Kinderen tegen de steenrots verpletterd
Titel: ”De tegenstem van Jezus. Over geweld in het Nieuwe Testament”
Auteur: dr. Sam Janse
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2006
ISBN 978 90 2392 139 4
Pagina’s: 212 blz., € 19,50.
Geweldsteksten uit het Oude Testament brengen hedendaagse mensen vaak in verlegenheid. Zelden of nooit wordt erover gepreekt. Dr. Sam Janse komt in zijn boek ”De tegenstem van Jezus” tot de conclusie dat God niet wil dat stadsbevolkingen en stammen massaal worden afgeslacht. Volgens hem moeten we ons niet afvragen: hoe is het mogelijk dat God dit gebood? maar: hoe is het mogelijk dat mensen dachten dat God dit gebood? „In Jezus Christus hebben we Gods diepste en laatste woord gehoord. In zijn weg en in zijn woorden vinden we een beslissende tegenstem tegen geweldteksten die vragen om een massale vernietiging van leven. Deze tegenstem horen we soms ook al in het Oude Testament, maar ze is in de mond van Jezus tot een helder, eenduidig geluid geworden. We mogen hier van een voortgang in Gods openbaring aan mensen spreken.”
Met deze woorden is de kern, het eerste gezichtspunt aangeduid van het boek van dr. Sam Janse, ”De tegenstem van Jezus. Over geweld in het Nieuwe Testament”. Janse, hervormd predikant te Driebergen en docent Nieuwe Testament aan het Baptistenseminarium te Bosch en Duin, kwam tot de overtuiging dat God niet wil dat stadsbevolkingen en stammen massaal worden afgeslacht, „inclusief soms bejaarden, vrouwen en kinderen.” De eigenlijke vraag die men bij Bijbelteksten met een hoog geweldsgehalte moet stellen, is niet: hoe is het mogelijk dat God dit gebood? maar: hoe is het mogelijk dat mensen dachten dat God dit gebood?
Het tweede gezichtspunt van dit boek is dat de Geest de eeuwen door leidt tot nieuwe inzichten, zoals bijvoorbeeld ook ten aanzien van slavernij en vrouwenemancipatie het geval is geweest.
Actueel
Het thema van Janses boek is niet los te zien, zegt hij zelf, „van het actuele thema van geweld in de islam en de Koran.” Daarom begint zijn boek met het noemen van twee gewelddadige passages in de Koran, die dan echter direct worden gevolgd door gelijksoortige teksten in het Oude Testament. Te beginnen met Psalm 137:8-9, waarin gelukzalig worden genoemd degenen die „uw kinderen” zal grijpen en tegen de steenrotsen zal verpletteren; en vervolgens de passages uit Deuteronomium 20:12-14 waarin wordt opgeroepen alle mannelijke inwoners van een belegerde stad te doden en 1 Samuël 15:3, waarin dat ook geldt voor vrouwen, kinderen, zuigelingen, runderen, schapen en kamelen.
De geweldteksten in het Oude Testament zijn diep verankerd „in het godsbeeld dat we daar vinden.” Tegenwoordig heet dit genocide, zegt Janse. Hij is echter van oordeel dat Israël daar niet toe opgeroepen kan zijn. Hier hebben schrijvers van oudtestamentische teksten „hun eigen kleinmenselijke gedachten vermengd met wat ze van God en zijn heilsplan hadden ontdekt.” Hij vindt dat dit gezegd moet kunnen worden, ten spijt van de herontdekking van Israël en het Oude Testament na de holocaust.
Ten aanzien van geweld is er naar het oordeel van Janse in het jodendom van Jezus’ tijd al sprake van een proces van humanisering. In het Nieuwe Testament constateert Janse dan ook fundamentele kritiek op het oudtestamentische geweld. De „ijveraar Pinechas” uit Numeri 25, een voor vele Joden uit Jezus’ dagen „inspirerende figuur”, staat niet in de opsomming van Israëls geloofshelden. Oudtestamentische vloekspreuken met „fataal effect” zijn uit Jezus’ mond niet te horen, evenmin als de strafwonderen bij Elía en Elísa. Jezus wil geen vuur van de hemel.
