De kunst van kwetsbaarheid
Hij rekent zichzelf tot het behoudende deel van de gereformeerde gezindte. Tegelijk is het zijn ambitie om het reformatorisch gedachtegoed op eigentijdse wijze uit te dragen. De omgang met gelijkgezinden én andersdenkenden heeft schoolleider en SGP-politicus Maarten Frank van Leeuwen één ding geleerd: „Het spreken in vierkante modellen en pasklare oplossingen is de dood in de pot.”
Het mbo, de onderwijssector waar Van Leeuwen als directievoorzitter van het Hoornbeeck College mee te maken heeft, ligt onder vuur. Mbo-studenten gingen enige tijd geleden zelfs in staking omdat ze vinden dat ze te weinig les krijgen, de docenten te vaak afwezig zijn en er een fatsoenlijk rooster ontbreekt. Het is de wereld op z’n kop, beaamt Van Leeuwen.„De verhoudingen zijn in een deel van het onderwijs ingrijpend veranderd. Niet meer de docent met zijn klassikale les staat centraal, maar de student met zijn leervraag. Vergelijk het met een supermarkt: je rijdt met je karretje langs de schappen, pakt wat je nodig hebt en rekent bij de kassa af. Die kant gaat het gedeeltelijk ook op in het mbo: studenten gaan shoppend door de school, bepalen hun eigen leerproces en de afrekening is het behalen van het diploma. Men komt er nu achter dat studenten van zichzelf geen doorgaande leervraag hebben. Die leervraag bloedt op een gegeven moment dood en moet gevoed worden door de docent. Het onderwijs is te vrijblijvend geworden.”
De veranderingen worden samengevat als ”het nieuwe leren”. Nu er zo veel kritiek op is, dan maar weer terug naar het oude leren met de nadruk op kennis?
Als het aan mij ligt niet. Het nieuwe leren is niet alleen maar fout en het oude leren niet alleen maar goed. Ik spreek liever over betekenisvol leren. Natuurlijk moeten mbo-jongeren kennis vergaren, een vak leren. Daarnaast moeten ze leren samenwerken, communiceren, plannen en organiseren. Die eisen worden tegenwoordig allemaal gesteld aan de uitoefening van een beroep. De resultaten blijven niet uit. Onlangs hield een mbo-studente voor een groep directievoorzitters een kritische presentatie over de kwaliteit van het onderwijs. Zo rustig, zo professioneel; ik was er van onder de indruk.”
Maar zo’n staking voor meer lesuren, meer contact met de docent en een fatsoenlijk rooster blijft toch absurd?
Van Leeuwen glimlacht. „Dat mbo-jongeren gaan staken, past bij hun mondigheid, wat niet wil zeggen dat ik het daarmee eens ben. Ze hebben echter wel kritisch leren nadenken over hun eigen leerproces. Ze zijn meer dan onderwijsconsumenten. Dat is winst. Hun kritiek is ook nog eens voor een deel waar. Dat is eveneens de beleving van de gemiddelde ouder. Die ziet zijn zoon of dochter vroeg thuiskomen uit school, hoort de verhalen aan en vraagt zich af: „Leren ze daar nog wel iets?”
We moeten in het mbo weer de discussie aangaan over de pedagogisch-didactische visie op ons onderwijs. Elke school heeft betrokken docenten nodig, die met hart en ziel hun werk doen. Daarnaast moeten we de studenten meer dan voorheen prikkelen om zelf actief betrokken te zijn bij hun leerproces. Als ik om me heen kijk op het Hoornbeeck, dan lukt dat ook. Ik denk aan de miniondernemingen van studenten in de sector economie. Daar zitten succesvolle bedrijfjes bij, die van het begin tot het eind door de studenten zelf op poten zijn gezet. Zoiets was voorheen ondenkbaar in het mbo.”
Hoe gaat het Hoornbeeck College met het nieuwe leren om?
„Dat laat zich het beste samenvatten met het motto van onze school: ”Innovatief onderwijs vanuit vertrouwde waarden”. Die waarden zijn vervat in onze grondslag: Gods Woord en de belijdenisgeschriften. Vanuit die grondslag willen we onderwijs geven dat zich richt op de totale ontwikkeling van de student: hoofd, hart en handen.
