Ouder-kindrelaties
Al lange tijd is bekend van welk belang de relatie van ouders met hun kinderen is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind. Met name de vroegkinderlijke ervaringen in het gezin worden doorgaans verondersteld van doorslaggevende waarde te zijn voor de verdere ontwikkeling. Geldt dit voor alle facetten van het leven?
De meeste onderzoeken naar de effecten van ouder-kindrelaties gaan niet verder dan de adolescentieperiode en zeggen niets over langetermijnverbanden tussen ervaringen met ouders in de kindertijd en de volwassenheid van mensen. In een onderzoek uit 1991 werd echter een groep van 87 respondenten gevolgd vanaf drie jaar tot in de volwassenheid. De resultaten lieten een, zij het zwak, direct verband zien tussen gevoelens van verbondenheid en warmte met ouders en een goede sociale ontwikkeling, zoals een stabiel huwelijk. Dit onderzoek van Weineberger is echter tot nu toe een uitzondering.Dr. G. Overbeek e.a. van de Radboud Universiteit publiceerden in Kind en adolescent (februari 2007) de resultaten van hun onderzoek naar de verbanden tussen de ouder-kindrelatie en de sociaal-emotionele ontwikkeling gedurende de levensloop. Van 212 personen werden de gegevens gebruikt van hun geboorte tot en met hun 37e levensjaar. Onderzocht werd welke langetermijnverbanden er bestaan tussen de hechtheid van de ouder-kindband en sociaal-emotionele problematiek in de volwassenheid, zoals instabiele relaties, angst, depressieve stemmingen en ontevredenheid met het leven.
Er blijken geen directe verbanden te zijn tussen de lage kwaliteit van de ouder-kindrelatie in de kindertijd en depressieve stemmingen, angst of ontevredenheid met het leven in de middenvolwassenheid. Maar negatieve ervaringen in de vroege kindertijd met ouders kunnen wel op een indirecte manier leiden tot emotionele problematiek in de volwassenheid. Geen goede kwaliteit van de ouder-kindrelatie blijkt samen te hangen met een hoger niveau van conflict en een lage kwaliteit van communicatie tussen ouders en kinderen in de adolescentie. En deze conflictueuze ouder-kindverhoudingen in de adolescentie blijken op hun beurt weer verbonden aan een lage kwaliteit van partnerrelaties in de jongvolwassenheid. Die lage kwaliteit van de relatie in een huwelijk blijkt voorspellend voor ontevredenheid met het leven tijdens de middenvolwassenheid op 37-jarige leeftijd. Door de invloed van ouder-kindconflicten op latere ontwikkelingsstadia, kunnen vroegkinderlijke negatieve ervaringen een invloed hebben op de huwelijksrelatie die mensen later in hun leven aangaan en op de emotionele gezondheid van mensen in de jonge en middenvolwassenheid. Vandaar dat gesproken wordt van een indirect verband tussen vroegkinderlijke ervaringen en emotionele stabiliteit in de volwassenheid.
Dr. Sanny Smeekens onderzocht het verband tussen de kwaliteit van de ouder-kindrelatie en gedragsproblemen bij kinderen van vijf jaar (Jeugd en Co, april 2007). Met name negatieve interactie -veel irritatie bij de ouder en weinig ruimte voor het kind om zijn eigen gang te gaan- is een risicofactor voor de ontwikkeling van agressief gedrag. Wanneer geïrriteerdheid de ouder-kindrelatie typeert, is de kans groot dat kinderen in de kleuterleeftijd agressief gedrag gaan vertonen. De onderzoeker pleit voor een betere vroegsignalering via consultatiebureaus. Effectieve begeleiding inzake het stellen van grenzen en het communiceren van wat je van het kind verwacht, is belangrijk voor kinderen met een ’boos’ temperament. Deze kinderen lopen een groter risico op gedragsproblemen als de ouders hun emoties niet bijsturen.
E. M. Scholte en J. D. van der Ploeg stellen in een artikel ”Sociaal-emotionele onthechting” (Tijdschrift voor Orthopedagogiek, april 2007) dat bij 3 procent van de kinderen wekelijks tot dagelijks symptomen van sociale onthechting worden waargenomen. Antisociaal gedrag of agressief gedrag kunnen voorspeld worden door een combinatie van sociale en emotionele onthechting. Antisociaal gedrag van jongeren, zoals stelen, liegen en spijbelen, heeft in belangrijke mate een achtergrond van sociale ontworteling, dat wil zeggen niet opgenomen zijn in de sociale structuren van het leven.
Agressief gedrag, zoals pesten, vechten en anderen benadelen, heeft vaak een achtergrond van emotionele onthechting. Emotionele onthechting, dus geen gevoelsmatige binding met anderen kunnen ontwikkelen, gevoelsarm zijn, gaat veelal terug op een niet-ontwikkelde ouder-kindrelatie. Een verband tussen onvoldoende kwaliteit van de verhouding met ouders in de vroegkinderlijke leeftijd en agressief gedrag op latere leeftijd, blijkt hiermee aangetoond te zijn.
Uit de geciteerde onderzoeken volgt dat het verband tussen vroegkinderlijke ervaringen en later gedrag veelal niet eenduidig is aan te tonen. De relatie is er, vaak indirect, soms direct, maar nooit dwingend. We kunnen daarom concluderen dat de invloed van de eerste kinderjaren het latere leven niet volledig bepaalt, zoals de bekende psychiater Sigmund Freud ons wilde doen geloven.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.