Geitenkaasje populair, geitenbokje niet
VINKEL - De wereld van de geitenhouderij heeft twee kanten. De kant van de geiten, die waardevolle melk leveren voor de booming business van halfharde en zachte geitenkaas en -yoghurt, van brie en van melkpoeder. En de kant van de bokken, die vanuit economisch oogpunt waardelozer zijn dan ooit nu ze vanwege blauwtongmaatregelen niet levend naar Spanje mogen worden vervoerd.
De stallen zijn ruim en koel. Zonlicht valt ongehinderd naar binnen. De 560 melkgeiten van boer Jan van Lokven (54) uit Vinkel, vlak bij ’s-Hertogenbosch, lijken pasgewassen, zo wit zijn ze. Ze staan op een dikke laag stro en werken nonchalant hapjes hooi naar binnen. Af en toe mekkeren ze beleefd naar niemand in het bijzonder. Samen met hun soortgenoten in heel Nederland -zo’n 200.000 in totaal- produceren ze jaarlijks 150 miljoen kilogram melk.Van Lokven, voorzitter van de LTO-vakgroep Melkgeitenhouderij, volgt de ontwikkelingen in de sector nu ruim twintig jaar. In 1986 startte hij een bedrijf met 140 geiten. Van huis uit was Van Lokven een gemengd bedrijf gewend, met koeien en varkens. Om melkquota en superheffingen te ontwijken, begon hij een geitenhouderij. „Dan loop je aan tegen vooroordelen zoals: „Dat geblèr de hele dag.” Maar mijn vrouw en ik waagden het erop. We verkochten ons huis in het dorp en kochten deze boerderij.” Het geblèr viel mee. „Dat doen vooral de jonge geiten.”
Van Lokven raakte verknocht aan een „eigenwijze en slimme” diersoort. „Bij het melken zijn het altijd dezelfde geiten die links of rechts staan. Belandt er per ongeluk één aan de andere kant, dan kan ik omlopen om haar daarvandaan te halen. Als ik het slotje van het hek vergeet, hebben ze dat zo in de gaten en zijn ze binnen een dag los.”
De Brabander was in de jaren tachtig een pionier. Nederland telde nog nauwelijks geitenhouders. Terwijl er rond 1940 zo’n 300.000 geiten werden gehouden in Nederland, daalde hun aantal door de toenemende welvaart in de jaren daarna tot 25.000, en bleven vooral hobbydieren over. Na de invoering van het melkquotum verlieten meer agrariërs, net als Van Lokven, de koeien en kozen ze voor geiten. In 1995 telde Nederland 137 geitenboeren, in 2001 lag hun aantal boven de 250 en nu zijn het er 340.
Een groot deel van de geitenhouders is aangesloten bij LTO Nederland. De organisatie zet zich ervoor in de sector gezond te houden: op het programma staan een strategische agenda voor diergezondheid, en aandacht voor het mest- en mineralenbeleid. Een zeer actueel punt is de afzet van mestbokjes.
Geitenkaas wordt gewilder, maar de waarde van een geitenbokje is op dit moment nul. Hoewel er nog geen geiten met blauwtong zijn gesignaleerd, kúnnen ze het krijgen. Daarom mogen er nauwelijks levende bokjes naar Spanje worden vervoerd. De twee grote geitenexporteurs in Nederland hebben een probleem: bokjes kosten meer dan ze opbrengen.
Normaal gaan er in een jaar tijd 150.000 tot 200.000 lammetjes naar de slacht, vertelt exporteur Theo Egelmeer uit het Brabantse Herpen. Nadat ze de eerste moedermelk of biest hebben gedronken, verhuizen ze naar de mesterij. Daar blijven ze vier tot zes weken, totdat ze een streefgewicht van 8 tot 11 kilogram hebben. Daarna gaat het gros van de bokken levend in de vrachtwagen naar Frankrijk of Spanje.
Nu worden die bokjes in Nederland geslacht en wordt het vlees opgeslagen. Dat betekent meer werk voor de exporteurs, én de geslachte dieren leveren veel minder op dan de levende.
Egelmeer lijdt grote verliezen. „Ik vervoer nu twaalf jaar bokjes naar Spanje, en daarvoor deed ik dat al zes jaar naar Frankrijk. Ik heb nog nooit zo’n probleem gehad als nu.” Sinds negen maanden geleden de blauwtongmaatregelen werden genomen, zijn de grenzen twee weken open geweest. „Toen hebben we 7600 levende lammetjes geëxporteerd.” Daarna was het weer over.
Meestal werkt Egelmeer met drieënhalve man op zijn bedrijf, nu is hij alleen overgebleven. „Van de bokjes betaal ik normaal het personeel en de investeringen, maar dat zit er nu niet in. Het is wrang als ik klanten bij wie ik tien, vijftien jaar over de vloer kom moet zeggen dat ik hun niets voor de bokken kan geven.”
Intussen stoppen de geitenbokjes er niet mee om geboren te worden. Daarom: „Er moet iets gebeuren”, zeggen zowel de exporteurs als LTO Nederland. Deze week gaan ze om de tafel om afspraken te maken, zodat de bedrijven in de sector de verliezen gezamenlijk kunnen dragen. LTO bekijkt of de geitenhouders samen met handelaren in kaas het ingevroren vlees van de exporteurs kunnen afnemen.
„Tegelijk moet ook niet alles achter elkaar ten koste komen van de geitenhouderij”, tekent Van Lokven daarbij aan. Want terwijl de markt voor geitenmelkproducten groeit, stijgt de prijs van diervoeders, is het stro duur en brengt de nieuwe mestwet hogere kosten met zich mee - zodat de geitenhouder weliswaar meer verkoopt, maar niet meer verdient, aldus Van Lokven.