„Kraamzorg kan misstand melden”
EDE - Kraamverzorgenden kunnen een belangrijke rol spelen bij het snel opsporen van problemen binnen gezinnen.
Dat zei minister Rouvoet (Jeugd en Gezin) zaterdag op een bijeenkomst in Ede ter gelegenheid van de Nationale Dag Kraamzorg. Volgens hem staan kraamverzorgenden midden in de gezinnen en kunnen zij om die reden in een vroeg stadium signalen van kindermishandeling of verwaarlozing opvangen.De minister wil speciaal voor de beroepsgroep een protocol opstellen waarin duidelijk wordt gemaakt welke stappen kraamverzorgenden moeten nemen bij problemen in gezinnen. Rouvoet zei te hechten aan een goede overdracht van belangrijke informatie tussen kraamzorg, verloskunde en jeugdgezondheidszorg.
Hennie van Laar, leidinggevende kraamzorg van RST Zorgverleners, staat positief tegenover het voorstel van minister Rouvoet, maar wijst erop dat de eerste en belangrijkste taak van kraamverzorgenden niet de opsporing van kindermishandeling of verwaarlozing is, maar de zorg aan moeder en kind. „Natuurlijk vangen wij van tijd tot tijd signalen op die erop wijzen dat er in een gezin iets aan de hand is.”
Volgens Van Laar vraagt de inzet van kraamverzorgenden bij problemen in de gezinnen wel bijscholing. Een belangrijk punt in dit verband is doordenking van de manier waarop zij moeten omgaan met het beroepsgeheim. „Nu geldt dat wij bij vermoedens van mishandeling of verwaarlozing eerst in gesprek gaan met de moeder. Maar wat als zij het probleem ontkent?”
Binnen RST Zorgverleners wordt intensief nagedacht over de manier van omgaan met vermoedens van kindermishandeling. De organisatie hanteert een protocol waarin uitgebreid staat omschreven hoe te handelen bij signalen van problemen in gezinnen.
Van Laar juicht het toe dat er een goede overdracht van informatie komt tussen kraamzorg, verloskunde en jeugdgezondheidszorg. „Met elkaar zouden zij ook kunnen afspreken dat er meer tijd en geld voor kraamzorg wordt uitgetrokken als er vermoedens van mishandeling zijn. Kraamverzorgenden kunnen veel signalen opvangen. Zij gaan immers vaak op intieme wijze met moeders om.”
Rouvoet prees zaterdag het hoge niveau van de kraamzorg. De minister wees op het lage aantal gevallen van wiegendood in Nederland, onder meer als gevolg van de deskundigheid van kraamverzorgenden. Overleden er in 1986 nog 190 baby’s aan wiegendood, in 2006 waren dat er 11.
Bij allochtone gezinnen is er voor de kraamzorg volgens Rouvoet nog een slag te makenxxwinnen. Onbekendheid met de kraamzorg zorgt ervoor dat allochtone ouders liever directe familie bij de zorg van hun kind betrekken dan een kraamverzorgende. „Hiermee wordt zowel moeder als kind tekortgedaan. Belangrijke informatie over wiegendood, borstvoeding en de hielprik komt dan niet aan”, zei de minister.