PvdD wegens tegenstrijdigheid ongeloofwaardig
Wanneer is de geloofwaardigheid van een politieke partij in het geding? Als de kernwaarden van waaruit men zegt te handelen niet meer leidend zijn bij bepaalde beslissingen of concrete maatschappelijke problemen. En juist dat constateert Willem-Jan van Gent bij de Partij voor de Dieren. De partij streeft slechts selectief haar eigen kernwaarden na.
In reactie op het artikel van bestuurslid Lieke Keller van de Partij voor de Dieren (PvdD) in het RD van vrijdag wil ik graag nog het een en ander verduidelijken. De Partij voor de Dieren handelt vanuit waarden die we ook in de Bijbel terugvinden. Kernwoorden in het optreden van de Partij voor de Dieren -die inderdaad als zodanig seculier is- zijn: mededogen, duurzaamheid en het opkomen voor de „meest kwetsbaren” in de samenleving. Ik constateer dat dit ook noties zijn die ons in de Bijbel worden voorgehouden. De legitimiteit van deze kernwaarden staan voor mij buiten de discussie.Lieke Keller stelt als bestuurslid van de Partij voor de Dieren helaas terecht dat ook onder veehouders die Bijbelgetrouw christen willen zijn, kwalijke praktijken voorkomen als het om dierenwelzijn gaat. En inderdaad: hun houdt Salomo in Spreuken 12:10 een spiegel voor.
Wanneer is echter de geloofwaardigheid van een politieke partij in het geding? Als de kernwaarden van waaruit men zegt te handelen niet meer leidend zijn bij bepaalde beslissingen of concrete maatschappelijke problemen. Een seculiere partij als de Partij voor de Dieren kan inderdaad niet haar geloofwaardigheid verliezen op grond van de Bijbel; wel door tegenstrijdigheid in haar eigen opvattingen. En juist dáárbij heb ik de vinger willen leggen.
Selectief
De Partij voor de Dieren zegt te willen handelen vanuit de kernwaarden mededogen, duurzaamheid en opkomen voor het „meest kwetsbare” in de samenleving, maar zij handelt daarin slechts selectief. De partij knokt voor dierenrechten en dierenwelzijn, omdat dieren kwetsbaar zijn. Ze vecht tegen de bio-industrie en tegen uitbuiting van dieren. Maar zodra ik de kwetsbaarheid van het ongeboren leven of dat van leven in het eindstadium afzet tegen het dierenleed waartegen men vecht, zijn dat volgens Keller „onvergelijkbare grootheden.” Dan geldt inzake abortus en euthanasie opeens een persoonlijke verantwoordelijkheid, waarvoor de overheid vooral persoonlijke vrijheid moet geven en slechts uitwassen moet voorkomen. Sterker nog: zij die hun stem verheffen tegen het bestaan van abortus en euthanasie, staan volgens een recente brief van het bestuur van de Partij voor de Dieren (ik citeer) voor „conservatief maatschappelijke opvattingen.” En uit het vervolg van de brief blijkt dat het bestuur van de Partij voor de Dieren daarmee niet geassocieerd wenst te worden.
En juist daar zit voor mij de volstrekte ongeloofwaardigheid van de Partij voor de Dieren. Het is immers van tweeën één: of je neemt persoonlijke verantwoordelijkheid als uitgangspunt. Dan geef je als overheid mensen rond abortus en euthanasie de persoonlijke vrijheid om een afweging te maken, maar dan moet dat ook gelden voor de veehouder die naar zijn persoonlijke verantwoordelijkheid in persoonlijke vrijheid zelf wil kiezen hoe hij dieren houdt en fokt. Of je neemt mededogen en het opkomen voor het „meest kwetsbare” als uitgangspunt. Dan knok je voor dierenwelzijn in de breedste zin van het woord, maar dan knok je ook voor het meest kwetsbare in onze samenleving: het ongeboren menselijke leven en het leven vlak voor het sterven.
Wrang
Mijns inziens blijft het ongeloofwaardig dat de Partij voor de Dieren selectief haar eigen kernwaarden nastreeft. Het uiterst wrange gevolg daarvan is dat de Partij voor de Dieren knokt voor het in 37 dagen vetgemeste slachtkuiken, terwijl de partij dat niet doet voor een ongeboren kindje van 137 dagen dat vanwege de persoonlijke vrijheid van de moeder in de moederschoot gedood mag worden.
voetnoot (u17(De auteur is docent Duits aan het Wartburg College, locatie Guido de Brès te Rotterdam.