Nasi goreng met pindasaus
Een flesje Ketjap manis op tafel. Vertrouwd beeld, bijna Hollands eigenlijk. Net als het potje sambal. De goedjes gaan overal doorheen. Door de nasi, de bami, op een boterham met pindakaas. Oosters eten doet het goed in Nederland. Toch jammer dat het niet oosters is.
Gevoel voor marketing kan Conimex niet worden ontzegd. Inspelend op het doorgaans vluchtige leven van de gemiddelde Nederlander laat het merk de supermarktschappen uitpuilen van de gele pakjes, potjes en flesjes met het vrouwtje-met-de-vijzel. Het merk bestaat dit jaar 75 jaar en dat laat het met een gelikte reclamecampagne weten ook.Conimex, in 1932 begonnen in een Baarns koetshuis, is inmiddels in handen van levensmiddelengigant Unilever en goed voor de verkoop van zo’n 60 miljoen producten per jaar. Op jaarbasis verkoopt het merk meer dan 3 miljoen flessen ketjap en bijna 2,5 miljoen potten sambal. Hoewel het assortiment allang niet meer uitsluitend bestaat uit mix voor nasi en bami, zijn deze producten onder de Nederlandse bevolking verreweg het populairst: 96 procent bereidde deze gerechten wel eens.
Volgens een onderzoek van TNS NIPO, uitgevoerd in opdracht van Conimex, zijn Nederland en de oosterse keuken twee handen op een buik. Maar weet de Nederlander eigenlijk hoe de Indonesische keuken er werkelijk uitziet? Uit het onderzoek blijkt dat maar liefst 43 procent oosters leert koken van de achterkant van een maaltijdpakje. Of dat werkelijk iets met koken te maken heeft, is maar zeer de vraag. Meer dan een kwestie van vlees in de pan doen en er een mixje door roeren is het vaak niet. Rijst, pindasaus, een omeletje en het maal is compleet. En ketjap natuurlijk, ketjap manis.
Waardeloos
De Indonesische Mila Hatuluwaja windt er geen doekjes om. „Wat mij betreft is Conimex niet oosters”, zegt ze. „Eigenlijk vind ik het waardeloos.” Hatuluwaja kreeg de liefde voor de Indonesische keuken mee van haar moeder. Al ruim tien jaar verzorgt ze kookworkshops en kookreizen voor geïnteresseerden, onder de naam Mila Punya Dapur - Mila’s keuken.
„Laatst zag ik een kookdemonstratie waarin nasi goreng op een speciale manier werd gemaakt, met kruiden van Conimex. Allerlei groenten door elkaar, heel vreemd. Snijbonen bijvoorbeeld, ónzin. Koriander ging er ook door, maar dat hóórt helemaal niet in nasi goreng. En een hele vreemde combinatie van ham, kip en garnalen. Met pindasaus natuurlijk, veel pindasaus. Dat moet kennelijk overal door.”
De Indonesische beaamt dat het heel verleidelijk en gemakkelijk is gerechten te bereiden met kant-en-klare ingrediënten. „Als ik lasagne maak, gebruik ik ook die pakken van Knorr, ideaal. En iedereen vindt het nog lekker ook. Maar met lasagne heeft het weinig te maken.”
Sophie van Alphen van Conimex is het daar niet mee eens. „Er zullen altijd mensen zijn die dat zeggen. Maar meestal is dat een kleine, specifieke groep. Die bezoekt ook met regelmaat de toko. Wij merken dat mensen over het algemeen blij zijn dat ze zelf geen kruiden hoeven af te wegen en te mengen. Ze zijn toch bang dat het dan verkeerd gaat smaken. En Nederlanders hebben steeds minder tijd om lang in de keuken te staan, maar ze willen wel eens iets anders dan aardappels en groenten, wat ook nog lekker smaakt. Overigens biedt Conimex ook losse producten, dus zelf oosters koken kán wel.”
Bij Toko Centraal in Utrecht glimlachen ze net als Hatuluwaja om Conimex. „Ik vind het helemaal niks”, zegt de verkoopster en ze trekt bijna een schuldbewust gezicht. „De kruiden zijn flauw. Niet authentiek, niet vers. Hier, deze boemboe is goed, die wordt ook gekocht door Indonesische mensen.”
Tempeh
Een eerste bezoek aan de toko is overigens een zinnenprikkelende en enigszins verwarrende ervaring. Verse laos naast limoenen, rode en groene lomboks, gemberwortel en tempeh. Rekken vol sambal, ketjap, boemboe en nog af te bakken kroepoek. En kruiden, heel veel kruiden. Met poëtisch klinkende namen als daun, dendeng, ebbie, goela djawa, djinten, kemirie en kenarie.
Hier een weg vinden, vereist wel enige ervaring. Een vrouw met een onmiskenbaar Nederlands uiterlijk stevent kordaat op het kruidenrek af. Zij maakt de nasi vast niet met een pakje. Maar is dat niet vreselijk moeilijk?
Volgens Hatuluwaja wordt dat idee door alle mixen en kant-en-klaarpakketten in stand gehouden. „Nederlanders worden eigenlijk monddood gemaakt. Natuurlijk, de eerste keer is het lastig. Toen ik voor het eerst een chocoladetaart maakte, mislukte hij ook. Kruiden bijvoorbeeld moet je echt leren kennen. Als ik een workshop geef, leg ik eerst uit wat er precies in een Indonesische rijsttafel thuishoort en daarna laat ik allerlei kruiden rondgaan. Deelnemers kunnen voelen en ruiken. Tijdens het koken zet ik alle kruiden op een kar, daar moeten ze het zelf afhalen. Ze vragen dan wel tien keer wat wat is, maar vervolgens vergeten ze het niet meer. Omdat ze er zelf mee aan de gang gaan.”
Niet geïntegreerd
Nederland mag dan een multiculturele samenleving heten, volgens Hatuluwaja is buitenlands eten niet geïntegreerd. „Voor verse spullen en kruiden moet je nog altijd naar speciaalzaken. Albert Heijn neemt wel steeds meer uitheemse ingrediënten in het assortiment op, maar al met al is het nog erg mager. Terwijl al die kant-en-klaarproducten zo voor het grijpen liggen. Nederlanders krijgen op die manier ook niet de kans producten te leren kennen.”
De vraag is of ze dat wel willen. Het gros zal het allemaal een zorg zijn. Die neemt nog een bord nasi-uit-een-pakje. Met ketjap en sambal. En lekker veel satésaus.