We hanteren daarbij drie speerpunten: onderwijs, toerusting en vorming. En dat alles in het kader van een betekenisvolle leeromgeving. Wat studenten aan kennis en vaardigheden leren, moet een directe relatie met de beroepspraktijk hebben. Om dat te bereiken, doen we twee dingen: we bootsen onderdelen van de praktijk na op school en we verplaatsen een aantal theorieonderdelen naar de stage. Zo adopteert het Hoornbeeck een aantal afdelingen in zorginstellingen. We laten daar het hele jaar studenten stage lopen. Ze zijn samen verantwoordelijk voor het zorgaanbod op die afdeling.
Andere voorbeelden: Studenten van de opleiding bouwkunde hebben voor de renovatie van het gebouw in Amersfoort de originele kozijnen nagemaakt. De opleiding secretarieel op onze vestiging in Rotterdam levert secretaresses aan de locatie Guido de Brès van het Wartburg College. En studenten van de opleiding onderwijsassistent doen projecten op de basisschool. In het verleden waren zulke dingen echt niet aan de orde.”
De staatssecretaris trekt twee jaar extra uit voor de onderwijskundige vernieuwing van het mbo. Mee eens?
„Als er extra tijd nodig is om de vernieuwingen beter voor te bereiden, is uitstel verstandig, maar twee jaar vind ik veel. Die tijd is afgesproken onder druk van de politiek. Het Hoornbeeck College zou aan één jaar extra genoeg hebben. Je kunt een vernieuwingsproces niet onbeperkt onder stoom houden. Op een gegeven moment moet je overgaan tot de invoering, anders duurt het te lang.”
Van Leeuwen (59) begon zijn onderwijsloopbaan in 1976 als leraar Nederlands en handelskennis op het Van Lodensteincollege in Amersfoort. Hij klom daar op tot plaatsvervangend algemeen directeur. In 2000 maakte hij de overstap naar het mbo door directievoorzitter van het Hoornbeeck College te worden. Binnenkort krijgt Van Leeuwen weer met het Van Lodensteincollege te maken, omdat hij is benoemd tot voorzitter van het college van bestuur dat beide scholen gaat aansturen.
De overstap van voortgezet onderwijs naar mbo heeft Van Leeuwen als „heel verfrissend” ervaren, maar hij vindt het een uitdaging om zich weer met het voortgezet onderwijs bezig te houden. „Ik ben destijds niet weggegaan omdat ik uitgekeken was. Integendeel. Er was nog perspectief voor mij op de Lodenstein. Maar er ontstond een vacature op het Hoornbeeck door het onverwachte vertrek van mijn voorganger. Ik ben toen als interim-directievoorzitter benoemd. Er moest in korte tijd veel gebeuren. Dat heeft eraan bijgedragen dat ik mij snel thuis voelde in de mbo-sector. Toen er een definitieve directievoorzitter werd gevraagd, heb ik uit overtuiging gesolliciteerd.”
Directeuren van grote scholen zijn vergadertijgers die weinig binding met de werkvloer hebben. Herkent u zich daarin?
„Ik probeer contact met de werkvloer te houden door zelf leiding te geven aan personeelsvergaderingen op de verschillende locaties. Van een docent verwachten we dat hij een goede relatie met de leerlingen heeft. Van een directeur mag je verwachten dat hij een goede relatie met zijn medewerkers heeft. Je medewerkers moeten weten wie je bent en wat je opvattingen zijn. Andersom geldt hetzelfde. Om te weten wat er leeft onder het personeel hebben we als centrale directie een tevredenheidsonderzoek laten houden. Aan de hand van de uitslag werken we samen aan verbeterpunten. Je moet als directie alles in het werk stellen om een wij-tegenover-zijgevoel te voorkomen. Mede om die reden houden we werkbezoeken op de verschillende vestigingen van het Hoornbeeck. We spreken dan met zowel docenten als studenten. De laatste tijd is dat door omstandigheden minder gebeurd, maar we gaan het in het nieuwe schooljaar weer vaker doen.”
Kunt u er tegen als mensen u de waarheid zeggen?
„Ja, als ze het omgekeerd van mij ook verdragen. Ik houd van openheid. Van twee kanten. Nog niet zo lang geleden zei iemand tegen mij: „Je bent als gewaardeerd directielid vertrokken van de Lodenstein, maar je keert niet automatisch zo terug. Er bestaat bij sommigen het gevoel dat het Hoornbeeck de Lodenstein wil inlijven en dat er daarom één college van bestuur moest komen.” Natuurlijk schrik ik een beetje van zo’n gedachte, maar ik ben blij dat ik weet dat dit beeld bestaat. Beelden kunnen als werkelijkheid beleefd gaan worden en dan kom je er moeilijk van af. Ik praat er liever over, op basis van wederzijds respect. Ik probeer open te staan voor verschillen, maar geef wel duidelijke kaders aan waarbinnen we werken. Mensen die leidinggeven, staan bloot aan het gevaar dat ze andere mensen en meningen willen neersabelen. Wie zo bezig is, organiseert zijn eigen tegenstand.”
