Brede School
Het aantal brede scholen in Nederland groeit sterk. In januari 2002 waren er ongeveer 450. Inmiddels zijn er in het primair onderwijs meer dan 600 en in het voortgezet onderwijs naar schatting 300.
In Cultuur&School (mei 2007) geeft Maaike Severijnen de volgende omschrijving: „Brede scholen richten zich op maximale persoonlijke ontplooiing van hun leerlingen met het oog op optimale participatie in de samenleving.” In de praktijk blijkt er echter van alles onder het begrip brede scholen te vallen. Van scholen die een netwerk hebben opgebouwd met andere organisaties om buitenschoolse activiteiten op te zetten, tot scholen die in één gebouw zitten met allerlei instellingen uit de wijk. Maar het kenmerk is altijd dat er samengewerkt wordt met organisaties buiten de school.Het concept brede school is niet door het ministerie van OCW gepland. Het is op lokaal niveau ontstaan, meestal om achterstanden tegen te gaan. Inmiddels is er vanuit de politiek veel aandacht voor deze scholen. In het regeerakkoord staat dat deze zullen worden gestimuleerd.
De schrijver van het artikel ziet veel nieuwe kansen voor dit concept, omdat het ruimte biedt voor meer culturele activiteiten op school. In eerste instantie wilde vooral het welzijnswerk meedoen, daarna volgden peuterspeelzalen en nog later kwamen daar bibliotheek en muziekschool bij. Uit voorbeelden blijkt dat kunst en cultuur achterblijven. Severijnen vindt dat dit moet veranderen. Weliswaar moet de samenwerking niet op de tekentafel worden verzonnen, maar van onderop groeien. Maar dan kan de culturele factor nog veel betekenen voor de verdere ontwikkeling van de brede school.
In de special van JeugdenCo (april 2007) brengen Kees Bakker en Saskia van Oenen de ontwikkeling van de brede school in verband met de vernieuwing van de pedagogische infrastructuur om een samenhangend geheel van onderwijs, opvoeding en vorming te smeden. De schrijvers stellen dat de drie opvoedingsmilieus van gezin, school en vorming (opvang, jeugdwerk, sport en cultuur) elk een bijdrage leveren aan de opvoeding. Tussen het tweede en het derde milieu ontbreekt, aldus de schrijvers, een gezamenlijke visie op opvoeding en een gedeelde pedagogische verantwoordelijkheid daarvoor. De opkomst van de brede school kan hierin verbetering brengen door een goede samenwerking tussen scholen en andere jeugdvoorzieningen. De brede school is dan een vehikel voor onderwijsvernieuwing.
Aanvankelijk overheerste de gedachte dat de brede school middel is om onderwijsachterstanden te bestrijden door de combinatie van binnen- en buitenschoolse activiteiten. De traditie van achterstandenbestrijding is immers: kinderen via de school de kans geven om mee te doen aan welzijns- en andere buitenschoolse activiteiten. Later kwam daar de impuls tot onderwijsvernieuwing bij. De verbinding van leerervaringen in verschillende binnen- en buitenschoolse contexten is van belang voor alle kinderen, niet alleen voor kinderen in achterstandssituaties. Een eeuw geleden signaleerde de pedagoog Jan Ligthart al dat het onderwijs te veel geïsoleerde stukjes kennis aanleert, los van persoonlijkheidsvorming. Daardoor krijgen kinderen geen begrip van de rol die kennis speelt.
In het onderwijsveld heerst echter de vrees dat de primaire onderwijsfuncties in het gedrang komen door deze ontwikkelingen. Er bestaat een spanningsveld tussen schoolspecifieke en maatschappelijke belangen en de beperkte mogelijkheden om scholen aan te spreken op hun maatschappelijke opdracht. De brede school zou een uitweg kunnen bieden voor dit dilemma: niet de school alleen krijgt een bredere opdracht, maar het samenwerkingsverband tussen school en buitenschoolse voorzieningen.
Kees Broekhof stelt in Basisschool Management (februari 2007) de vraag waarom bibliotheken wel als een vanzelfsprekende partner worden gezien voor het onderwijs, maar dat de inhoudelijke samenwerking vaak maar moeilijk tot stand komt, terwijl in meer dan de helft van de brede scholen de bibliotheek een actieve partner is. De oorzaak ligt deels bij de bibliotheek, deels bij het onderwijs. De meeste bibliotheken werken aanbodgericht en vinden het moeilijk om een dialoog met de school aan te gaan waarbij de behoefte van de school het uitgangspunt vormt. Aan de kant van het onderwijs zien we dat scholen zo gewend zijn aan de traditionele manier van samenwerken met de bibliotheek dat het eenvoudig niet bij ze opkomt dat het ook anders zou kunnen.
Broekhof bepleit een samenwerken tussen school en bibliotheek waarin de mediatheek in het brede schoolgebouw onder lestijd wordt gebruikt door de scholen en na schooltijd door de buurt. Wanneer de mediatheek zich vervlecht met de onderwijsfunctie wordt de schoolruimte als het ware uitgebreid met de ruimte van de mediatheek. Zo ontstaat een nieuwe werkomgeving voor school en buurt.
De opmars van de brede school lijkt onstuitbaar. Fundamenteel blijft de vraag of verbreding van de maatschappelijke functies van het onderwijs niet ten koste gaat van de primaire onderwijsfuncties. Ook is de vraag te stellen waar de opdracht van de ouders blijft als zo vele opvoedingstaken overgeheveld worden.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.