Herdenken
Nederlanders gaan positiever denken over Duitsers. Dat vertelt een onderzoek van zeven regionale dagbladen en Intomart GfK. Het is een goede constatering. Als zij tenminste niet betekent dat de herinnering aan de Holocaust en het verzet vervaagt. Als zij niet een signaal vormt van het ongemerkt wegslijten van de gedachte aan in het verleden begane zonden. Het gaat er daarbij niet om telkens slechts te wijzen op schuld aan één kant. Het herinneren van het kwaad wil mensen vooral doen beseffen dat de wereld in nood niet buiten leiding en genade kan van de gans Andere.
Juist met dit oogmerk zou Duitse aanwezigheid bij de dodenherdenking zinvol kunnen zijn. Drieënzeventig procent van de Nederlanders is niet tegen Duitse deelname aan zulke plechtigheden. Samen herdenken is niet verkeerd. Maar dan in ootmoed, vanuit de optiek dat voor God geen mens zijn handen in volstrekte onschuld kan wassen. Met name vanuit het besef van de noodzaak zich voor de toekomst in de wereld en de politiek afhankelijk te weten van de Allerhoogste. Wie die aspecten vergeet, herdenkt oppervlakkig.Herdenken mag ook geen formaliteit worden. Als de koningin en de regering hun krans leggen bij het Nationaal Monument, merkt een automobilist op de A1 of de A50 daar weinig van. Tenzij hij naar de radio luistert. Halfstok hangende vlaggen zijn op de A28 nauwelijks zichtbaar. Het geluid van de vanaf kwart voor acht luidende klokken valt op de autoweg niet te vernemen. Maar iedereen weet dat Nederland om acht uur twee minuten stil is. Laten ook gehaaste christenen daarin het voorbeeld geven.
Niet ieder herinnert zich de oorlog op gelijke manier. Een Jodin dook als jong meisje onder in Veenendaal. Zij toonde zich ooit op haar huidige woonplek in Israël een vriendelijke gastvrouw. Totdat haar bezoek opstond en wilde vertrekken. Hij zag een foto met een groep mensen achter zich aan de wand en vroeg naar de betekenis. Het was het voormalig personeel van haar vader. De dame ’bevroor’ ook nog na tientallen jaren. Zij wees een aantal Joden aan dat was vermoord. En toen, ijzig: „Want hij was fout.” Er stond een verrader in de groep.
Natuurlijk herdenkt niet ieder op dezelfde wijze. Tal van Nederlanders treuren nog over in de oorlog geleden verlies. Een paar maanden geleden overleed de weduwe van de helper van onderduikers ds. A. du Croix. Zij overleefde haar in 1945 in Bergen-Belsen gestorven man 62 jaar. In 1998 stierf de weduwe van de door de Duitsers eind 1944 gefusilleerde Deen ds. K. Munk. Hij wees er in zijn preken telkens op dat christelijk geloof niet valt te verenigen met nationaalsocialisme. De weduwe van ds. B. J. Ader overleefde ”domie” bijna 50 jaar.
Nabestaanden van de bedoelde slachtoffers koesteren andere, persoonlijker herinneringen aan de jaren ’40, dan zij die geen Jood waren, of die niet betrokken waren bij verzet. Wellicht zijn er ook onder de lezers van deze krant kinderen -nu zelf al bijna oud- die hun vader door de Tweede Wereldoorlog verloren. Catechisanten denken misschien met weemoed terug aan een predikant die hen in de oorlog zo ernstig vermaande God niet te beschuldigen. Zulk herdenken is van een andere aard dan dat van hen die geen mens kwijtraakten.
Het is daarom begrijpelijk dat het karakter van de dodenherdenking van lieverlee verandert. Vanaf 1961 maken ook zij die vielen tijdens andere militaire conflicten deel uit van de herdenking. In Nederlands-Indië. En in islamitische landen. Dat is goed. Als ons herdenken op den duur maar niet een sleur blijkt, die zich beperkt tot het ”even denken aan”. Herdenken is vooral beseffen dat het niet altijd de ander is die zich schuldig maakt aan allerlei nood in de wereld. En dat wij in die nood niet buiten de leiding en genade van God kunnen.