Politiefoto stempelt hangjongere
Het politiekorps Zuid-Holland Zuid slaat foto’s en privégegevens van hangjongeren op in een elektronisch informatiesysteem. Prof. dr. Jeroen van den Hoven vindt dat vooraf duidelijke criteria moeten worden vastgelegd, omdat jongeren anders levenslang gestempeld kunnen zijn, terwijl het om kwetsbaren jongeren gaat.
Aan één kant van de stad Rotterdam laten jongeren die de Baja Beach Club bezoeken chips met identificerende gegevens onder hun huid aanbrengen om elektronisch drankjes te kunnen afrekenen, terwijl aan de andere kant van de stad de politie digitale foto’s neemt van jongeren die op straat rondhangen en overlast veroorzaken om ze daarna in een database op te slaan. Het eerste gebeurt vrijwillig, het tweede min of meer onvrijwillig.In de nabije toekomst kan met geavanceerde sensortechnologie met of zonder instemming door muren worden gekeken en kunnen gebruiksvoorwerpen en consumentenartikelen waarin identificatiechips zitten worden gevolgd. We zullen in de publieke ruimte zonder het ons te realiseren, vrijwillig en onvrijwillig, zeer veel persoonsgegevens achterlaten. Op het internet is het al niet veel anders.
Velen denken daarom dat privacy een achterhaald begrip is. We hebben eigenlijk feitelijk geen privacy meer en daar moeten we maar aan wennen. Jongeren zijn er vaak al aan gewend.
Anderen menen dat er juist nog te veel privacy is en dat privacy een obstakel is voor opsporing, handhaving, terrorismebestrijding en goed epidemiologisch onderzoek. Weer anderen houden juist vast aan maximale bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Scheidslijn
Hier loopt een scheidslijn door de samenleving die dieper gaat dan het privacyvraagstuk en de dagelijkse manifestaties ervan in de actualiteit. Communitaristen (zoals de door premier Balkenende bewonderde Amitai Etzioni) menen dat het individu de gemeenschap waarvan het deel uitmaakt informatie over zichzelf verschuldigd is, terwijl liberalisten over het algemeen van mening zijn dat het individu belangrijker is dan de gemeenschap waarvan het deel uitmaakt en dat privacyrechten een manier zijn om het individu tegen al te nieuwsgierige medeburgers en een opdringerige overheid te beschermen.
In elke discussie over privacy komt deze controverse terug en herkent men deze drie posities: privacy als folklore, privacy als obstakel en privacy als ideaal. Het vervelende is dat privacykwesties in de praktische context waarin ze opduiken niet snel op te lossen zijn, juist omdat ze betrekking hebben op fundamentele meningsverschillen in de samenleving.
Wat de communitaristen moet worden toegegeven, is dat anonimiteit een groot probleem vormt voor moderne samenlevingen. De raddraaiers van vroeger waren meestal geen onbekenden van de buurtagent of konden dat in ieder geval niet lang blijven. De sociale controle was ook groot. Nu voelen we ons in grote steden vaak bevrijd van die sociale controle, maar, zoals zo vaak met bevrijdingen, hangt ook hier een prijskaartje aan.
Freeriders
Anonimiteit brengt freeriders voort. Freeriders zijn individuen die van de publieke goederen en voorzieningen gebruik maken zonder ervoor te betalen of zonder hun bijdrage te leveren aan het in stand houden ervan. Belastingontduikers en zwartrijders in het OV zijn voorbeelden van freeriders. Ook criminelen en vandalen zijn freeriders in die zin dat ze het publieke goed van onderling vertrouwen, rust en veiligheid corroderen.
Freeriders vormen een van de belangrijkste problemen voor overheden als managers van de publieke goederen. Als er te veel individuen zijn die wel de voordelen van een sociaal verband plukken, maar er niet hun steentje aan bijdragen, wordt het publieke goed in zijn voortbestaan bedreigd. Vandaar dat de overheid geneigd is alle nieuwe technische snufjes in te zetten om freeriders te identificeren. De stierlijk vervelende of criminele jongeren vernielen bushokjes en plantenbakken en als we wisten wie ze waren was er geen probleem. De begrijpelijke maatregel is dus: plaats camera’s op straat, voer een identificatieplicht in, en maak foto’s van degenen die tot de doelgroep behoren. Het zijn allemaal manieren om het probleem van anonimiteit in het publieke belang aan te pakken.
Dat is begrijpelijk, maar toch zetten velen terecht vraagtekens bij de steeds ruimere maatregelen, zoals preventieve gegevensvastlegging, profilering en themaopsporing, en maakt men zich zorgen over de inzet van geavanceerde surveillancetechnologie die nog zal worden ontwikkeld. We moeten leren hierover heldere discussies te voeren, waarbij beide zijden van het probleem worden belicht: identiteit en anonimiteit. Er moeten juridische en technologische arrangementen en protocollen worden ontworpen die de schaduwzijden van anonimiteit in onze samenleving kunnen wegnemen, zonder de belangen die voor het individu met de controle over diens identiteit verbonden zijn op te geven.
Gevaren
Wat zijn de bedenkingen als we de identiteit van hangjongeren preventief vastleggen zonder hun expliciete geïnformeerde toestemming en voor er strafbare feiten zijn gepleegd?
Het grootste inhoudelijke en morele probleem is naar mijn mening dat van discriminatie en stigmatisering. Het gaat om jongeren die kwetsbaar zijn, die relatief veel op straat bivakkeren en wellicht minder op school of op het sportveld. Maar deze jongeren kunnen veranderen of hun leven beteren.
Digitale foto’s hebben de neiging een eigen -en vooral een heel lang- leven te gaan leiden. Ze kunnen te pas en te onpas in ander contexten opduiken. In de toekomst zullen er talloze beheersinstrumenten in het leven worden geroepen die de ”Jeugd in Beeld” brengen, ”Jeugd in Systemen” vangen, en ”Elektronische Kinddossiers” vormen. Deze gegevensbestanden vragen erom gevuld en gekoppeld te worden met gegevens en bestanden uit de zorg, justitie, maatschappelijk werk en onderwijs.
Een zorgvuldige toetsing van nieuwe informatie-instrumenten en nieuwe technologie in opsporing en handhaving moet de Scylla en Charybdis van anonimiteit en identiteit omzeilen. Dat moet gebeuren in openheid en voor men ze daadwerkelijk gaat gebruiken. Dat is in het belang van de individuen die het onderwerp van de maatregelen zijn, maar dat is zeker ook in het belang van het vertrouwen van de burger in de overheid, politie en justitie.
De auteur is hoogleraar filosofie aan de Technische Universiteit Delft en deskundige op het gebied van ethiek en techniek en lid van de adviesraad voor ICT en Nieuwe Media van de Europese Commissie.