U ging als raadslid en wethouder in uw woonplaats Maartensdijk en als Statenlid in de provincie Utrecht veel om met andersdenkenden. Wat hebben die contacten u geleerd?
„Het eerste: Dat je moet proberen je grootste tegenstander met respect te bejegenen. Het tweede: De slechtste ambassadeurs van onze gezindte zijn de mensen die menen alles beter te weten en te kunnen. We zijn van onszelf geen andere of betere mensen dan onkerkelijken. Als we andere mensen mogen zijn, dan is dat een wonder van genade. De omgang met gelijkgezinden én andersdenkenden heeft mij geleerd dat het spreken in vierkante modellen en pasklare oplossingen de dood in de pot is. Christenen hebben in dit opzicht met twee valkuilen te maken. Je kunt heel vierkant overal je mening over geven; dan heb je binnen de kortste keren een conflict. Je kunt ook je boodschap voortdurend afzwakken; dan word je een grijze muis. Er is mij nog iets opgevallen in de omgang met andersdenkenden. In de wereld van glimmer en glamour -ik noem dat maar even de RTL 4-wereld- ligt een grote leegte. Mensen die in die wereld leven zijn soms jaloers op de geborgenheid, de hechte gezinsband en de zorg voor elkaar in onze gezindte. Ze zouden onze levenswijze niet één op één willen overnemen, maar ze zien wel het verschil. Laat dat voor ons een baken in zee zijn.”
Waaraan kunnen uw collega’s op het Hoornbeeck merken dat u verder hebt gekeken dan de refokring?
„Ondanks het feit dat ik in principieel opzicht gestempeld ben door mijn opvoeding en levensovertuiging, ben ik niet conservatief in mijn opvattingen over onderwijs. Ik ervaar het als een opdracht om het pand dat God ons heeft toebetrouwd te bewaren, maar wel in verbinding met deze tijd. Daarbij vind ik het waardevol als buitenstaanders ons een kwaliteitsspiegel voorhouden. Om die reden heb ik twee keer een collega-directielid van een ander mbo-college gevraagd voor het voltallige personeel van het Hoornbeeck zijn oordeel te geven over de onderwijskwaliteit en presentatie van onze school. Kritiek moet je niet als een aanval zien, maar als een stimulans om je verder te ontwikkelen.”
U bent dit jaar gestopt als Statenlid, maar zit nu in het hoofdbestuur van de SGP. Heeft u daar nog tijd voor?
„Ik ben gevraagd en zeg niet makkelijk nee. Ik probeer als rentmeester met mijn verantwoordelijkheid om te gaan. Mijn vrouw en ik hebben negen kinderen. Toen ze nog klein waren, heb ik het aantal nevenfuncties altijd beperkt gehouden. Het gezin vroeg ons beider aandacht. Dat neem ik heel letterlijk. Gewoon de handen uit de mouwen steken thuis. Pas toen de kinderen wat groter waren, ben ik raadslid in Maartensdijk geworden, en later wethouder. Maar toegegeven, het geeft best wel eens spanning. Als mijn vrouw er niet achter stond, zou ik dit nooit hebben kunnen doen. We hebben nu nog drie kinderen thuis wonen, van wie er één in juni gaat trouwen. Dan houden we er twee over, die wel bijzondere zorg nodig hebben, omdat ze doof zijn. Dat geldt ook voor onze oudste zoon die in een beschermde woonvorm woont. Hij is alleen de weekenden en de vakanties thuis.”
Wat betekent deze gezinssituatie voor u?
„Mijn vrouw en ik mogen ervaren dat de Heere kracht geeft naar kruis. Wij hebben altijd veel zorg van anderen aangeboden gekregen. Dat maakt klein.”
Is dat soms niet een moeilijke tegenstelling: op het werk leidinggeven en thuis door anderen geholpen worden?
„Je moet inderdaad leren om je daarin kwetsbaar op te stellen.”
Sommigen zien u misschien als een machtig man die straks twee grote scholen gaat besturen.
