uitdijende cirkels maakten, waarop talloze andere bijzondere of spannende voorvallen en verhalen heel even omhoog werden getild.”
Maar wat is verbeelding waard? Is oma nu echt een ander mens door de manier waarop ze zichzelf beleeft, als laatste representant van een glorierijk, voorbij tijdperk? Deze roman tendeert ernaar deze vraag met nee te beantwoorden. De verbeelding kan een hoge vlucht nemen, maar de werkelijkheid verandert er geen spaan door. Zoals het zonlicht een gouden glans kan geven aan de wereld, geeft de verbeelding slechts een kortstondige glans: „Het licht schonk alles wat het raakte een tere gloed maar die was bedrieglijk: de zon gaf al weken geen warmte meer.”
Het verhaal ”Heroïsch” maakt dit inzichtelijk. Het begint het met een scène waarin Norbert op zijn kamer zit, dromend over heldendaden en over dappere krijgslieden in een ver verleden. Zijn voorouders, denkt hij zich in, „hadden kloosters platgebrand, maagden geschaakt, de Betuwe gezuiverd van Spanjolen, gevochten bij Nieuwpoort! (…) een leven vol spanning en verterende idealen, dat niet eindigde met aftakeling en ziekte maar met een daverende knal - een heldenleven! Het enige leven dat de moeite waard was!”
Norbert voelt zich omstraald door deze heldhaftige aura van zijn voorgeslacht. Vervolgens gaat hij met een vriend van de lagere school en een paar andere jongens naar een bouwterrein. Daar richten ze vernielingen aan, maar raken ook in conflict met een andere groep opgeschoten jeugd. Ze zijn gedwongen te vluchten, maar ongelukkigerwijs valt juist Norbert hun in handen en hij wordt vernederd. Ontgoocheld komt hij thuis. Een heldenleven, net als zijn voorouders? Tja. Toch ziet hij nog kans zijn ’verbeelding’ hoog te houden. Hij is immers bebloed geraakt - zij het door de haal van een angstige kat.
Zingeving
De vraag wat de houdbaarheid van de verbeeldingskracht is, is een vraag die het hart van de literatuur raakt. Verbeelding in deze zin moet intussen helemaal los worden gezien van de sfeer van: „Je verbeeldt je het maar” of: „Je fantaseert maar raak.” Verbeelding is in de kern een verhaal over het bestaan, waarin losse feiten aaneengesmeed worden tot een zinvol verband. Een verhaal reikt betekenis aan, brengt ’zin’ tot gelding en verleent identiteit. Voor kerk en christenheid is dit ’verhaal’ de geschiedenis van schepping, zondeval, verlossing en voleinding. Dat is het geloofskader, waarin de ultieme zin van het bestaan wordt onthuld.
Als er geen geloofsverhaal meer is dat op deze wijze de betekenis van het bestaan verbeeldt of onthult, ben je op je eigen verbeeldingskracht aangewezen. Dan is de vraag klemmend: is de ervaring van zin en betekenis die we hebben uiteindelijk bedrieglijk? Inderdaad, zeggen talloze denkers en dichters: wanhoop en zinledigheid zijn de sleuteltermen voor de meest ’eerlijke’ levensvisie. Maar toch - „steeds weer groeien nieuwe vleugels aan”, dichtte ooit Gerrit Kouwenaar. De mens zal denkend en sprekend over de aard van zijn bestaan altijd weer verhalen vertellen en neigen naar verbeelding die je een hart onder de riem steekt.
Kerk en geloof spelen geregeld een rol in deze roman. Vooral in het hoofdstuk ”Poppenkast”. We zien daar Norbert op catechisatie. Hij vindt het verhaal van de dominee ongeloofwaardig, het is een poppenkast van jewelste. Het geloofskader van de kerk raakt Norberts werkelijkheid niet, het is gewoonweg niet reëel. In dit hoofdstuk zit wezenlijke kritiek op een geloof dat niet wil en kan staan in de concrete werkelijkheid van het volle leven. De ontmaskering is onbarmhartig.
De vraag is natuurlijk wat Norbert -en Stephan Enter- te bieden hebben als kerk en geloof zijn afgeserveerd. Maar het zou omgekeerd niet verkeerd zijn als kerkenraden en kerkleden zich aan de hand van dit hoofdstuk eens bezinnen op de vraag wat de relevantie van het geloof eigenlijk is.
Illusies
In de slotzin van de roman schraapt Norbert zijn keel. Het is de begrafenis van zijn oma en hij zal iets persoonlijks vertellen. Maar wat? Daar gaat het natuurlijk niet om. Het is eerder een vraag aan de lezers: Wat valt er nu nog te zeggen?
De roman laat zien dat veel verhalen voortkomen uit illusies en slechts een vorm van spel zijn. Maar zou de verbetenheid waarmee mensen zin zoeken in verhalen, ook stem kunnen geven aan de hunkering naar een ’waar verhaal’? Naar de betekenis die de grenzen van ons spel overstijgt?