Janse spreekt van een uitzuivering van het zelotisch geweld. Uiteraard komt de Bergrede ter sprake („Maar ik zeg u…”). Evenmin als de lijn van de oudtestamentische polygamie in het Nieuwe Testament wordt doorgetrokken, gebeurt dit ten aanzien van geweld. Het Nieuwe Testament kent een „eclectische”, zeg selectieve benadering van de geweldspassages in het Oude Testament. Een veelzeggende hoofdstuktitel is dan ook: ”Waarom Saulus wel en Paulus niet fysiek geweld gebruikte”.
Wapenveld
Het is uitgesloten in het korte bestek van een recensieartikel dit boek recht te doen en er dan ook nog adequaat op te reageren. Alleen al over Janse’s beschouwingen over de hel en het laatste oordeel zou een artikel te schrijven zijn. Er is over dit boek al veel te doen geweest. Ik wil hier verwijzen naar de hoogstaande gedachtewisseling in Wapenveld (december 2006 en februari 2007) tussen Janse en de Apeldoornse oudtestamenticus prof. dr. H. G. L. Peels, die naar eigen zeggen door de VARA ooit vanwege zijn proefschrift in een interview werd bestempeld als „wraakspecialist”.
Janse komt tot de eerlijke conclusie dat hij met zijn visie aan helderheid heeft gewonnen, maar ook iets heeft verloren, namelijk de klassieke „leer aangaande de Heilige Schrift.” Peels wil langer luisteren naar de teksten. Het feit van de slachting onder Pinehas wordt in het Nieuwe Testament wel degelijk als waarschuwend voorbeeld de gemeente voorgehouden: de „drie en twintig duizend die op een dag vielen” (1 Korinthe 10:8). Letterlijk zegt Peels: „Waar wij moeite mee hebben, wordt door de nieuwtestamentische auteurs moeiteloos aangehaald: het leger der Egyptenaars werd in de Rode Zee verzwolgen (Hebr. 11:29), de heidense volkeren van Kanaän werden door Israël onderworpen en door God verdreven (Hand. 7:45). Helaas ontbreekt een bespreking van al deze teksten in jouw boek over geweld in het Nieuwe Testament.” En, zegt hij: „er zál eens vuur uit de hemel dalen (2 Thess. 1:8), weer zo’n tekst die jij niet bespreekt.”
Totale Schrift
Op zich is het moedig te noemen dat Janse het actuele thema geweld aan de orde heeft gesteld. Bepaalde geweldspassages in het Oude Testament neemt toch ieder met de nodige verbazing tot zich? Zelden of nooit wordt erover gepreekt. Huiswerk genoeg, besluit Peels zijn eerste reactie op Janse. „En daarbij hebben we een open gesprek nodig.”
De vraag of er geweld is in God houdt vandaag de theologie dan ook best breed bezig. Maar is niet Jezus Zelf onder Gods toorn doorgegaan? Is dat niet een wezenlijk element inzake de verzoening? Voortgang in de heilsgeschiedenis. Moet ook in dat licht het feit, dat Jezus in de Bergrede Zelf aangeeft dat in Hem het Oude Testament is vervuld, onze omgang met het Nieuwe Testament niet stempelen?
Janse maakt echter als gezegd duidelijk dat hij de klassieke Schriftleer is kwijtgeraakt. Dat zit ’m erin dat hij een scheiding aanbrengt tussen Gods Woord en mensenwoord. Daarmee verspeel je het ”sola Scriptura”. Dat is in de geschiedenis al vaker, heel vaak zelfs gedaan, niet zonder grote gevolgen. Moet de Bijbel ter verantwoording worden geroepen door het moderne levensgevoel? Of moet het moderne levensgevoel worden gehouden tegen het licht van de totale Schrift, tota Scriptura? Dan ligt er nog heel wat terrein braak.