„Die gedachte beamen, zou zondig zijn. Ik ervaar het zelf niet zo. Leidinggeven doe je samen met anderen. Dat is veel rijker dan van bovenaf dictaten opleggen. Ik mag als directeur ambities hebben, maar ik moet wel dienstbaar blijven aan de organisatie, in dit geval de school. Daarvoor is zelfonderzoek nodig. Ik moet soms concluderen dat ik zakelijk gezien misschien wel gelijk had, maar dat ik als persoon anders had moeten handelen. Dat overkomt me gelukkig niet dagelijks, maar het gebeurt wel.”
Zijn er mensen die u een spiegel voorhouden?
„Ja, thuis. Daar zeggen ze wel eens: „Pa, je bent hier geen directeur.” En ze hebben nog gelijk ook.”
Bent u meer geïnteresseerd in structuren en organisaties dan in mensen?
„Ik moet toegeven: organiseren en aansturen gaat mij makkelijker af. Ik heb zes jaar in de centrale directie van het Hoornbeeck samengewerkt met Gert Bergacker, nu algemeen directeur van het Driestar College. Bergacker legt spontaan contacten; dat kost mij wat meer moeite. In eerste instantie kan ik soms wat afstandelijk overkomen, maar ik geniet van goede, persoonlijke contacten. Het VVD-Kamerlid Balemans is vorig jaar op werkbezoek geweest op het Hoornbeeck. Hij ervoer de sfeer op school als warm en menselijk. Daar ben ik blij mee. Ik probeer daar persoonlijk aan bij te dragen.”
Nog even de SGP. De partij kalft bij elke verkiezing verder af. Daarentegen zit de ChristenUnie voor het eerst in de regering. Hoe voelt dat?
„Ik waardeer de verantwoordelijkheid die de ChristenUnie op zich heeft genomen. De tegenkracht die in de samenleving loskomt rond de kwestie van de gewetensbezwaarde trouwambtenaren is niet niks. Dat moet je als regeringspartij allemaal maar slikken. Tegelijk vraag ik me af: Zal het offer voor regeringsdeelname niet te groot blijken te zijn? Voor de SGP is het niet aangenaam om in de pers soms op één hoop geveegd te worden met moslimfundamentalisten. Daar hebben we als partij last van, laten we maar eerlijk zijn. Waar ligt echter de ware vrede? Bij Psalm 119: „Die Uw wet beminnen, hebben grote vrede.” Daar ligt, in afhankelijkheid van Gods zegen, de toekomst van de SGP.”
Wat betekent dat voor het optreden van de partij?
„Dat we ons blijvend moeten laten gezeggen door Gods Woord en moeten zorgen voor kwaliteitswerk. Je kunt pas getuigen in de politiek als je eerst hebt laten zien dat je een gedegen bestuurder bent. Daarnaast moeten we ons realiseren dat de SGP standpunten heeft, bijvoorbeeld over de positie van de vrouw en over homoseksualiteit, die absoluut niet bij deze tijd passen, hoe zorgvuldig je die standpunten ook naar buiten brengt. Tegelijk geldt dat we meer dan ooit moeten nadenken over de manier waarop we onze boodschap uitdragen. Laten we niet te snel zeggen dat onze principes niet meer te vertalen zijn naar deze tijd, maar ook niet onnodig vasthouden aan gestolde begrippen. Als in het publieke debat blijkt dat het begrip ”theocratie” een verkeerde lading krijgt, dan kunnen we dat begrip beter niet meer gebruiken. Theocratie wordt door andersdenkenden helaas vaak uitgelegd in de zin van: „Als de SGP de macht heeft, dan…” Theocratie is echter een belijdenis: „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden.” Ook al gebruiken we het woord niet meer, de juiste inhoud ervan moeten we als SGP blijven uitdragen.”
U bent schoolleider, politicus, bestuurder en ouderling in de hersteld hervormde gemeente van Maartensdijk. Waar ligt uw hart?
„Bij het pand in gezin, kerk en school, dat we van God hebben gekregen. Dat pand krijgt inhoud in een leven vanuit de kinderlijke vreze des Heeren. Dat houden wij niet in stand. Daar zorgt de Heere Zelf voor, ook onder jongeren.”
Wat is uw boodschap aan hen?
„Onze jongeren leven in een samenleving die is losgeraakt van haar morele wortels en op drift is. Vooral de moderne media oefenen een geweldige aantrekkingskracht op jongeren uit. Op ons als ouders en werkers in het onderwijs rust een grote verantwoordelijkheid. We mogen ’keet’-jongeren niet in de kou laten staan, jongeren die vol overgave leven uit een evangelisch werkverbond niet links laten liggen en meegaande jongeren niet over het hoofd zien. Voor ons allemaal geldt het Bijbelwoord: „De droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt de dood.””